BIJVOEGSEL
ZATE
R
DAG
Een kat kost studiepunten
Willem Albert
Wagenaar
stopt als
rector
van de
Universiteit
Leiden
Vier jaar na zijn benoeming legt
rector magnificus Willem Albert
Wagenaar zijn functie neer. Zijn
voorgangers hielden hetzes tot
soms wel twaalf jaar vol aan het
hoofd van de Leidse universiteit.
Wagenaar heeft aan tweemaal
twee tropenjaren genoeg.
„Ik ben geen geboren
bestuurder, niet iemand die er
echt van geniet."Na de 'dies
natalis', de verjaardag van de
Universiteit Leiden op 8
februari, keert de
'geheugenprofessor' uit Zeist
terug naar het wetenschappelijk
onderzoek. En naar zijn
studenten, aan wie hij zijn
andere, vrolijke gezicht kan
laten zien. Want: Onderwijs is
theater.Laatste gesprek met de
zingende rector.
ZATERDAG 27 JANUARI 2001
530
Malle stemmetjes, plechtstatige
taal, fluitende tonen van een
draaiorgel of een met volle wan
gen aangeblazen storm op zee. In het schemer
duister van zijn theater-aan-huis geeft Willem Al-
bert Wagenaar zich helemaal aan de magie van
de toverlantaarn. De meestal zo ernstige geleerde,
met zijn kenmerkende vlinderdas en warrige grij
ze haardos, verandert achter zijn authentieke pro
jectoren in een bevlogen artiest. Nadat hij een
reeks 19de-eeuwse beeldverhalen heeft vertoond,
stapt hij zelf in het voetlicht om zijn publiek te
vermaken met een potpourri van operette, smart
lappen en vrolijke versjes, daarin meerstemmig
bijgestaan door dochter Elisabeth en schoonzoon
Jan Anne.
In de pauze gaat kleinzoon Toon op zoek naar
opa, die wars van alle drukte nog een tijdje ver
scholen blijft achter de twee koperen lantaarns.
Terwijl echtgenote Margreet de leden van het ge
nootschap van echtgenoten van hoogleraren - die
deze keer het publiek vormen - van koffie, brood
jes en witte wijn voorziet, sorteert. Wagenaar zijn
glasplaten. Hier, in zijn eigen theater, is de rector
magnificus van de Leidse universiteit in zijn ele
ment.
Waar komt die fascinatie voor de toverlantaarn
vandaan?
„Geen idee. Ik had op een gegeven moment zo
veel materiaal verzameld dat het niet leuk meer
was om er alleen in familiekring wat mee te doen.
In 1978 ben ik voorstellingen gaan geven. Toen
trok ik in de weekeinden met een lantaarn en een
koffer vol glasplaten door het land. Mijn vrouw
vond dat niet zo prettig want ze zag me bijna
nooit. Sinds 1994 hebben we dit theater aan huis,
waar we zo'n twee voorstellingen per maand ge
ven aan groepen van minimaal dertig personen.
De toverlantaarn is in 1659 uitgevonden door
Christiaan Huygens, naar wie ik mijn theater hebt
vernoemd. Tot ongeveer 1900 werden er opwin
dende en bloedstollende voorstellingen mee ge
geven. Sinds de komst van de film is dat afgelo
pen. Begrijpelijk, maar de film mist wel die bij
zondere, intieme sfeer. Die probeer ik tijdens
mijn voorstellingen weer te creëren."
U lijkt hier wel een ander mens. Weet u wel zeker
dat u het juiste vak hebt gekozen?
„Natuurlijk wel. Onderwijs is theater. Om iets
over te brengen, moet je zorgen dat je de aan
dacht vasthoudt, dat je je publiek blijft boeien.
Voor een wetenschapper is het onderzoek be
langrijk, maar je moet je altijd afvragen hoe je je
verhaal over het voetlicht brengt. In de college
zaal krijg je daar geen applaus voor, maar als tij
dens een tentamen blijkt dat de studenten het be
grijpen dan geeft dat voldoening, dan is dat je ap
plaus. Het is voor een docent ontzettend frustre
rend als blijkt dat de studenten het niet begrepen
hebben. Dat is net zoiets als een zaal die geen res
pons geeft. Dan moet je op je ruggenmerg ver
der."
Van lesgeven kwam weinig de afgelopen vier jaar.
Bent u blij dat uw jaren als rector er op zitten?
„Ik ben blij dat ik steeds een paar colleges ben
blijven geven. Ik denk dat een rector er veel aan
heeft als hij ook onderwijs geeft. Dat kijkje over de
toonbank is ontzettend belangrijk. Maar je stu
denten worden er niet veel wijzer van dat je be
stuurlijk bezig bent. Ik vind besturen zwaar werk.
Ik ben geen geboren bestuurder, niet iemand die
er van geniet. Maar niemand kan zeggen dat ik
mijn plicht niet heb gedaan.
Mijn twee voorgangers, Beenakker en Leertou
wer, hebben elk zes jaar gezeten. Al bij mijn aan
stelling heb ik echter gezegd dat ik graag elke
twee jaar opnieuw wilde bekijken of ik zou aan
blijven. Nu waren er twee redenen om te stoppen.
Ten eerste ben ik door de academie gevraagd
voor het NIAS Netherlands Institute for Advanced
Study in the Humanities and Social Studies). Het
is maar de vraag of ze me over twee jaar nog eens
zouden vragen. Ten tweede heb ik nu een gewel
dige opvolger. (Farmacoloog Douwe Breimer, al
25 jaar hoogleraar in Leiden en tevens vice-voor-
zitter van de Nederlandse organisatie voor We
tenschappelijk Onderzoek en bestuurslid van de
Koninklijke Nederlandse Akademie van Weten
schappen, OH). Hij stond ook op een tweesprong,
dus hij zou misschien over twee jaar weg zijn.
Ik ben bijna 60. Na een jaartje inwerken bij het
NIAS kan ik daar nog vier jaar voluit aan de slag.
Op dat instituut komen buitenlandse weten
schappers voor een periode onderzoek doen. De
buitenlanders die we uitnodigen moeten wel in
een programma passen, anders ben je alleen
maar een soort hotel. Je moet dus mensen heb
ben die weten wat er in Nederland gebeurt. De
rector van het NIAS, onze Leidse historicus Wes-
seling, heeft inzicht in de alfa-studies. Voor de
gamma-studies zijn professor Gierveld (hoogle
raar demografie aan de VU in Amsterdam, OH)
en ik gevraagd als permanent fellow in dienst te
treden. Dat kwam goed uit want in mijn eigen
sectie experimentele psychologie aan de faculteit
sociale wetenschappen ben ik intussen opge
volgd. Dat wilde ik ook, maar ik kan dus niet te-
rjig. Wel ga ik een dag in de week college geven."
Wat is het hoogtepunt van de afgelopen vier jaar
voor u?
„De resultaten die we hebben geboekt met ons
eerstejaars-studiesysteem, waarvan het bindend
studieadvies een onderdeel vormt. Dat is echt een
heel belangrijke en opmerkelijke stap. Andere
universiteiten zijn nog steeds bezig om dat voor
elkaar te krijgen. De reden waarom het in Leiden
is gelukt, is de unanieme steun van studenten en
staf voor dat project. Te merken dat die steun er
is, vind ik het hoogtepunt. Het leuke is natuurlijk
dat het positieve resultaten oplevert, zoals we die
onderwijskundig ook verwacht hadden."
U bedoelt dat er weinig studenten uitvallen?
„Het gaat om een paar dingen. De belangrijkste
reden om dit te doen is de wetenschap dat in ver
gelijking met het buitenland veel studenten in
Nederland afvallen. Punt één: dat is te veel. En
twee: degenen die echt moeten afvallen, die moet
je het liefst zo snel mogelijk op een ander traject
hebben, anders zitten ze hier op een onnozele
manier hun studiefinanciering op te maken en
wordt de tweede kans steeds lastiger.
Op beide punten zijn we geslaagd. Het aantal
mensen dat in één keer zijn propedeuse haalt is
aanzienlijk toegenomen: voordat we drie jaar ge
leden begonnen was dat 27 procent, nu 40 pro
cent. Bovendien hebben veel studenten die aan
het eind van het eerste jaar hun propedeuse niet
halen, gemiddeld wel meer studiepunten.
Het aantal mensen dat zich voor 1 februari uit
schrijft - dat is een heel belangrijk moment want
dan rekent de minister de studiefinanciering niet
zo streng met ze af - is toegenomen. En het aantal
dat stug doorgaat en aan het eind van het jaar
toch afgewezen wordt, is gehalveerd. Kijk, de ech-
te rampgevallen zijn natuurlijk de mensen die het
hele jaar denken 'dit wil ik wel, ik blijf hier" en die
alle inhaalmogelijkheden gedurende het jaar ge
bruiken en het dan toch niet halen en die dan
echt weggestuurd worden. Dat waren er 150 de
eerste keer en dat zijn er nu nog maar 80. Dat wil
zeggen dat ze dus veel eerder hun punten bin
nenhalen of veel eerder besloten hebben dat ze
zich beter op een andere studie kunnen richten.
Globaal is het in Nederland zo dat ongeveer 60
procent van de mensen die aan een studie begin
nen ooit zijn doctoraal haalt. Het is ondenkbaar
dat we door onderwijskundige maatregelen dat
tot 100 procent kunnen optrekken. Maar als je
van 60 naar 80 kunt gaan dan heb je de helft van
de problemen opgelost. En 80 procent moet er
gewoon inzitten."
Het bindend studieadvies eist van eerstejaars dat
ze tenminste de helft van het aantal mogelijke stu
diepunten halen. Leiden is daar (nog) uniek in.
Heeft dat gevolgen voor het aantal inschrijvingen?
„Een flink deel van de mensen heeft eigenlijk
geen idee wat een academische opleiding is en
ziet er ook helemaal geen probleem in. Veel aan
komende studenten zeggen: 'Op school moest ik
veel meer dan de helft halen'. Die weten nog niet
dat het hier veel harder gaat, dat wij zo'n pil van
een boek niet in twee jaar behandelen maar in zes
weken en dat er verdomd hard gewerkt moet
worden. Als je daar niet zo'n zin in hebt, dan gaat
dat dus mis, maar dat weten ze nog niet. Het is
dus niet aannemelijk dat mensen zich laten af
schrikken door dat bindend studieadvies.
We hebben wel het effect gezien - en dat was
voor mij onverwacht - dat een aantal mensen
zo'n stok achter de deur wel goed vindt. De toe
stroom van dat type studenten vind ik niet ver
keerd. Ik heb liever mensen die zichzelf een beet
je kennen en zichzelf nu en dan ook een beetje
wantrouwen, dan mensen die mateloos optimis
tisch zijn en dan zichzelf soms een beetje teleur
stellen."
Staat dat niet haaks op uw herhaalde pleidooi om
lid te worden van een studentenvereniging? Dat
leidt toch af van de studie?
„De vraag is waardoor studenten worden afge
leid. Dat zou nog een aardig sociaal-wetenschap
pelijk onderzoek zijn. Als ik mijn eigen lijstje mag
geven, dan is daar om te beginnen alles wat te
maken heeft met televisie en dat soort afleidingen
in huis. Waarbij ik ook het huisdier reken. Als ik
ouders iets mag aanraden dan is het: Stuur je kin
deren vooral naar Leiden om hier te gaan wonen
en studeren, maar geef ze geen poes of witte mui
zen of hamsters mee. Dat kost studiepunten.
Bij een vereniging ontmoet je andere mensen
en die hebben het ook over studeren, niet alleen
maar over zuipen. Daar tref je dus ook de mensen
die de volgende ochtend wel naar een studieplek
gaan om daar te studeren. Daar tref je mensen die
als rolmodel kunnen fungeren omdat ze net een
tentamen hebben gehaald wat jij nog niet hebt
gehaald. De statistiek laat zien dat leden van een
vereniging beter studeren dan anderen die niet
georganiseerd zijn. Dat effect is te danken aan het
feit dat die vereniging wel degelijk een integre
rend onderdeel van het studeren is, dat aanzet tot
studeren, ondanks het feit dat je aan die vereni
ging wel tijd besteedt.
Maar kijk, de gedachte van een studie is hele
maal niet dat je er zestien uur per dag aan moet
besteden. Een student die dat nodig heeft, die
heeft verkeerd gekozen, die heeft het niet in zich.
Wij weten heel goed dat een opleiding van zeer
goeden huize moet komen wil deze meer dan
1300 studieuur per jaar uit een student persen.
Verspreid over veertig werkwel$en van vijf werk
dagen per week ben je er dus al met ongeveer zes
uur per dag. Er moet dus ruimschoots de tijd zijn
voor verenigingsactiviteiten. En kan dat een kader
voor studeren bieden, dan is dat meegenomen.
Televisie doet dat niet."
Toch wordt er massaal gekeken door studenten. Al
die soaps en Big Brother...
„Ja, ik heb liever dat ze gaan roeien, waarbij ze
andere studenten ontmoeten, dan dat ze naar die
soaps kijken. Daarom zeg ik: 'Word nou lid van
een vereniging'. Want ik ben bang dat als ze dat
niet doen, ze dezelfde tijd besteden aan iets wat
helemaal niet nuttig is voor de studie, zoals televi
sie kijken."
Voor welke vereniging zou u kiezen?
„Daar zal ik nooit antwoord op geven. Alle vereni
gingen zijn ons natuurlijk even lief. Wij zijn ge
baat bij diversiteit want dan is er voor iedere stu
dent iets te vinden. Ik kan wel zeggen, maar dat is
bekend, dat ik zelf veel tijd besteed aan muziek en
toneel en ook nog aan sport. Het is ook bekend
dat ik geheelonthouder ben en me niet geweldig
aangetrokken voel tot de context waarin het con
sumeren van alcohol een dominerende factor is.
Maar daarmee heb ik nog steeds geen namen ge
noemd."
Ik had overigens verwacht dat u Mandela zou
noemen als hoogtepunt, ofGerrit Komrij.
„Ja, dat zijn ook geweldige momenten natuurlijk,
maar... dat zijn geen doelen die je jezelf stelt als je
aan zo'n lastige taak begint. En het leukste van
het werk is toch dat je kunt zeggen dat je een paar
doelen hebt kunnen realiseren en kunt zeggen:
'Daar ben ik het meest tevreden over'. Mandela
en Komrij zijn zelf de mensen die wat gepresteerd
hebben, daarom kregen ze een eredoctoraat. Het
was wel mooi om erbij te zijn. Ik mocht naast de
koningin op de eerste rang zitten en dat is gewel
dig. Maar het zou een beetje wonderlijk zijn als ik
zou zeggen: 'Weet je wat ik voor Leiden heb ge
daan? Ik heb Mandela een eredoctoraat gegeven.'
Dat had iedere rector kunnen doen, daar wil ik
mijn gewicht niet aan ondenen."
U bouwde, voordat u rector werd, een reputatie op
als getuige-deskundige in geruchtmakende recht
zaken. Mede op basis van uw verklaringen over
het geheugen werd John Demjanjuk in Israël vrij
gesproken van de beschuldiging dat hij De Beul
van Treblinka was en liep de Eper incestaffaire uit
op een fiasco voor het openbaar ministerie. Hoe
kijkt u daarop terug?
„Dat waren belangrijke zaken, omdat ze publiek
trokken. Maar voor mij waren ze niet zo interes
sant omdat ik niet op de toppen van mijn kunnen
hoefde te presteren. Er werden geen nieuwe in
zichten gevraagd. Iedere student van mij had de
zelfde getuigenissen kunnen afleggen. Veel boei
ender voor mij is bijvoorbeeld een zaak bij het
Joegoslavië-tribunaal waarbij een getuigeverkla-
ring was opgelegd op basis van een foto line-up.
Is dat nou eerlijk? Kijk, als je een Joegoslaaf tus
sen elf Mozambikanen zet, dan weet je dat het
makkelijk is om die ene te herkennen. Maar hoe
zit het als je een Serviër tussen elf Kroaten op
stelt? Die line-up was hier in Nederland gemaakt,
maar niemand wist of het een goede opstelling
was. dat geldt ook voor de rechters. Dan moet je
dus naar Joegoslavië om daar aan mensen te vra
gen wie ze herkennen en waarom. Daaruit bleek
dat het inderdaad niet zo n goede line-up was,
maar dat haalt de krant helaas niet. Jammer, want
ik vind dat heel wat interessanter dan zo'n per
manente leugenaarster als Jolanda uit Epe."
Wat is er zo spannend aan het geheugen dat u zich
daarmee blijft bezighouden?
„Iedere psycholoog houdt zich vroeg of laat met
het geheugen bezig. Ik heb gewoon te weinig fan
tasie, waardoor ik er in ben blijven hangen. In het
geheugenonderzoek komen de belangrijkste vra
gen van de psychologie aan de orde. Omdat het
een klassiek onderwerp is, kun je er ook altijd
mee verder. Op andere terreinen heb je soms wel
leuke vragen, maar als je die niet kunt onderzoe
ken omdat je niet zou weten hoe, dan schiet je
niet op. Met het geheugen kwam ik in een ge
spreid bedje. Er is de laatste jaren echt vooruit
gang geboekt.
Een van de meest bestudeerde geheugens is het
mijne. Er is niemand die zoveel over zijn eigen
geheugen heeft geschreven als ik. Ik ben overwe
gend wel tevreden over mijn geheugen. Kijk. je
kunt niet alles onthouden, dat is helemaal niet
functioneel. Dan krijg je een soort bibliotheek
waarin teveel staat op nog iets op te zoeken. Je
moet vooral onthouden wat je nodig hebt. Naar
mate ik ouder word, vergeet ik natuurlijk steeds
meer. Maar ik kan nog steeds een liedje uit mijn
hoofd zingen."
Het Christiaan Huygens Theater van de familie
Wagenaar is te boeken via tel: 030 - 69 13 772 of
fax: 030 - 69 33 402.
0NN0 HAVERMANS