'Als er een hemel is,
wil ik er wel in komen'
r
Gerrit Braks blijft werken
ZATERDAG 20 JANUARI 2001
Dioxinekippen en
BSE-koeien, hij eet er
geen hap minder om.
„Nog nooit was de
voedselveiligheid zo
groot.Gerrit Braks
(67) gelooft in de
suprematie van de
mens over het dier.
Gesprek met de
boerenzoon, oud-
minister van
landbouw, oud-KRO-
voorzitter en voorzitter
van de CDA-fractie in
de Eerste Kamer. Over
boeren, eten en een
groot verlies. „Alles is
wat minder relevant.
Mijn besluit had ook met dierenwelzijn te ma
ken, maar ik vind dat de mens het recht heeft om
over dieren te beschikken. De mens is nu eenmaal
ontwikkeld om een groot deel van de natuur naar
zijn hand te zetten. Met een gedragspatroon van
ethische en morele normen en waarden heeft hij
natuurlijk ook de verantwoordelijkheid voor de
schepping. Alle vormen van aantasting van het we
zen van dieren storen me, maar waar ligt de grens?
Die verschuift toch steeds? De eerste wet tegen
dierenmishandeling in Nederland werd gemoti
veerd met: een mens kan dat ethisch niet verdra
gen. Er werd helemaal niet vanuit het dier gedacht.
Wat dat betreft is er nu een grote sprong voor
waarts gemaakt.
Ik weet niet of dieren het hier nu slechter heb
ben. Vroeger stond een koe de hele winter aan een
touw aan een paal in een tochtige stal. Nu worden
ze veel beter behandeld. Ze lijden geen kou, krijgen
hun natje en droogje. De vraag is of je wilt toestaan
dat ze met zoveel bij elkaar staan."
Hij haalt bezoeken aan kolchozen in OostEuro-
pese landen aan, „waar stieren onder permanente
bewaking van stroom, vlak boven hun horens,
stonden. What about animal welfare?, vroeg ik
dan. Hoe ik ook probeerde, het lukte me niet om
mijn gesprekspartners duidelijk te maken wat ik
bedoelde."
Ommezwaai
Veel dieren in Nederland leven erg kort. „Dat komt
omdat iedereen elke dag een vers stukje vlees wil.
De consument bepaalt. Dat is waar het tegenwoor
dig om draait. Consumptie, consumptie. Tien jaar
geleden kende Nederland nog een aanbodecono
mie. Nu heeft iedereen, tot de jeugd aan toe, een
eigen inkomen en stelt eisen. De markt én de sa
menleving zijn gekanteld. We worden zó gedreven
door economische motieven. Ik moet denken aan
wat mijn vader zei toen mijn broers en ik voorstel
den om op de boerderij weer eens wat nieuws te
ondernemen: "Wij hoeven niet alles te hebben. Er
moet ook wat voor een ander overblijven'.
Zoals in alle sectoren heeft ook in de landbouw
efficiëntie altijd hoog in het vaandel gestaan. Tien,
vijftien jaar geleden moest alles gerecycled wor
den. Het verwerken van dierlijke resten in veevoer
werd dan ook hogelijk gewaardeerd. Dierlijk eiwit
is een hoogwaardige voedselcomponent. Ik voel
me geroepen me te verweren tegen beschuldigin
gen dat het altijd de boeren zijn die slechte dingen
doen. In Engeland is BSE waarschijnlijk via dier
meel verspreid. Maar wij hebben hier in Nederland
veel strengere regels geformuleerd. Meer dan tien
jaar lang heeft de Nederlandse aanpak internatio
naal als model gegolden. En ik kan alleen maar
zeggen: er zijn hier heel wat hoogwaardigheidsbe
kleders langs geweest om dat model te zien."
Het voeren van dieren aan andere dieren, die
van nature geen carnivoor zijn, vindt hij geen re
den voor verontwaardiging. „Recyclen moest. Dit
is efficiënt. En de verontwaardiging is selectief. De
mens is inconsequent. Ik bedoel: eerst moesten
ook alle waterwegen recht en nu moeten er weer
bochten en meanders in."
Wat onverlet laat dat voor Braks volksgezond
heid boven alles gaat. „Brinkhorst had dat week
einde niet moeten wachten toen er berichten kwa
men over mogelijk besmet Frans vlees. Hij had dat
vlees onmiddellijk apart moeten laten hangen, tot
men absoluut duidelijk had kunnen maken dat er
niks aan de hand was.
De consumenten zijn terecht bezorgd over het
verschijnsel BSE. Het tot spons worden van je her
senen, want dat gebeurt als je de ziekte van Creutz-
feldt-Jakob krijgt, is natuurlijk vreselijk. De reactie
van het publiek is, door de aard van het verschijn
sel en omdat men nog niet weet wat de oorzaak en
het gevolg is, des te emotioneler. En maatschappe
lijke en politieke emoties zijn een realiteit waar je
naar moet handelen. Er moet zo veel mogelijk geld
en tijd beschikbaar worden gesteld voor onder
zoek.
Ik ben het wel met Brinkhorst eens dat onze
voedselveiligheid nog nooit zo groot is geweest.
Salmonella of andere voedselvergiftiging kwam
vroeger ook wel voor. Het verschil is alleen dat dat
dan beperkt bleef tot de regio. Wat je at, was van
een dier uit de buurt en als er een ziek was ge
weest, was dat dier gemakkelijk te herleiden. Nu
kun je niet meer elk individueel dier kennen. En
kan een besmetting ook door de toelevering van
grondstoffen worden overgedragen."
Zelf eet hij geen hap minder vanwege de dioxi
nekippen of de BSE-koeien. „Al kijk ik intuïtief
toch anders tegen rundvlees aan. Het is voor het
eerst in de geschiedenis dat vlees niet wordt aan
geprezen als 'goed voor je gezondheid'. Gelukkig is
er in Nederland nog geen enkele relatie aange
toond. Ik heb ook geen ander eetpatroon dan nor
maal. Toch heb ik als ik naar mijn kleinkind van
één jaar kijk, de gedachte: als ouder zou ik willen
weten waar alles vandaan komt. Voor die generatie
vind ik het belangrijk. Voor mezelf, ach, ik ben al
aardig op leeftijd."
Leeftijd is voor Gerrit Braks geen norm om met
werken te stoppen. „Ik ga door zolang ik fit ben. Ik
ga niet achter de geraniums zitten." Hij verdeelt
zijn tijd tussen het werk in de senaat, zakelijke acti
viteiten en een aantal functies 'voor de eer' en 'pro
deo'. Want: „Als er een hemel is, wil ik er wel in ko
men."
SIMONE VAN DRIEL
errit Braks heeft het platteland nooit
I echt verlaten. Geboren in Odiliapeel,
woonachtig in Sint Michielsgestel.
Aan een verhuizing naar Den Haag heeft hij nooit
gedacht. „Ik ken heel wat mensen die daar hebben
zitten verpieteren, er aan kapot zijn gegaan." Dat
zijn plan om als jonge boer naar Nieuw-Zeeland te
verhuizen nooit doorging, spijt hem niet in het
minst.
Emigreren was begin jaren vijftig voor veel jonge
boeren, die geen zicht hadden op een eigen be
drijf, vrijwel het enige alternatief voor een bestaan
als arbeider in de regionale industrie. Twee broers
- Braks is de derde in een rij van elf kinderen -
maakten wél de oversteek. „Mijn ouders hadden
het daar moeilijk mee. Maar ja, er waren toen niet
meer mogelijkheden. En ze waren beslist geen uit
zondering. Ik heb als beeld van de emigratiegolf al
tijd Mariahout, waar een kwart van de bevolking
vertrok. Dat was geen emigratie, het was bijna een
volksverhuizing.
Boeren die nu emigreren, emigreren niet. „Die
verhuizen. Die gaan eerst eens kijken, gaan er dan
met het grote geld naar toe en kopen een bestaand
bedrijf. Destijds hadden de emigranten het slech
ter dan gastarbeiders. Ze werden op een boot ge
propt en gingen na aankomst in kampen."
Goede herinneringen
De man die geen boer werd maar landbouwkundig
ingenieur, Brussels diplomaat, CDA-minister in
vier kabinetten, KRO-voorzitter en voorzitter van
de Eerste-Kamerfractie van het CDA, heeft louter
goede herinneringen aan zijn jeugd op de boerde
rij in Odiliapeel.
„Ik heb er vaak over nagedacht: er is niks in mijn
geheugen dat negatief is. Ik verbaas me er nog
steeds over hoe vanzelfsprekend alles was. De
boerderij was klein, en niet eens de kleinste in de
buurt. Elf kinderen, twaalf plaatsen aan tafel. De
dertiende moest maar ergens een plaatsje zoeken,
aan de naaimachinetafel of zo." De krant, Het
Huisgezin, werd gebroederlijk en gezusterlijk én
gretig gelezen. „Allemaal een pagina en rouleren."
Braks heeft een melkdiploma. Slachten kan hij
niet. Moest op de ouderlijke boerderij een varken
'aan de kant gemaakt worden', dan werd de huis
slachter besteld. „Een bijzondere gebeurtenis als
die langskwam. Je wist dat sommige dingen al snel
konden worden geproefd. Ik geloof dat hoofdkaas
en zult als eerste voor consumptie in aanmerking
kwamen. De rest werd gerookt en gepekeld.
We kenden op de boerderij de koeien met naam
en toenaam. Vooral mijn moeder, die wist ook van
alle dieren de stamboom. Let wel, men ging vroe
ger niet lichtvaardig met dieren om. Je moet in de
landbouw nu eenmaal veel toewijding hebben, ze
ker met dieren. Persoonlijke inzet, een zekere ge
passioneerdheid. Daarom loopt industriële land
bouwproductie altijd vast. Daarom protesteerde ik
in 1969 in Brussel aan de kant van de boeren tegen
het fameuze plan voor die industrialisering van
Mansholt (de toenmalige Europese commissaris
van landbouw). Op het bordje dat ik ophield,
stond: Mansholt, patroon van de margarineprodu
centen.
Vermoeid
Gerrit Braks oogt moe, is moe. Tot laat in de nacht
doorgewerkt aan het Van Beverforde-betoog dat hij
in Zwolle zal houden. Hij zal het hebben over de
sterke kanten van de landbouw in Nederland
('Kennis en saamhorigheid') en betogen dat die,
tenzij er iets heel anders in de definitieve vijfde no
ta ruimtelijke ordening komt te staan, een restpost
dreigt te worden. „Er is een visie op water, op ver
keer, op natuur en op recreatie, maar de landbouw
wordt in een recente notitie van het ministerie op
één hoop gegooid met 'voedsel en groen'."
De vermoeidheid is gemengd met emoties. Het
huis in Sint Michielsgestel is groot, prachtig en
leeg. De dag van het gesprek is een zwarte bladzij.
Het is een jaar geleden dat zijn vrouw last kreeg
van vermoeidheid. Zeven weken later overleed zij.
Sindsdien is 'alles wat minder relevant'.
„Nu pas kom ik erachter hoezeer wij alles samen
gedeeld hebben. Je vecht tegen je eenzaamheid, en
wilt tegelijkertijd alleen gelaten worden. Zo zit dat
in elkaar. Ik ga nog niet naar alle recepties. Verder
gedraag ik me niet naar hoe ik me voel. Een maand
na het overlijden van mijn vrouw was ik alweer
volop aan het werk. Mijn vrouw en ik hadden be
sloten dat wij samen welgevallig zouden terugkij
ken en van onze zegeningen zouden gaan genie
ten. Ons laatste tuinfeest, voordat zij ziek werd,
stond ook in het tellen van onze zegeningen. Dót
zouden wij gaan doen."
Hoewel hij zijn carrière graag had afgesloten met
een internationale functie, is Braks achteraf soms
ook wel blij dat het niks is geworden met, onder
meer, zijn kandidatuur voor de functie van alge
meen directeur van de Wereldvoedselorganisatie
(FAO), of een Europees commissariaat. „Ik heb
daarmee een beetje pech gehad. Maar daar ben ik
ook wel dankbaar voor. Want zo'n baan had ook
veel afbreuk gedaan aan het familieleven dat wij
nu hebben kunnen leiden."
De voorbereidingen op zijn betoog in Zwolle
hebben hem 'de feiten' weer helder voor de geest
gebracht. „De ministers na mij zijn bezig met het
uitvoeren van beleid dat in de jaren tachtig in gang
is gezet", zegt hij bijna vergenoegd. Gevraagd naar
zijn mening over Laurens Jan Brinkhorst en de an
deren die na zijn aftreden in 1990 het ministerie
van landbouw bestierden, antwoordt hij met een
Gerrit Braks: „Ik ga door zolang ik fit ben. Ik ga niet achter de geraniums zitten."
FOTO GPD ROLAND DE BRUIN
grapje: „Ik ben tien jaar minister geweest en nu
zijn ze, in een kortere periode, al aan de vierde mi
nister toe. Ik heb in ieder geval een verhaal kunnen
vertellen.
Als minister heb ik de verdere groei van de in
tensieve veehouderij stilgezet. Het mestprobleem
was enorm. De boeren waren ontzettend boos, an
deren ging het niet ver genoeg. Je had het in één
keer stil moeten leggen, zeiden ze. Maar", zegt
Braks terwijl hij op tafel slaat, „ik leef niet in een
dictatuur. Ik ben een absolute aanhanger van het
rechtssysteem, en door juridische perikelen kon
het gewoon niet sneller. Want er bleek aan uitbrei
ding nog gigantisch veel in de pijplijn te zitten.
Vergis je niet: de varkenshouderij was enorm lu
cratief. met een vleesprijs van boven de vier gulden
per kilo. Maar vanaf 1986 is er geen varken meer
bijgekomen.