ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
Het dilemma van de De beste remedie:
ambulancebemanning 'Praten en nog eens praten'
ZATERDAG 13 JANUARI 2001
dsch Dagblad
Bij een ramp iedereen meteen helpen, dat kan gewoon niet' Brandweer doet meer dan blussen
Vis verpleegkundige Marcel Boonstra de deur van
café De Molen in Volendam open trekt, kijkt hij
hen recht in de verbrande gezichten. Tientallen
e slachtoffers, gevlucht uit het nabijgelegen 't Hemeltje.
maal hebben ze dezelfde wanhopige, vragende blik in
agen: 'Neem mij mee!' Uiteindelijk haalt Boonstra er
uit. Op goed geluk bijna, want zo'n beetje iederèen is
ren slecht aan toe. Met grote moeite laat de GGD-mede-
cer de andere slachtoffers achter,
let voelt alsof je de boel in de steek laat. Je wilt iedereen
een helpen, maar dat kan gewoon niet", verwoordt
cel Boonstra het dilemma waarmee ambulancebeman-
;en tijdens calamiteiten te maken krijgen. „Daarom
t je ook vreselijk sterk in je schoenen staan. Want bij
>en zoals die in Volendam, waar zoveel ernstig gewon-
achtoffers zijn, heb je het eigenlijk over een oorlogssi-
ie", legt chauffeur Ruud Bonke uit. En net als in oorlo-
wordt er bij calamiteiten verloren. Door slachtoffers,
r niet in de laatste plaats ook door hulpverleners. Mar-
Ruud, hun collega's Benno Veugen, Ria Eken en hoofd
ulancedienst Haarlem Cor Koemeester weten daar alles
:hteloos' is het woord dat bij de Haarlemse ambulance
men - te hulp geroepen in Volendam - naar boven komt
neer ze de emotie omschrijven die een ramp bij hen
lept. Het is een gevoel dat voortkomt uit de tegenstrij-
eid in hun werk tijdens dit soort grote incidenten. Van-
ïun professionele verantwoordelijkheid, willen de am-
ncebemanningen niets anders dan zo snel mogelijk zo
mogelijk mensen eerste hulp bieden. Wanneer echter
reen dit gevoel volgt, ontbreekt coördinatie en volgt
is. Die kost op zijn beurt alleen maar levens,
tarom bestaat bij incidenten met vele slachtoffers een
iaal systeem: de triage. Daarbij werkt de bemanning
de eerst aankomende ambulance als coördinator. De
leegkundige maakt op basis van letsel een selectie van
toe snel moet worden geholpen. Het werk is essentieel,
r tegelijk frustrerend. Terwijl ze selecteren, helpen de
verleners gevoelsmatig helemaal niemand. „Je staat
je gevoel alleen maar te wachten op je collega's", zegt
iffeur Benno Veugen.
it vaak hevig geëmotioneerde slachtoffers, hun familie-
i en andere omstanders hen hierop aanspreken, ver-
t die emotie alleen maar. De druk van buiténaf is soms
root dat ambulancemensen uiteindelijk zwichten en
e hulp gaan verlenen terwijl dit volgens het protocol
moet. In Volendam gebeurde dit ook. Onder grote druk
omstanders probeerde een van de eerst arriverende
eegkundigen een stervend meisje te reanimeren terwijl
ch eigenlijk met triage hoorde bezig te houden.
je het ook wendt of keert, 'ergens' houden de hulpver-
s aan een ramp altijd een slecht gevoel over. Zijn het
de gruwelijke beelden die ze hebben moeten zien, dan
gt wel de twijfel over het eigen functioneren. Die twijfel
ïardnekkig zijn. „Na het mistongeval op de A9 (24 ja-
1997, drie doden, 44 gewonden, red.) heb ik me een
fgevraagd of mijn collega en ik het wel goed hebben
an", zegt chauffeur Veugen. „Ik ben daar echt beroerd
jeweest. Pas na een jaar sloeg de balans naar de goede
door. Toen kon ik voor mezelf zeggen dat ik daar bij
beeld door triage en de brandweer de weg te wijzen
een bekneld slachtoffer, iets goeds heb gedaan."
Om langdurige psychische problemen tegen te gaan, zoe
ken collega's vooral steun bij elkaar. Essentieel in hun ver
werkingsproces zijn de rustmomenten aan de koffietafel. De
grote tafel middenin de kantine aan de Zijlweg is de plek
waar ze aan elkaar hun verhalen kwijt kunnen. „Na Volen
dam ging het een week lang nergens anders over", vertelt
verpleegkundige Marcel Boonstra. „Direct nadat we terug
kwamen, waren we te moe en kapot om te praten over wat
we hadden meegemaakt. Ik wilde alleen nog maar mijn bed
in. Maar wanneer je er daarna een paar nachten slecht van
slaapt - zoals ik - is het belangrijk om te praten", zegt chauf
feur Ruud Bonke.
Praten over dit soort emoties is iets waarop vroeger een ta
boe rustte. Overigens vinden verpleegkundigen en chauf
feurs het nog steeds niet makkelijk hun ziel en zaligheid op
tafel te leggen. „We hebben toch het gevoel van: wij kunnen
en weten alles om mensen te redden. Wij moeten er tegen
kunnen", omschrijft Marcel het gevoel dat zijn collega's
goed herkennen. „Daarom moest je vroeger vooral niet te
lang doorzeuren over iets dat je had meegemaakt. Na een
tijdje zeiden ze dan: 'Nou weten we het wel. Jij nog koffie?'
Het is goed dat daarin een omslag is gekomen."
Die verandering heeft ook te maken met de manier waar
op de leiding van de dienst tegen verwerking is gaan aankij
ken. Het hoofd van de ambulancedienst, Cor Koemeester,
noemt het mistongeval op de A9 als omslagpunt. „Voor die
tijd waren er drie mensen die een speciale cursus voor be-
drijfsopvang hadden gevolgd, maar die werden altijd een
beetje meewarig aangekeken. Na het mistongeluk is dat ver
anderd. Niet alleen door de twijfel aan het eigen functione
ren. Ook omdat collega's daar echt doodsangsten hebben
uitgestaan. Bijvoorbeeld omdat ze in benzinedampen aan
het werk waren, terwijl de brandweer met een vonken trek
kende slijpschijf de middengeleider stond door te zagen."
De bedrijfshulpverlening gaat uit van elkaar helpen. Het op-
vangteam bestaat uit kaderleden van de ambulancedienst.
Koemeester maakt deel uit van die ploeg. Na de assistentie
in Volendam zocht hij snel contact met zijn medewerkers,
die hij blijft volgen in hun verwerkingsproces. Mocht de
steun van de bedrijfshulpverlening onvoldoende doorwer
ken, dan kunnen de personeelsleden zich wenden tot pro
fessionele hulpverleners, 'maar dat komt niet veel voor',
zegt Koemeester.
Ondanks de verbeterde opvang blijft het werk op de am
bulance geestelijk een zware belasting. Rampen zijn daarbij
de grote druppels in een emmer vol emoties die langzaam
volstroomt. Marcel, Ruud, Benno en Ria hebben hun erva
ring tot heden goed kunnen verwerken, maar maken zich
geen illusies over garantie voor de toekomst. Hoewel ze, op
laatstgenoemde na, allemaal twintig jaar of langer op de zie
kenwagen zitten, durven ze niet met zekerheid zeggen of ze
het tot hun pensioen volhouden.
Chauffeur Ruud: „Je moet dat emmertje met emoties re
gelmatig kunnen legen. Dat lukt mij tot nu toe goed. Toch
durf ik niet te stellen dat het nooit zal overlopen. Er kan op
een dag iets gebeuren waardoor je het plotseling niet meer
aankan. Dat hoeft niet eens iets heel ergs te zijn. Voor een
deel stop je wat je meemaakt in schuiflaatjes en die kunnen
soms na een lange tijd plotseling open gaan
OLOF VAN JOOLEN
Op hun ziel rust ondertussen een
flinke laag eelt, maar soms gelo
ven ze hun eigen ogen niet bij
het zien van menselijk leed. En heus, hoofd
brandwacht Jacques Dubbeld en Jan Hulse
bosch, bevelvoerder bij het korps Haarlem
mermeer, zijn onderhand toch wel het een en
ander gewend. Dubbeld bijvoorbeeld maakte
deel uit van de ploeg die werd ingeschakeld bij
de Bijlmerramp op 4 oktober 1992. Ze rukten
anderhalve maand later uit na de melding dat
de intercity Amsterdam-Vlissingen zich niet
meer tussen de rails bevond, een meter of 200
voorbij station Hoofddorp. En in mei vorig jaar
gingen ze 'ter plaatse' in de bijna compleet
door vuurwerk weggevaagde wijk Roombeek
in Enschede.
De Bijlmerramp deed Dubbeld verhoudings
gewijs het minst. De slachtoffers waren reeds
geborgen, toen hij zich op 6 oktober als lid van
het bijstandverlenende Haarlemmermeerse
korps meldde op de puinhopen van Groene-
veen en Kruitberg. „Het zal voor een buiten
staander vreemd klinken, maar in principe
was alles al gebeurd. Wij waren daar om vlieg
tuigonderdelen en ook mensenrestjes op te
ruimen. Verder was het niet echt tastbaar meer
voor ons. Alleen de nasleep. Dat wil zeggen: je
kreeg van die verhalen over verarmd uranium,
dat in dat vrachtvliegtuig had gezeten. Ik heb
me nadien dikwijls afgevraagd of het wel snor
zat met mezelf. Ik moet, als de meeste van
mijn collega's, nog worden gekeurd. Dat gaat
dit jaar gebeuren. Maar zien wat daaruit
komt."
Nergens werd Jan Hulsebosch door zo'n on
wezenlijk gevoel bekropen als in mei, toen hij
bijstand moest verlenen in de ontplofte wijk
Roombeek in Enschede. „Dat zag er heel lugu
ber uit. Het leek wel een spookstad. Uit de
puinhopen kringelde rook omhoog. Ik trof een
driewielertje van een kind aan. En daarnaast
lag een beertje. Ik liep door een tuin. En ik zag
met koffie gevulde kopjes staan. En op de
schoteljtes lagen nog koekjes. Voor de rest: al
les weg."
De heren spreken van een mooi en tegelijk
hard beroep. Maar wie denkt dat deze brand
wachten van het korps Haarlemmermeer da
gelijks bezig zijn met de verwezenlijking van
een jongensdroom, moet vooral bedenken dat
hun takenpakket het beroepsrisico draagt van
confrontaties met voorvallen, die naderhand
bij menigeen nog langdurig in nachtmerrie
achtige flashbacks door het hoofd kunnen
spoken. Zowel Dubbeld als Hulsebosch zegt
daar nochtans geen last van te hebben. „Ik
heb er in elk geval nooit wakker van gelegen",
vertelt Dubbeld. „Wel kwamen lange tijd na
het treinongeluk alle belevenissen nog bij me
boven, zodra ik die rampplek bij het station
passeerde."
Het leven gaat door. Hoe clichématig dit ge
zegde ook, het waarheidsgehalte ervan is er
niet minder om. De routine van het beroep
kan lang niet altijd dienen als filter van zich
opdringende emoties. „Er wordt soms licht
vaardig tegen het werk van de brandweer aan
gekeken", vindt Jacques Dubbeld, hoofd
brandwacht bij het korps Haarlemmermeer.
..Maar behalve brandje blussen, moeten we
ook alle in nood verkerende mensen helpen.
En ook zij, die helaas al bijna geen mens meer
zijn. Je kunt wel zeggen dat wij ook lijkenop
ruimers zijn. Het klinkt misschien als de uit
komst van een lugubere optelsom, maar ik ben
in dit beroep al gestuit op elf totaal verkoolde
mensen. Een naar gezicht hoor, neem dat
maar aan. Er zijn aspiranten geweest die na
verloop van tijd tot de conclusie moesten ko
men dat dit toch niet hun werk was."
De treinramp van Hoofddorp, die vijf levens
eiste, is ondertussen al aardig in de tijd vergle
den. Maar typerend genoeg weet Jacques Dub
beld alsof het gisteren was, dag, tijdstip van
melding en datum nog. „Het was op een
maandagmorgen, even voor zevenen. Op 30
november 1992. Jan was al bezig met de
zwaargewonden, toen ik bij het spoor aan
kwam. Ik heb de meeste doden geruimd. In to
taal waren het er vijf.'
De 37-jarige Jan Hulsebosch zag na het
alarm als een van de eersten de ravage nabij
het station. Hij nam de schade op, en had het
gevoel dat het allemaal wel meeviel. „Er lag
een wagon op z'n kant. Met een collega klom
ik via de achterkant het treinstel in. Het licht
schijnsel van onze zaklantaarns bood ons uit
zicht op wat er werkelijk aan de hand was. Ik
dacht: dit zal toch niet waér zijn...?! Maar het
was maar al te waar. Je gaat zo'n trein in, ruimt
al wat in de weg ligt op om je een weg te ba
nen. Dat gaat automatisch, zo gericht en gefo
cust ben je op datgene wat je moet doen. Je
gunt je niet eens de tijd te schrikken. Ik zag
mensen die al overleden waren. Heel sneu,
maar daar sloeg ik verder geen acht meer op.
Wel op de mensen diee zwaar bekneld zaten.
We zijn uren mee bezig geweest om ze te be
vrijden. Ik hoorde passagiers het uitschreeu
wen van de pijn, dat ging door merg en been.
Ik herinner me een vrouw, die naar buiten was
geslagen. Het hele treincompartiment lag op
haar arm. Geestelijk waren wij er helemaal op
gericht die mevrouw te bevrijden. Gelukkig
heb ik geen moment gedacht: dit is zo luguber,
dit kan ik niet meer aan. Uiteindelijk, met zwa
re hefkussens, zwaar materieel, is die me
vrouw losgekomen. Haar arm moest wel ge
amputeerd. Naderhand, als je klaar bent, wil je
wel even je verhaal kwijt."
Dubbeld: „De machocultuur bij de brand
weer is niet meer dan schijn. Niet voor niets
weet ik de datum van de treinramp nog te her
inneren. Alle details eigenlijk. Nög zie ik de
studieboeken liggen van een jongen die helaas
nooit op z'n vermoedelijke bestemming Lei
den is aangekomen. Dan denk je onwillekeurig
als vader: dit had ook mijn dochter kunnen
zijn, want die zit ook dagelijks in de trein."
In jongere jaren, toen branie nog wel zijn han
del en wandel vergezelde, mocht Hoofddorper
Jacques Dubbeld nog wel eens een luguber
grapje maken over een ramp. Louter om zich
af te reageren. Dat is er nu niet meer bij. Hij
kan niet lachen om de misplaatste grap dat de
btand in 't Hemeltje na BZN het ergste is dat
Volendam ooit overkwam. „Een vriendin van
mijn oudste dochter was daar. We hebben ons
suf gebeld. Gelukkig is haar niets overkomen."
Dubbeld heeft met zijn 49 jaar in principe
nog ruim vijfjaar te gaan, voordat hij toe is aan
functioneel leeftijdsontslag. „Met het ouder
worden, ben ik anders tegen ongevallen gaan
aankijken. Tegenwoordig zeg ik: vandaag kan
ik er nog tegen, morgen kan dat best anders
zijn. Wij zijn allemaal mens."
Hulpverleners worden geacht hulpbehoeven
den te helpen, tegenwoordig kunnen hulpver
leners na een traumatische ervaring ook hulp
zoeken. Dubbeld noch Hulsebosch maakte
ooit gebruik van die gemeentelijke regeling.
Dubbeld: „Maar zeker de laatste tien jaar is de
opvang van hulpverlenend personeel goed ge
regeld door de gemeente. Voor mensen die be
hoefte hebben aan begeleiding, staan mensen
klaar. Psychologen. Zo heeft een collega hulp
gehad, die assistentie verleende na een auto
ongeluk. waarbij een hele goede kennis van
hem omkwam. Mij is opvang en begeleiding
aangeboden, nadat ik bij een ongeval op de A4
was geweest, waarbij zes kinderen levend ver
brandden. Maar ik heb daar geen gebruik van
gemaakt. Ik praat er liever met collega's over.
En ook thuis met mijn vrouw Anneke. Bij haal
kan ik mijn verhalen altijd kwijt."
Hulsebosch: „Ik ben wat dat betreft zijn te
genpool. Ik praat thuis nooit over mijn werk.
Napraten met collega's over zo'n zwaar onge
val als destijds de treinramp heb ik wel telkens
als prettig ervaren. Omdat je altijd groepsge
wijs werkt, ken je elkaar van haver tot gort en
hou je elkaar ook in de gaten. Als Jacques zich
anders gaat gedragen dan de Jacques zoals ik
hem ken. zal ik op een gegeven moment toch
wel eruit proberen uit hem te krijgen wat hem
dwars zit."
Als ervaringsdeskundigen verstrekken de
Haarlemmermeerse brandwachten de hulp
verleners die in Volendam traumatisch hel
nieuwjaar ingingen, het volgende advies: „Pra
ten en nog eens praten in de wagen en in de
kazerne over de opgedane ervaringen, is de
beste remedie. Dat lucht aardig op. Gedeelde
smart is inderdaad halve smart."
GERARD VAN PUTTEN
Volendam, 1 januari 2001. Hulp
verleners vervullen hun zware
taak bij de brand in café 't Hemel
tje. foto archief pvw
Zonder uitzondering hebben ze de dood in de ogen
gekeken. Als hulpverleners aanschouwden ze stervende
stervelingen en niet zelden ook verkoolde resten van wat
eens mens was. In de Bijlmer, in een nabij Hoofddorp
ontspoorde trein en in Volendam. Op het emotioneel
incasseringsvermogen van personeel van een
ambulancedienst, respectievelijk brandwacht wordt een
zwaar beroep gedaan. „Je moet ertegen kunnen. Maar wat
tot vandaag opging, hoeft morgen niet meer zo te zijn. Ook
een hulpverlener is een mens met emoties.
Hoofddorp, 30 november 1992. De intercity Amster
dam-Vlissingen is ontspoord. De ramp eiste vijf le
vens. foto archief united photos de boer
Hoofd brandwacht Jacques Dubbeld (links) en Jan Hulsebosch, bevelvoerder bij het brand
weerkorps Haarlemmermeer. Ze verleenden bijstand bij onder meer de ramp in Enschede, een
ernstig treinongeluk in Hoofddorp en het Bijlmerdrama. 'Gedeelde smart is inderdaad halve
smart'. foto united photos de boer cynthia wan dijke
r nno Veugen, Ruud Bonke, Ria Eken, Marcel Boonstra en Cor Koemeester (v.l.n.r) van de
iarlemse ambulancedienst verleenden hulp in Volendam. Je moet vreselijk sterk in je
ïoenen staan, want bij zo'n ramp heb je het eigenlijk over een oorlogssituatie."
foto - united photos de boer michel schnater