%et brokkenhuis, verfblikken en een DINGEN "VOORBIJGAAN Leiden Regio STADSGEZICHT ERDAG 13 JANUARI 2001 15 uit de Leidsch DagbladAlM ÏIIEVEN ANNO 1901 Maandag 14 Januari LEIDEN - In den nacht van Zaterdag op Zondag overleed na een langdurig en smartelijk lijden in het Höpital Wallon alhier op ruim 48-jarigen leeftijd mr. dr. Charles Marius Dozy, archivaris der gemeente Leiden sedert 1 Juni 1886. De heer Dozy was gebo ren te Leiden den 29sten Sept. 1852. In 1871 werd hij student te Leiden. Bij de jongst verschenen nieu we groote kaart van Leiden (na de uitbreiding der grenzen) gaf hij een geschiedkundige toelichting on der den titel: 'Leiden voorheen en thans', alsmede eenige historische aanteekeningen over de omgeving van Leiden. De overledene was tevens belast met het toezicht op het Stedelijk Museum van Oudheden (de Lakenhal), waar hij bij bepaalde gelegenheden ook tentoonstellingen organiseerde van daar berus tende historische prenten, teekeningen, enz., van welke hij zelf ook een kostbare collectie bezat. Als mede-commissaris der Volksbijeenkomsten toonde hij dat de belangen zijner medeburgers hem even zeer ter harte gingen. ANNO 1976 Foto's in deze rubriek kunnen worden nabesteld door binnen veertien dagen na plaatsing een ingevulde cheque (geen overschrifvingskaart) ter waarde van vijf gulden (voor een exemplaar van 13 bij 18 In zwart wit) op te sturen naar het Leidsch Dagblad, La.v. Leidsch Dagblad Archieven, postbus 54. 2300 AB Leiden of door contante betaling aan de balie van het Leidsch Dagblad aan de Roosevel 1st raat 82. U ontvangt de foto binnen drie weken. J Dinsdag 13 januari SASSENHEIM/VOORHOUT - Uit een rapport van de Provinciale Planologische Dienst in Zuid-Holland, dat onlangs gepubliceerd werd, blijkt dat door de planologen nog steeds wordt gespeeld met het idee van een zogenaamde Bollenstad. De Bollenstad, een zeer groot woningbouwproject op de bollengrond tussen Sassenheim en Voorhout dat beide plaatsen aan elkaar zou verbinden is in het verleden al vele malen de oorzaak van ernstige ongerustheid ge weest. Hoewel het nu gereedgekomen rapport nog een zeer voorlopig karakter draagt en er in de nabije toekomst een meer gedetailleerd rapport valt te ver- wachten, wordt door sommige Sassenheimse raads leden nu al aangedrongen op tijdige stapen. Ze ach ten het zinvol het naderende onheil zo vroeg moge lijk te bestrijden. Bij de toekomstige bebouwing wordt vooral ge dacht aan het gebied tussen Sassenheim en Voor hout, maar ook wordt de mogelijkheid opengehou den om Voorhout aan de west-, zuid- en oostzijde uit te breiden. Het wordt raadzaam geacht om tussen Voorhout en het Rijnsburgse glasgebied een zone aan te houden die niet zo dicht bebouwd is. Dit met het oog op milieutechnische en landschappelijk as pecten. Globaal gesproken zou een dergelijke zone zich tussen de Kagerplassen en de kustlijn moeten bevinden. Wel wordt dit gebied aangetast door kas senbouw. Voor Sassenheim en Voorhout tesamen denkt men aan ruim 6.500 nieuwe woningen, die zestienduizend inwoners zouden kunnen herbergen. Rond 1990 zal de haalbare en gewenste omvang echter niet meer dan tien- dertienduizend wonin gen kunnen bedragen. De nieuwe nederzettingen zullen een overloopfunctie voor de Bollenstreekge meenten krijgen en dit dan vooral van mensen die economisch niet aan deze gemeenten zijn verbon den. Voorts wordt gedacht aan een overloopfunctie voor de Leidse en Katwijkse agglomeratie 'linisi aat )ain4; iverti Naar etal beroep heeft hij er nooit van laakt, maar als je Cor Barning gt wat zijn lust en zijn leven is, zal tellig antwoorden: schilderen. stschilderen welteverstaan, want adenaar die op 20 september Iwerd geboren, zit het liefst met 1 kwast achter zijn ezel. Hoeveel derijen hij inmiddels heeft aakt, weet hij niet, maar het zijn iel wat. Allemaal in zijn vrije tijd. 1 wou ;ed tijdt >rd iet gt de t\» Zij 'rrycajet rahua bevat :n is iddeL i-D; dje imen oms ghi meke ijfj: Den ïasca Want om zijn brood te verdienen moest Cor Barning toch wat anders doen. Hij stond jaren in verschillende banketbakkerijen en hij schilderde - jawel - als huisschilder menig deur en raamkozijn. En in de oorlog verdiende hij zijn centjes met musiceren. Daarover, en over de almaar veranderende stad, vertelt hij in deze aflevering van De dingen die voorbijgaan. ed nt vo iet ka Ind e. In n altijd met tekenen en iren bezig geweest. Ik naar de akademie, naar i de Pieterskerkgracht, ja, dat was te duur. Dat ont in we thuis niet betalen, advo eren voor mijn beroep? in ik wel uit mijn hoofd edigen. Het waren zware tijden hadden het niet zo breed ntervjVroeger werd er thuis ruikei liet gevraagd 'wat wil je n om n?' Tsja, wat doe je dan? elevii akje de eerste de beste lie je kunt krijgen. Mijn vader was schoenmaker. Voor zichzelf, niet in dienst van een of ander bedrijf. Hij had een werkplaats. Van oude schoenen maakte hij weer nieu we. Van een oude schoen ge bruikte hij de konterfoor (een stijf stuk leer gebruikt ter ver steviging van de hielen en der gelijke van schoenen en laar zen. red), en daar ging dan een nieuw voorstuk op. Daar was hij heel bedreven in. Maar veel geld leverde dat niet op in die tijd. We hadden het heel arm n. f lynch ning: „Het schilderen probeerde ik door zelfstudie onder de m krijgen. Dan ging ik naar de bibliotheek en keek ik in een of an- boek." FOTO DICK HOCEWONINC thuis. Veel te eten was er niet, dus kregen we schoolkinder voeding. Op de Middelweg was dat. In het 'brokkenhuis', zo noemden ze dat. Of het 'soe phuis'. Daar at ik dus tussen de middag warm. In het Vicentius op de Oude Rijn kreeg je ook te eten. Dat ging van de kerk uit. En ik liep op klompen, ook via de schoolkindervoeding. Later ging het iets beter met mijn vader, als schoenmaker. Hij kwam in dienst van het Rijk, hij ging voor de militairen wer ken. In de Witte Poort aan het Noordeinde. Nou, toen hij 65 werd en met pensioen ging, was het gelijk over. Hij had dag en nacht gewerkt, hij stopte en overleed. Da's toch opvallend: Ik kom uit een groot gezin: va der, moeder en zeven kinderen. Ik ben de enige die nog over is. Er is er niet één zo oud gewor den als ondergetekende. Wat dus niet betekent dat ik een ge makkelijk leven heb gehad. Mijn eerste baantje was bij Nu- trlx, een banketbakkerij op het Gangetje. In de tijd dat het daar nog open was, dat het allemaal water was. Op mijn twaalfde jaar was dat, ik heb niet eens mijn lagere school afgemaakt. Bij Nutrix stond ik aan een zo genoemde kettingoven, een lange oven. Ik stond aan één kant van die oven, met een paar lappen. Daarmee moest ik de platen eruit halen. Hete platen. Die platen zette ik dan weer in een rek. Ik verdiende daar 2,50 per week mee. ja, het ging puur om het geld, niet om het werk. Als je in een ander bedrijf een kwartje meer kon krijgen, dan deed je dat. Dan was je weg. Nou, toen ik bij Biesjot drie gulden kon verdie nen, was ik dus weg. Biesjot was ook een banketbakkerij, op de Haarlemmerstraat. Daar werkte ik aan de bank. Ik moest daar gebak opmaken. Daarna heb ik ook nog gewerkt bij ban ketbakkerij Van Dam op de Steenstraat. Maar ja, de recessie hè. De slechte jaren. Ik raakte ook werkloos. In het Volkshuis gaf ene Sjef van Beek cursussen voor werklozen. Zo kon je je be kwamen in een ander vak. Ik FOTO HENK BOUWMAN LEIDEN - De moeilijkheden voor confectie-in- dustrie Van Es zijn voorbij. Vorige week is het bedrijf weer met de pro- duktie begonnen, maar nu in een ruim pand aan de Zoutkeetlaan in Oegstgeest. De ruimteproblemen die het bedrijf in het veel te krappe pand aan de Lan- gegracht in Leiden ondervond, zijn door de verhuizing naar Oegstgeest opgelost FOTO ARCHIEF LEIDSCH DAGBLAD heb toen gekozen voor het vak van huisschilder en decorateur. Zo vreemd was dat niet. Ik schilderde in die tijd al in mijn vrije tijd. Dan heb ik het wel over kunstschilderen. Het schil deren probeerde ik door zelf studie onder de knie te krijgen. Dan ging ik naar de bibliotheek en keek ik in een of ander leer boek. Over kunstgeschiedenis en dergelijke. Veel lezen en kij ken. Maar uiteindelijk moeten je handjes het toch doen! Dat betekende dus zelf schilderen. Maar verf kon ik in het begin nog niet betalen. Verf was veel te duur. Gelukkig kon het ook anders. Ik weet nog dat je op de Hogewoerd een uitdragerij had van Pluim. De werkplaats kwam uit op de Sint Jorissteeg. Ik vond daar een keer allemaal lege verfblikken. Bijna lege verf blikken. Onderin zat nog een klein laagje. Daar kon ik een tijdje mee schilderen. Een ge lukje dus. Zo begon ik. Piet Ger- tenaar, een vriend van me, had ook een passie voor het schilde ren. Hij heeft me in die tijd ook enorm gestimuleerd. Zijn moeder had een groente winkel in de Sint Jorissteeg. Die is er nu niet meer. Mijn buurtje zag er vroeger heel anders uit. De zeepfabriek van Sanders stond er nog, dat witte gebouw. Naast Sanders had je nog een café. Friezema heette dat. Broodfabriek De Eendracht was vlakbij, aan de Korevaarstraat. En overal was nog water. Zo had je aan het eind van de Sint Jorissteeg nog een bruggetje. Een 'kwakie' noemden ze dat. Aan de Rijn en Schiekade heb je nu nog zoiets. Verderop, op het Levendaal, zat het arbeidsbureau. Daar moes ten de werklozen stempelen. Daar vlakbij zat nog een kroeg je. Een heel oud kroegje. Dat noemden ze 't Boertje. Daar moest ik mijn vader wel eens weghalen, als je begrijpt wat ik bedoel. Veel mannen pruimden in dat café. Er lag zand op de vloer. En overal in de kroeg stonden spuugbakjes. Op de Garenmarkt had je Le Poole, een textielfabriek. En ook een heetwaterstokerij. Daar haalden de wouwen met ton netjes heet water voor de was. Daarnaast had je toen een brandweerkazerne. Die is later verhuisd naar de Langebrug. Naar de plek waar daarvoor de Petruskerk stond. Maar die is in de jaren dertig afgebrand. Ook die brand heb ik gezien, net als de stadhuisbrand. De Petrus- kerk is naar de Lammenschans- weg verhuisd. Op de Korevaar straat stond geloof ik ook nog een conservenfabriek. En naast de jodenkerk was een smal straatje dat uitkwam op de Steenschuur. Dat kwam precies uit op de plek waar de wij met selaars zaten. En nog zitten. Het was in elk geval een gezelli ge buurt. Met de koninginne- feesten zetten de mensen uit de buurt erepoorten neer. Aan weerszijden van de Sint Joris steeg, dus aan de kant van de Hogewoerd en aan de kant van het Levendaal. Als het 's zomers mooi weer was zaten de men sen buiten, achterstevoren op een stoel. En soms speelden dan de accordeonisten uit de buurt, Koos Bouwman en Henk van der Velde. Dan dansten de mensen op straat. Op de Oranjegracht had je heel woeger een bioscoop, van ene Van der Helm. Voor drie centen kon je daar naar een film kij ken. Voor de muziek bij de stomme films zorgde een ac cordeonist. Wat ook wel grap pig was: voor het doek stond meneer Veeren met een aan wijsstok. Daarmee wees hij op het doek aan wie de boef was en wie de held van het verhaal. Ach ja, het vertier in die tijd. Ik ben zelf nog muzikant geweest. Toen de oorlog uitbrak, zou ik opgeroepen worden. In die tijd musiceerde ik een beetje. Was ik amateurmuzikant. Ik speelde accordeon op bruiloften en partijen. Ik zong een beetje en praatte de nummers aan elkaar. Ik kreeg van een paar bekenden de tip om mezelf als muzikant op te geven bij het arbeidsbu reau: 'Want dan hoefje niet naar Duitsland'. Vreemd was dat. Ik moest een proef afleggen op de B reestraat. Een proeve van bekwaamheid, zeg maar. Tegenover het stadhuis. Dat ging van het arbeidsbureau uit, dat toen op de Doezastraat zat. 'Zingt u maar eens wat'. Toen zong ik 'The holy city', oftewel 'Jeruzalem'. Nou, ik had een vrij neveldstraat. De Sint Jorissteeg van vroeger. De steeg is inmiddels een stuk breder geworden. De rechter huizenrij is compleet afgebroken. FOTO ARCHIEF goede stem. Zo kreeg ik een soort Aiisweisje en ben ik jaren beroepsmusicus geweest. Wat heet. ik heb niet stilgezeten. Amsterdam, Schiedam. Haar lem. Rotterdam. Ik speelde meestal in een bandje van drie, vier man. Wij mochten zo 's nachts nog over straat. We mochten alleen spelen waar de Duitsers kwamen. Goed be schouwd was het een tussen doortje. Door de wil om hier in Nederland te blijven. Ik ben toch weer in het schildersvak terechtgekomen. Na mijn pensioen kon ik me helemaal op het kunstschilde ren storten. Van alles. Van por tretten tot stillevens. En ik schilder nog steeds. Mijn han den doen het gelukkig nog. herman joustra

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2001 | | pagina 15