'Dit is geen plek voor een zwangere vrouw' 'Het wordt een bos voor onze kindskinderen' eindejaarsbïjlccge Een dag uit het leven van Sarah Sjtein in AZC Leiderdorp In het vluchtelingenkamp in Ingoesjetië kon zij de Russische beschietingen van Grozny minutieus volgen. Toch was dat voor Sarah Sjtein (20) beter te verdragen dan het eindeloze bidden, jammeren en wachten in de vochtige, donkere schuilkelders van de kapotgeschoten Kaukazische stad. Maar haar man Egiev Asian ging eraan kapot. „Maak je klaar, we gaan hier weg", kwam hij op een dag vertellen. Vier nachten later, en 10.000 dollar armer, kroop het Tsjetsjeense echtpaar in Rijsbergen verkleumd en verstijfd uit de laadbak van een vrachtwagen. Op de drempel van het nieuwe jaar woont Sarah ruim drie maanden in het tijdelijke Asielzoekerscentrum (AZC) van Leiderdorp. In een kamertje dat zij deelt met drie andere vrouwen, bereidt zij zich voor op de geboorte van haar eerste kind. Zónder haar echtgenoot, want na een uit de hand gelopen huwelijkse twist zijn de twee echtelieden gescheiden van tafel en bed, en is hij 'op transfer' geplaatst naar het asielzoekerscentrum van Rotterdam. Zomaar een dag uit het ingewikkelde leven van Sarah Sjtein vanuit paviljoen 7 van AZC Leiderdorp. „Mijn God, dit is toch geen plek voor een zwangere vrouw?" Sarah Sjtein: „Die najaarsstorm is nog steeds hét onderwerp van gesprek in het AZC. Het knallen van het tentdoek deed mij denken aan de bombardementen in Grozny." foto dick hogewoning 09.00 uur Ik word wakker van de geur van gebakken vis, vermengd met sigarettenrook. Ik moet kokhalzen. Kennelijk is er weer iemand aan het koken op de kamer. Dat gebeurt vaker, op van die klei ne elektrische kookplaatjes. Dat komt omdat er in de gemeen schappelijke paviljoenkeuken pas tegen twaalven gas verkrijg baar is. Al die geuren, die heb je hier de hele dag door. De pla fonds zijn van bordkarton, en elk kringeltje rook sijpelt zo van de ene naar de andere kamer. Lekker gezond, voor een vrouw in verwachting. 09.10 uur Ik moet nodig naar het toilet, maar het is verschrikkelijk koud op de gang. Dus kleed ik me warm aan en waag de over steek. Maar koud blijft het. De wc kan alléén met een sleutel open. Ik deel hem met vijftien anderen uit het paviljoen. Soms is hij urenlang bezet. Erg lastig, want nu ik zwanger ben, moet ik veel vaker plassen. 09.45 uur Er komt een buurvrouw mijn kamer binnen. Ze vraagt of ik meega naar de maatschappelijk werker van het AZC. Na de zware storm van 30 oktober is het plafond van haar kamer zo lek als een mandje. Als het regent, stroomt het water langs de wand naar binnen. Dankzij mijn grote mond belooft de techni sche dienst er iets aan te doen. Die najaarsstorm is nog steeds hét onderwerp van gesprek in het AZC. Het waaide zo hard, dat we tegen elkaar moesten schreeuwen om ons verstaanbaar te maken. Het knallen van het tentdoek deed mij denken aan de bombardementen in Grozny. Ik ben in bed gaan zitten en was misselijk van de zenu wen. Muren bewogen, kinderen huilden. In de gang kwamen stukken van het plafond naar beneden en de lichten vielen uit. Toen kwam een brandweerman de kamer in om te vertellen dat we geëvacueerd moesten worden. Omdat ik niet meer op mijn benen kon staan, ben ik per brancard afgevoerd. Wat een stress was dat. 12.20 uur Als ik in de keuken kom om rijstepap te koken, moet ik in de rij staan. Er zijn maar vijf gaspitten die het doen en die zijn al lemaal bezet. Dat werkt verschrikkelijk op mijn zenuwen. Als ik niet binnen tien minuten iets te eten heb, dan spring ik uit mijn vel en ga ik me beklagen bij de maatschappelijk werker. Die man is inmiddels behoorlijk bang voor me. Ik ben name lijk behoorlijk emotioneel als ik mijn beklag doe. Hard schreeu wen, dat helpt, heb ik gemerkt. Dat is het enige pressiemiddel door ERIC WENT dat ik heb, want Engels spreek ik nauwelijks. Ik heb honger en ik ben zwanger, schreeuw ik dan. Hoe halen jullie het in je hoofd om ons zo armoedig te laten wonen. In het AZC Leiderdorp is het gewoon afzien. Het is er koud, tochtig en lawaaiig. En de voorzieningen zijn om te huilen. Soms is er niet eens warm water. En dan heb ik het nog niet over de verschrikkelijk slechte medische dienst. Een tolk ken nen ze hier niet, dus moet ik met handen en voeten duidelijk maken wat ik mankeer. Soms teken ik wat op papier, of wijs op mijn lichaam. En die arts is een pure amateur, die totaal geen verstand heeft van zwangerschappen. Werkelijk alles moet hij in boeken opzoeken. Elke dag loop ik naar de balie en smeek om overplaatsing. Zo gauw de directeur van het AZC mij ziet, neemt hij de benen, omdat hij drommels goed weet waar ik voor kom. Ik ben de splinter in zijn reet, zoals wij in Tsjetsjenië zeggen. Het liefste wil ik overplaatsing naar het AZC van Rotterdam, terug naar mijn echtgenoot. Daar zijn de voorzieningen veel beter. Een paar keer per week ga ik bij hem op bezoek, want die ruzie hebben we al lang bijgelegd. Hij heeft in de oorlog allebei zijn ouders verloren. Hij was even zichzelf niet meer en heeft daar spijt van. Maar het AZC weigert ons te herenigen. Soms praat ik wel eens met mensen uit Nederland. Als ik ze dan vertel hoe het is om te leven in de tenten van het AZC Lei derdorp, dan halen ze vol ongeloof hun schouders op. Geen warm water, geen gas? Dat kan niet in dit land, zeggen ze dan. Maar toch is het zo. 15.00 uur Ik moet hoognodig boodschappen doen. Daarvoor ga ik naar de Aldi in Leiden, want die is het goedkoopst. Ik moet goed op mijn geld letten, want ik heb maar 86 gulden per week te beste den. Van dat bedrag moet ik alles doen. Eten, maar ook positie kleding kopen. Laatst heb ik in een onbezonnen bui een jurkje aangeschaft. Die kostte al veertig gulden. 15.30 uur Tijdens de lange tocht te voet van de Leiderdorpse Zijldijk naar de Leidse Langegracht, denk ik na over Tsjetsjenië. Sinds mijn vlucht uit Grozny heb ik geen enkel contact meer met mijn moeder. Ik maak me grote zorgen en vraag me af of ze nog leeft. Alle verbindingen zijn platgebombardeerd. Telefoon lijnen werken niet meer. Het is chaos daar. Het Rode Kruis heeft beloofd me te helpen. Die onzekerheid is niet goed voor mij, en ook niet voor mijn kindje. Ik voel me machteloos. 16.50 uur Eigenlijk zou er op het AZC een winkel moeten komen, voor eerste levensbehoeften. Nu ben ik drie uur onderweg om een paar boodschappen te doen. Je zal maar invalide zijn, of oud en hulpbehoevend. Dit keer neem ik twee liter melk, boter, kwark, sap en een kilo kip mee. Groente en fruit laat ik liggen, anders is mijn tas niet meer te tillen. 20.30 uur De tocht naar de supermarkt heeft me uitgeput. Het liefst zou ik meteen gaan slapen, maar ik moet nog eten. Ik besluit kip te bakken en aardappels te maken. Maar mijn God, wat is het koud in die keuken. En naast mij staat iemand met afschu welijk stinkende kruiden te koken. Mijn hoofd gaat ervan tol len. Als mijn eten eindelijk klaar is, sta ik te braken en ben ik niet meer in staat om het op te eten. 23.50 uur De meeste kinderen van het AZC slapen en het wordt rusti ger in het paviljoen. Alleen de wind rukt nog aan de tent en het geluid dat dat veroorzaakt, maakt het moeilijk om zachtjes ge sprekken met mede-bewoners te voeren. Eigenlijk moet ik nog naar de wc, maar ik durf niet goed. De gang is op dit tijdstip verlaten en als er iets gebeurt dan is er niemand die mijn hulp geroep hoort. 01.30 uur Ik lig te woelen in mijn bed en kan niet in slaap komen. Nog vier maanden en dan krijg ik een baby. Ik luister naar het ge huil van de wind en vecht tegen mijn tranen. Morgen ga ik naar de dokter en vraag of ik vitamines en slaaptabletten kan krij gen. Staatsbosbeheer blijft optimistisch over aanleg Bentwoud Pim Louwaars en Peter van Osch: „Als het bij die vijftig hectare blijft, wordt het niets. Mensen gaan geen kilometer heen en weer lopen op een perceel van zestig meter breed." foto hielco kuipers „Het is 2020. De zon breekt door het wolkendek dat boven het westen van Nederland hangt en verlicht het gebied van Gouda tot Zoetermeer. We zien het Bentwoud. Essen, populieren, beuken, eiken en kastanjebomen van meer dan twintig jaar oud vormen een bosgebied waar gezinnen veel vrije tijd doorbrengen." Zo begint een door de provincie Zuid-Holland in juni 1996 uitgegeven brochure: Bentwoud: Kleurbehoud voor het Groene Hart. door MARIETA KROFT Het is 5 december 2000. Een waterig zonnetje schijnt over het toekom stige Bentwoud. Pim Louwaars en Peter van Osch van 'eigenaar' Staatsbosbeheer wijzen op dunne sprieten van een meter hoog, die over honderd jaar de reuzen van het woud moeten zijn. Aan weerszijden van het smalle bos perceel langs de Hoogeveenseweg in Rijnwoude staan spruitjes en liggen lege aardappelvelden. Het zicht over het gebied dat het Bentwoud moet worden, reikt nog tot aan de horizon. In de verte zijn. slechts de flats van Zoetermeer, de kerk van Moerkapelle en de huizen van Waddinxveen te zien. Van de duizend hectare ingetekend Bentwoud is nog maar 50 hectare aangeplant. Het is nu al zeker dat er in 2001 geen boom bijkomt. Bij het besluit in 1995 ging Zuid-Holland ervan uit dat het hele gebied tien jaar later vol zou staan met boompjes. De vertraging is groot. Dat komt niet alleen door de afwikkeling van juridische proce dures, maar ook omdat boeren er helemaal geen zin in hebben om hun land af te staan. Komt het ooit nog wel goed met het Bentwoud? „Als het bij die vijftig hectare blijft, wordt het niets", zegt districtshoofd Louwaars op de winde rige vlakte van het Bentwoud-in-wording. „Men sen gaan geen kilometer heen en weer lopen op een perceel van zo'n zestig meter breed. Het an dere stuk land dat is aangeplant, ligt te ver om er een verbinding tussen te maken." Toch is hij hoopvol voor de toekomst. „Het duurt alleen wat langer. Het wordt een bos voor onze kindskinde ren." „Alle verandering is moeilijk", vervolgt hij. „Als je een bos aanlegt, roept het weerstand op. Als je een bos weghaalt ook. Dat zagen we enkele jaren geleden nog bij het Ganzenhoekbos in Wasse naar. We moesten het bos uitdunnen om de over gebleven bomen meer ruimte te bieden. Maar dat gaf toch veel commotie. We hebben toen maar even gewacht. Een paar jaar later zijn we samen met de actievoerders wezen kijken en hebben we uitgelegd waarom het uitdunnen nodig was. Toen vonden ze het eigenlijk ook heel logisch." De mannen van Staatsbosbeheer hopen dat de boeren uiteindelijk ook het nut van het Bentwoud inzien. Van Osch: „Het doet ze pijn dat ze land voor natuur moeten afstaan. In tegenstelling tot spruitjes en aardappelen levert natuur niets op, menen ze. Voor huizen of bedrijven zouden ze waarschijnlijk eerder bereid zijn te vertrekken." Hij benadrukt het belang van natuurontwikke ling. „Bij wonen hoort recreatie. Daaraan is be hoefte. Kijk maar eens naar de files richting Sche- veningen zodra de zon schijnt. De Utrechtse- baan, een belangrijke verkeersader door Den Haag, kan dan.op een vroege zondagochtend al vast staan." Ze geven toe dat boeren aanzienlijk meer voor hun land krijgen als het voor huizen of bedrijven is bestemd. Voor het Bentwoud krijgen ze niet meer dan de agrarische waarde (circa 100.000 tot 120.000 gulden per hectare, red.) en een onkos tenvergoeding. Van Osch en Louwaars onder schrijven dit probleem, maar wagen zich niet aan een uitspraak over 'grondpolitiek'. „Daar zijn al hele kabinetten over gestruikeld. Bovendien zijn wij maar beheerders." Een ding weten ze wel: er is genoeg geld voor natuurontwikkeling. Louw aars heeft dat onlangs nog gehoord van een amb tenaar van het ministerie van landbouw, natuur beheer en visserij. Uit ervaring durven Louwaars en Van Osch te beweren dat het wel goed komt met het Bentwoud. Bij de aanleg van het natuurgebied Het Bies- landse Bos en De Balij tussen Zoetermeer en Delft ging het al niet anders. Ook toen was er ver zet. Toch kon de overheid de afgelopen twintig jaar al zo'n 350 van de geplande 550 hectare aan planten met bomen. Enthousiast laat het tweetal het jonge bos on der de rook van Zoetermeer zien. Opvallend is de drukte op deze dinsdagmiddag. Mensen maken er een wandeling al dan niet met hun hond of ze bezoeken de manege. Hier en daar liggen 'stob ben'. Deze vrijgekomen wortelresten die op een hoop zijn gegooid, geven het bos een ruig aan zien. Ze verlenen onderdak aan bunzings, wezels en hermelijnen. In de ene hoek zijn de bomen hoger dan in de andere. Dat heeft te maken met het moment van aanplant en dus verwerving. „Die afwisseling is goed voor de natuurontwikkeling", zegt Louw aars. „We zijn er bij het Bentwoud daarom ook niet rouwig om dat de duizend hectare niet in een keer kan worden aangeplant." Een minder na tuurlijk aanzien geeft de kaarsrechte sloot. Louw aars: „Dat is een poldersloot. Die laten we zo. Er mag best een herinnering blijven aan de ontgin ning voor de landbouw die hier was." De rit met Louwaars en Van Osch eindigt in het Haagse Bos, in het centrum van Den Haag. Ze la ten zien hoe het Bentwoud er over vijftig tot hon derd jaar uit zou kunnen zien. Dikke woudreuzen worden op de glooiende zandgrond afgewisseld met dunne, ranke bomen. Als ze in de verte in de vijver iets zwemmends ontwaren, zitten de twee bijna achterstevoren in hun auto. „Een dodaars", zeggen ze opgewonden. Nog niet eerder hebben ze deze zeldzame kleine fuut hier kunnen ontdek ken. Vervolgens rijden ze naar een stukje 'speling van de natuur'; een beukeboom is van ouderdom gevallen en trok daarmee een andere boom mee. „We laten dit liggenzegt Van Osch. „Het pu bliek weet dat erg te waarderen. Het is anders dan vroeger toen een gevallen boom zo snel mogelijk werd opgeruimd." Zeventig procent van de bomen in het Haagse Bos is nog maar vijftig jaar oud. Veel bomen ver dwenen in de oorlog immers in de houtkachels van de arme stedelingen. Staatsbosbeheer begon na de oorlog weer met de aanplant. „Den Haag had er best kantoren en woningen willen bou wen, denk ik", merkt Louwaars op. „Maar het was al in bezit van Staatsbosbeheer. Dat is maar goed ook, want jaarlijks komen hier wel een mil joen mensen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 39