Regilio Tuur verschuilt zich niet - waarom zou hij Sport ZATERDAG 30 DECEMBER 2000 982 'Berouw toon je niet aan de rechter, maar aan elkaar' Een hotel in hartje Rotterdam. De portier begroet hem als een vertrouwde gast die lang is weggebleven, het meisje van de souvenirshop krijgt in het voorbijgaan een kushand toegeworpen en in het restaurant, waar het ontbijtbuffet op het punt staat afgeruimd te worden, draagt een vriendelijke ober gedienstig een schaaltje yoghurt aan. Ze gaan dicht, maar natuurlijk mag meneer blijven zitten. Nog koffie? Thee misschien? Regilio Tuur ziet eruit om door een ringetje te halen. Scherp gesneden leren jasje, fraai hemd in herfsttinten, koket sjaaltje om de nek. Een krabbelwondje op zijn neus trekt de aandacht. Hij betast de zere plek. „Estée, m'n dochtertje", zegt hij glimlachend. We mochten eens anders denken. Het Huis van Bewaring is ver weg. Eind oktober heeft de voormalig bokskampioen de cel in Scheveningen mogen verlaten, na bijna honderd dagen in voorarrest te hebben gezeten op verdenking van zware ihishandeling van zijn vriendin Pieternel. De rechter in Rotterdam maakt er poging tot zware mishandeling van en vindt niet dat Tuur, die zich al eerder (in zijn huwelijk met Melinda den Outer) aan huiselijk Regilio Tuur - op zoek naar zichzelf. „Ik wil weten waar wat ik heb gedaan, m'n gedrag, vandaan komt." foto cpd joep van der pal geweld heeft schuldig gemaakt, nog langer hoeft te 'zitten'. Een fikse taakstraf en verplichte psychiatrische behandeling lijken haar voldoende. Toen hij nog op het Weena woonde, sprak Tuur voor interviews meestal af in het nabijgelegen Hilton en hij ziet geen reden vgp die gewoopj^tp.wjjlffin,, pu ej^eUjcfyy^s anders tegen hem wordt aangekeken. Schouderophalend: „Ik verschuil me voor niemand. Waarom zou ik? Hij die zegt zonder zonden te zijn werpe de eerste steen. Ik zal niet bewegen, want hij kan me toch niet raken." Dit is niet nieuw voor mij", beweert hij. .Al tijd is er naar mij gewezen, in goed of kwaad of anderszins. Wat mensen zeggen of denken doet me he-le-maal niets, daar heb ik me nog nooit iets van aangetrokken. Ik heb al tijd tegengas gegeven. Bij alles wat ik deed, kreeg ik te horen dat het me toch niet zou luk ken. Altijd hebben er mensen zitten hopen dat ik op m'n kont zou gaan. Daar hebben ze dan lang op moeten wachten. In de ring is het niet gebeurd, erbuiten nu wel en daar genieten ze van." ,,Ik vind het jammer dat mensen zo zijn, ik vind het zielig zelfs. Gelukkig gaat het maar om een klein percentage en jij weet net zo goed als ik wie het zijn. Met die mensen houd ik me niet bezig. Dat kost me te veel energie en het lukt me toch niet om hen van gedachten te doen veranderen." „Uitgekotst? Ik heb er nog niets van gemerkt. De verzoeken om interviews en peptalks stro men binnen en iedereen is reuze aardig tegen me. In hoeverre dat gemeend is, is een ander verhaal." „Ja, ik ben harder geworden. Ik heb in de ge vangenis tussen moordenaars en verkrachters gezeten en het deed me niets. Ik vind het niet leuk dat ik zo ben, maar het zijn de mensen hier die me zo hebben gemaakt." „Daarom heb ik een soort scherm om me heen gebouwd en eens in de zo veel tijd laat ik ie mand binnen in die inner circle', mijn wereld je zeg maar. Maar elke keer als er iets gebeurt, zoals dit, vallen er ook weer af. En omdat dat mensen zijn die dicht bij me staan, doet dat zeer. Daar heb ik elke keer weer moeite mee." Tuur is teleurgesteld in mensen, zegt hij, maar andersom is dat ook het geval. Soms. 'Ome' Jan Schildkamp, de man die hem binnenriep toen hij als jongetje in Hoogvliet met de neus tegen de beslagen ramen gedrukt naar de training stond te kijken, niet zozeer zijn 'ontdekker' als wel zijn 'tweede vader', zijn mentor in zijn jon ge jaren, Jan Schildkamp zei toen het nieuws over Tuurs aanhouding bekend werd dat hij 'liever had gehad dat hij een bank had beroofd dan dit, vrouwen sla je niet.' Toen de jongens van de boksschool een kaart stuurden naar het Huis van Bewaring, zette Ome Jan daar zijn naam niet op. 'Ik kon het niet opbrengen', be kende hij op de dag dat zijn vroegere oogappel terecht stond. Geconfronteerd met de reactie van zijn oude leermeester, is Tuur zichtbaar van zijn stuk. „Je hebt m'n dag verziekt, weet je dat? Het doet me pijn te horen dat hij zo heeft gereageerd. Juist van hem had ik dat niet verwacht. Hij is afgegaan op wat hij hoorde en las, maar hij had beter moeten weten. Hij weet als weinig ande ren hoe moeilijk ik het heb als mijn gezin, mijn familie in het geding is. Dat is mijn zwakke plek, mijn achilleshiel. Hij heeft te snel geoor deeld en zich niet of onvoldoende verdiept in de achtergronden. Anderen, zoals Mark Voogt, zijn naar me toe gekomen om mijn verhaal te horen. Ome Jan heeft die moeite niet genomen, maar stond wel met z'n oordeel klaar. Mark is een vriend en behoort tot die 'inner circle' waar ik het straks over had. Nu ik dit weet, vraag ik me af of Ome Jan daar nog wel bij hoort. Mis schien moet ik hem ook wel buiten zetten. Ja echt, daar ben ik radicaal in." Zoektocht De vraag is gesteld. Wat heeft hem ertoe ge bracht om zich bij herhaling 'koel en bereke nend', zoals de rechter zei, te buiten te gaan aan huiselijk geweld? Regilio Benito Tuur (van 12 augustus 1967) is begonnen aan een zoek tocht naar het antwoord op die vraag en hij heeft inmiddels begrepen dat hij daarvoor heel ver terug moet gaan. Back to the basics. „Het is voortdurend zoeken naar jezelf." „Ik ben op straat opgegroeid. Niet als Surina mer, maar als Rotterdamse bink. Maar ik bén geen Rotterdamse bink, ik ben anders. Ik heb een andere kleur, een andere afkomst, een an dere cultuur. De kleur van je huid is nog het minst belangrijk, die andere zaken wegen veel zwaarder. Maar zonder dat je het wilt en zon der dat je erbij stilstaat, verloochen je je af komst. Acht van de tien Surinamers in Neder land overkomt dat." „Mijn moeder bijvoorbeeld heeft van héar moeder geleerd dat het niet netjes is om in het bijzijn van anderen - daar werden meestal Hol landers mee bedoeld - Surinaams te praten. Dat deed je niet, dat hoorde niet. Ze mochten eens denken dat je het over hun had. 'House- slave mentality' noemen ze dat en het is een van de redenen waarom je je afkomst verloo chent." „Ik heb in mijn leven zo veel tegenstand, zo veel obstakels overwonnen dat het voor mijn gevoel niet anders kan of ik moet daarbij gehol pen zijn. Zoiets kan niemand in z'n eentje." „If you don't know where you've been, how do you know where you're going, om te weten waar je naartoe moet, moet je weten waar je vandaan komt. Ik ben hier door toedoen van mijn vader, mijn vader door zijn vader, en zo kun je teruggaan tot je voorvaderen. Zij zijn het uiteindelijk, die je de weg wijzen die je moet gaan. In onze cultuur is het zo dat je voor die hulp iets moet teruggeven. Dat heb ik nooit gedaan. Niet uit egoïsme, maar omdat ik niet wist dat dat van mij werd verlangd. Dat is me nooit ver teld. Mijn moeder is zo verhollandst, die wist het ook niet, en wie het wel wist, was bang om erover te praten." „Ik heb nu een mevrouw leren kennen, een Su rinaamse, die mij dat stuk van onze cultuur, mijn cultuur, wil verklaren. Van haar heb ik be grepen dat wat mij nu is overkomen de prijs is die ik moet betalen omdat ik mijn voorouders onvoldoende respect heb betoond. Ik ben als kleine jongen uit Suriname weggegaan en er vorig jaar voor het eerst pas weer teruggeko men. Dat is me kwalijk genomen. En dat korte verblijf daar heeft die boosheid bij mijn voor ouders niet kunnen wegnemen. Dit wat nu ge beurt, is boetedoening. Niet meer en niet min der." Wonderlijk Hij vertelt een wonderlijk verhaal over de te rugkeer naar zijn geboorteland, waar zijn na door LOET VAN SCHELLEBEEK tuurlijke vader nog steeds woont. „Op een dag reden we vanuit de stad de binnenlanden in, daar waar de marons wonen. De marons waren slaven die, toen ze aankwamen in Suriname en de bossen zagen, dachten dat ze terug waren in Afrika en daarom de jungle in vluchtten. Die marons leven nog zoals ze vroeger in Afrika leefden, zij hebben de oude cultuur bewaard. Ik wilde daarheen, ik weet niet waarom. Het was een gevoel, ik werd er gewoon naartoe ge trokken." „Middenin de bushbush, de auto had het weer eens begeven, was daar opeens een oude man. Ik had hem nog nooit gezien, hij mij ook niet, laat staan dat hij wist wie ik was. En toch zei die oude maron: 'Zo, ben je eindelijk teruggeko men?' Ik begreep er niets van. Later is me uit gelegd dat hij het niet tegen mij had, maar te gen mijn guide, de voorvader die me begeleid de. Die wilde graag naar huis. Vandaar die tocht." Tuurs bezoek aan Suriname was een teleurstel lende ervaring, om verschillende redenen. „Ik ben op zoek gegaan naar antwoorden", legt hij uit, „maar ik wist niet wat de vragen waren. Die worden me nu steeds duidelijker en daarom ga ik nog een keer terug in de hoop dan wel de antwoorden te vinden." Misschien dat hij daar voor ook weer bij zijn eigen vader aanklopt. „Die had ik tot vorig jaar nooit ontmoet. Ik had me er veel van voorgesteld, maar het is een ontnuchterende ervaring geworden. Ik wilde van hem horen waarom hij er nooit is geweest voor ons, maar dat kon-ie me niet vertellen." „Ik heb me nooit gerealiseerd hoe moeilijk ik het daarmee heb gehad. Ik heb het verdrongen, zoals zo veel dingen. Maar daar komt wel dat extreem protectionistische ten aanzien van mijn kinderen vandaan. Ik heb dat overigens nooit als negatief ervaren, integendeel. Ik vind dat het zo hoort. Mijn moeder is mijn alles, mijn zussen, mijn kinderen, daar moet je niet aankomen. Zelf zal ik hen nooit in de steek la ten en daarom heeft de - hoe zal ik het noe men? - onverschilligheid van mijn vader me ook zo hard geraakt." Hij is de hele maand december weg, naar Ame rika. Pieternel en Estée zijn mee, Aleaya is bij haar moeder gebleven. Het is voor het eerst dat hij zo lang uit de buurt is van zijn oudste doch ter en Tuur zag er 'vreselijk' tegenop. „Ik moet tegen m'n natuur in handelen en dat gaat bij mij bijna nooit goed. Maar het móet, het is een test. Ik moet leren m'n kinderen los te laten, te kijken hoe ik ermee moet omgaan. Het zal niet meevallen." Op 5 januari is hij terug in Rotterdam. Dat is niet toevallig zo gepland. Een dag later viert Aleaya haar zesde verjaardag. Schrijfblok Een bruin café in het Oude Westen, een paar dagen na het eerste gesprek. Tuurs vertrek naar de States is uitgesteld, er moesten nog wat za ken dringend geregeld worden. Ver na het afge sproken tijdstip komt hij binnen, schrijfblok onder de arm, mobiele telefoon aan het oor. Hij leent een pen, maakt aantekeningen en be ëindigt even later het gesprek. Maar nog gaat hij niet zitten. „Weet jij waarom ik hier met je heb afgespro ken?" vraagt hij. „Omdat je in deze buurt bent opgegroeid", ver moeden we. „Precies!" glimlacht hij, geen moment ver baasd dat de reden is geraden. Hij schuift een gordijntje opzij. „Zie je dat huis daar op de hoek? Daar was vroeger de Bingleystraat, daar heb ik gewoond, op nummer 34. Dit hier, deze buurt, is zo belangrijk voor mij. Hier liggen mijn vroegste herinneringen, hier kom Uc elke keer weer terug. Waarom? Omdat het zo ver trouwd is. Alles verandert, maar dit is hetzelfde gebleven. Kom, ik wil je iets laten zien." We verlaten het café en klimmen even later achter elkaar drie trappen op, naar de zolder van een vooroorlogs pand. Pal onder de dak pannen hangen oude posters aan met kurk be klede wanden, fitnessapparaten wachten op gebruikers en op de grond liggen handschoe nen, twee aan twee, keurig op een rij. Middel punt en blikvanger van de sfeervolle ruimte is een boksring. Een ringetje liever, drie bij drie hooguit. „Ik heb hier nog nooit iemand mee naartoe genomen, niemand weet hiervan", zegt Tuur bijna plechtig. .Hier ben ik, als jonge tje van acht, voor het eerst van m'n leven een ring ingestapt." „Dit is zo vertrouwd... Zelfs de bekleding van de trap is in al die jaren niet veranderd. Neem dit." Hij wijst op een vergeeld krantenknipsel. 'Wonder op wielen,' luidt de kop. Het is het verslag van Joop Zoetemelks triomftocht naar de wereldtitel op de weg. „Dit hangt er al zo lang ik me kan herinneren." Hij lijkt geëmotioneerd. „Hier trek ik me terug als ik het moeilijk heb, als ik moet nadenken over bepaalde dingen. Ik ben hier vaak ge weest, de laatste tijd." Gevormd Terug in het café probeert hij duidelijk te ma ken waarom we deze sentimental journey heb ben ondernomen. „Ik heb je verteld: ik ben op zoek naar mezelf. Ik wil weten waar wat ik heb gedaan, m'n gedrag, vandaan komt. Dit hoort daar ook bij. Weinigen begrijpen hoe belangrijk deze buurt voor mij is. Hier ben ik gevormd, dit is mijn basis, mijn core, dit is - hoe zeg je dat in het Nederlands? - de kem, het wezen van mijn bestaan." „Alles om me heen verandert, maar dit hier is al die tijd hetzelfde gebleven. En ik ben dezelf de gebleven. O jawel, ik weet dat er mensen zijn die daar anders over denken. Mensen zien nu eenmaal wat ze willen zien. Maar iedereen die eerlijk naar mij kijkt zal moeten toegeven dat ik niet veranderd ben. Ik ben nog dezelfde Tuur van toen." If you don't know where you've been, how do you know where you're going? Tuur lijkt zich uit alle macht vast te klampen aan het verleden. „Het is het enige waaraan ik houvast heb." Hij bekijkt videobanden van vroeger, probeert dingen te herkennen en zich te herinneren waarom hij er zo veel plezier aan beleefde. „Waarom doe ik dat? Niet om te zien hoe goed ik was, maar om nog eens het gevoel te ervaren dat ik erbij kreeg. Dezelfde reden dus waarom ik telkens terugkeer naar deze buurt vanwege het goede gevoel." Nee, hij doet dit alles niet omdat hem is gezegd dat hij het móet doen. Met de psychotherapeu tische behandeling, die hem door de rechter is opgelegd, is nog geen begin gemaakt. Ik heb wel een paar keer contact gehad, maar het is er nog niet van gekomen. Ik ben nog niet zover. Ik moet eerst hier, in m'n hart, de rust vinden die nodig is om verder te komen. Ik ga niet tegen mezelf in, dat heeft geen zin. Hoe kan ik nou dingen uitleggen als ik het zelf nog niet weet?" „Ik moet even uitblazen, tot rust komen. Vroe ger, toen ik nog bokste, trok ik me twee weken voor een belangrijk gevecht terug, was ik voor niemand aanspreekbaar. Doe ik nu ook. Ik ga naar New York. Zo'n plek om telkens naar terug te gaan, zoals ik hier in m'n ouwe buurtje heb, die heb ik daar ook. Daarom ga ik er nu ook weer heen. En ik ben er zeker van dat ik ant woorden heb als ik terugkom." Keihard Pieternel en dochter Estée van twee gaan mee. Die relatie is hersteld, ondanks alles. Meteen na zijn vrijlating, eind oktober, gaf Tuur toe dat hij fouten had gemaakt. De belangrijkste: hij had zich na zijn scheiding te snel weer in een nieu we relatie gestort. „Ik heb het geen faire kans gegeven." Nu zegt hij: „Dat we weer bij elkaar zijn, komt doordat ik zie en ervaar hoeveel Pieternel van me houdt en hoeveel ze voor me betekent. Be grijp me goed, we zijn niet opeens Grace Kelly en de Prins van Monaco, maar we hebben een relatie en we werken met z'n tweeën keihard om er iets van te maken." Nogal wat mensen, buitenstaanders, hebben zich eraan gestoord hoe weinig berouw Tuur toonde tijdens de behandeling van de strafzaak en in de interviews daarna. Die vaststelling irri teert hem. Die bemoeizuchtige Nederlanders ook, die altijd maar weer klaarstaan met hun oordeel. „Natuurlijk heb ik spijt", bitst hij. „Ik heb spijt van de dingen, waarvan ik voor mezelf weet dat ik ze niet had moeten doen. Maar wat heeft het voor zin berouw te tonen aan een rechter? Hoeveel waarde moet je daaraan hechten? Doe je dat omdat je het oprecht meent of omdat je er beter van hoopt te worden - omdat het je wellicht scheelt in de straf? Berouw toon ik naar Pieternel toe, tonen we aan elkaar. Ik ben de eerste die zegt: ik heb het niet goed gedaan, ik neem er de verantwoording voor. Maar be rouw tonen aan de rechter...? Kon ik met zes maanden gevangenisstraf maar alles wegpoet sen wat er is gebeurd. Was het maar waar dat dat kon. Maar dat is de essentie niet. Berouw toon je, nogmaals, niet aan de rechter maar aan elkaar." Hij recht de rug, checkt zijn voicemail en staat op. Pieternel wacht. „Ik zit ergens mee, dat zal duidelijk zijn", besluit hij, „en ik heb voor me zelf een deadline gesteld om daar uit te komen. Pieternel steunt me daarin en daar ben ik hart stikke blij om."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 26