'Ik ga dood. Aanvaard dat' rr TERDAG 23 DECEMBER 2000 Aan het sterfbed van een moedige zus Euthanasie. Een moeilijk, emotioneel onderwerp. De overheid deed er dertig jaar over om tot een wet te komen - onlangs werd die aangenomen. In 1995 verzocht Willy Nieuwenhuijse om euthanasie. Ze overleed kort voor haar 60ste verjaardag. Haar zus Irene, journaliste bij deze krant, beschreef het proces. Hoewel de gebeurtenis diep in het leven van de familieleden heeft ingegrepen, respecteren en waarderen zij nog steeds het besluit van Willy. m en tumor zo groot als een tennis- M bal in de rechterlong. De diagno- se laat, aan het begin van de zo mer van 1995, geen hoop. Voor bestraling en chemokuren stelt ze haar lichaam niet meer ter beschikking. Eén kuur was voldoende. „Dan zit je als vee in een hok, allemaal aan zo'n stompzinnig flesje." Haar filosofie ten aanzien van het leven is duidelijk. Je leeft om te leven, je gaat dood als de tijd daar is en 'die boeven van artsen' mogen dat proces niet verlengen. Willy, mijn tien jaar oudere zuster, weet wat ze uil. Ze regelt de crematie, ruimt haar huis grondig op en verdeelt bezitringpn en prulla ria onder familieleden, vrienden en kennis sen. „Hoeven jullie daar later-niet voor terug te komen." Op een mooie dag in juli gaat ze in de tuin zitten, een zuurstoffles naast zich. Een gordijntje om de andere flessen doet vergeten dat 'we hier in een kernreactor' zit ten. Ze geniet vooral van de bloemen en de vogels. Haar tuin heeft na ruim twintig jaar de schoonheid gekregen die ze destijds voor ogen had. Bezoek dat in die zomer spreekt over hoop, wijst ze geagiteerd op de feiten. „Ik ga dood. Aanvaard dat. Hoe was je va kantie?" Haar 60ste verjaardag - op 10 sep tember - is een brug te ver, stelt ze vast. Zoals ze weigerde rekening te houden met haar ziekteproces - in mei nog liep ze in straf tempo twintig kilometer per dag - zo weigert ze nu haar ras naderende dood te ontken nen. Ze praat over aanvaarding, over reïncar natie en over het feit dat ze zich niet als een willoos schaap naar de slachtbank laat lei den. Geen 'gedoe' en 'gemartel' op bed. Vooral het ziekte- en sterfbed van onze moeder, dat vijfpen jaren heeft geduurd, is voor haar aanleiding het anders aan te pak ken. Onze moeder was gedurende die jaren volledig verlamd en haar wens - 'Ik uil naar pappa toe' - werd vanwege het ontbreken van een euthanasie-verklaring niet gehono reerd. Ze was een paar maanden daarvoor overleden. „Maar je kleinkinderen, Willy, zul je ze niet missen?" Ze reageert boos: „Ik heb een in tens leven gehad. Met de jongens gaat het goed, ik heb mogen meemaken dat ze hun studie hebben afgemaakt, een baan hebben gevonden, hun vriendinnen hebben uitge zocht en ik heb de geboorte van mijn derde kleinkind mogen meemaken. Het is goed zo." Donderdag 17 augustus schreeuwt en gilt ze het uit. Van een pijnstiller wil ze niets ho ren, 'want dat is vergif. Willy heeft nooit re guliere medicijnen gebruikt, leefde super ge zond. dronk nooit alcohol en was streng ve getarisch. Rokers bestempelde ze als misda digers. Ze onderhield twee groentetuinen, bakte haar eigen brood en maakte in de loop der jaren zeker honderden liters sap en jam. De laatste jaren, toen bekend was dat de kanker zich in haar lichaam had genesteld, was ze met de Moermantherapie begonnen. Daar gaat ze mee door. In de loop van die donderdag komt de Willy. omslag. De kanker woekert naar haar rug genmerg. Om half twee is de pijn onhoud baar: ze wil nü morfine. Op het moment dat de dokter haar de pijnstillende injectie geeft, kijkt ze me radeloos aan. Beiden ervaren we de belang van dit moment. Paniek in de ogen, tranen. Ze weet dat het keerpunt in haar aardse bestaan is bereikt. Van nu af zal ze afhankelijk zijn en niet meer de volledige controle hebben over haar lichaam en haar geest. Ik houd haar vast, ze trekt haren uit m'n hoofd. „Je bent zo lief, maar je was altijd zo eigenwijs", zijn woorden die ze de ko mende dagen steeds herhaalt als ik bij haar ben. Aan het einde van de dag is haar onder lichaam verlamd. ~k k k Er moeten nu snel allerlei zaken worden ge regeld, want Willy wil thuis sterven. Nacht- verpleging en driemaal daags terminale zorg zijn in een oogwenk voor elkaar, want ze had alle voorbereidende formulieren al ingevuld. Aan het einde van de dag moet ik door werk omstandigheden naar huis. Als ik terug kom, is de situatie verder verslechterd. Willy zakt steeds langere tijd weg, maar tijdens haar heldere periodes bestiert ze het huishouden. Ze praat met haar zonen, hun vriendinnen en haar ex-man. Af en toe liggen we in el- kaars armen en halen we herinneringen op. Ik denk vooral terug aan de tijd dat we sa men op de krib in de Waal zaten. Voor haar ben ik altijd het jongere zusje gebleven en voor het eerst maak ik daar geen punt van. Als er nog meer mensen afscheid komen nemen, wil ze dat alles wat ze zegt wordt op geschreven. Ze praat luid gebarend over 'ge lukzalige' momenten, over 'cirkels en drie hoeken' die bij elkaar komen, over de 'rust en beweging' van het sterven en over de 'spi rituele' zin van de dood. Het gesleep met koffie houdt me op de been. Eenieder die haar dierbaar is, voelt verwarring én rust over het naderende einde. Ze vraagt mij meerdere malen 'een verhaal' over haar ster vensproces te maken. Ik weer het boos af en zeg dat me dat nu geen moer interesseert. Als iedereen is geweest, waagt ze woens dagmiddag om één uur de dokter om actieve euthanasie. Hij zegt toe de procedure in gang te zetten. Willy had al in 1991 een schriftelijke euthanasie-verklaring opge steld. Samen met haar zoon wordt nogmaals een verzoek gemaakt. Beiden ondertekenen dit papier. De arts legt uit dat er nog een col lega-arts moet worden geconsulteerd. Ze vraagt steeds waar hij blijft. Als er aan het eind van de middag aan de voordeur wordt gebeld (het bezoek komt die dagen door de achterdeur) verzucht ze: „Ge lukkig, daar is-ie eindelijk." Na dit gesprek, waarin ze nogmaals haar wens tot levensbe ëindiging kenbaar maakt, wordt door de ei gen arts het tijdstip van de euthanasie be paald, vrijdag 25 augustus tussen vijf en zes uur 's avonds. De arts schrijft het ultieme re cept uit. Ik leg het omzichtig op de schoor steenmantel. De komende dagen zal ik er steeds met een grote boog omheen lopen. Er dreigt nog een Idnk in de kabel te komen als de apotheker niet mee wil werken. Er wordt uitgeweken naar een collega. De officier van justitie wordt ingelicht door de arts die de euthanasie gaat uitvoeren. k Het 'Grote Aftellen' gaat beginnen. Nog tweemaal 24 uur. Het heeft iets onwezen lijks. Alsof je naar een vrijwillige executie toeleeft. Ik voel me een figurant in een ab surdistisch toneelspel. De regisseuse is te vens hoofdrolspeelster en ligt in bed, waar zij de touwtjes strak in handen houdt. 'Zal ik er bij blijven?', gaat het door me heen. Willy vraagt het me, ik twijfel even. Ik ben bang dat de beelden die komen nooit meer van mijn netvlies zullen verdwijnen. Ben ik laf als ik afhaak, ben ik fjink als ik blijf? Willy valt steeds vaker in een diepe slaap. Het lijkt alsof de beslissing haar nieuwe be rusting geeft. Maar dan, donderdagmiddag, wordt ze ineens onrustig en waagt ze om de telefoon. Ze wil, nu het tijdstip van haar dood vaststaat, nogmaals afscheid nemen van vrienden. De arts geeft extra valium, waardoor dit idee uit haar gedachten ver dwijnt of althans ze de energie niet meer heeft dit hernieuwde afscheidsritueel uit te voeren. Willy legt en passant nog even uit waar precies de natuurwinkel is waar ik ech te kaas moet halen, want kaas uit de super markt weigert ze resoluut. Haar wrange opmerkingen over de nade rende dood doen me pijn. 'Het gesodemieter is nu snel afgelopen' en 'Ik ben het zat, laat maar komen' zijn van die uitspraken. Na tuurlijk respecteer ik haar mening. Het is haar goede recht, maar zij sluit over twee da gen de ogen en ik moet - met alle herinne ringen - verder. Het klokkijken wordt tot hoogste staat van levenskunst verheven. ik k Vrijdagmorgen zeven uur. Voor het eerst re gent het deze zomer. Willy trekt met een re soluut gebaar het gordijn van haar sterfka mer open. „Zo, vandaag gaat het gebeuren", klinkt het opgewekt en vooral heel helder. Geen paniek, geen twijfel, geen angst. Ik waardeer haar mateloos om haar vastbera denheid en tevens word ik overvallen door ambivalente gevoelens. Ik neem afscheid van de nachtverpleger: vanavond hoeft hij niet meer terug te komen, stellen we samen vast. Ik ga naar de apotheek om het ultieme re cept af te geven. Mijn benen trillen als ik voor de balie sta. Als ik het recept overhan dig, verstrakt het gezicht van de apothekers assistente. Ze zegt niets, verdwijnt naar ach teren en komt terug met de mededeling dat de 'spullen' bij de arts worden afgeleverd. Ik haal gelijk krentenbollen en soep. We zullen die dag zowel zoet als hartig nodig hebben, is mijn idee achter deze menusamenstelling. De laatste uren van Willy's leven verzame len zich de familieleden in haar huis: haar twee zonen, haar ex-man, mijn broer en ik. Aanhang houdt zich wat op de achtergrond. Willy kan nu bijna niet meer slikken. Toch blijft ze vragen om soep en thee. Als ze een paar druppels vocht op haar tong voelt, is ze nauwelijks in staat het-door te slikken. Ze trekt zich dan op aan de beugel boven het bed, waardoor haar borstkas iets ruimer wordt. Het lijkt erop dat dit haar lucht geeft. Het werk van de wijkverpleegster, die haar fmjrft ILLUSTRATIE INGRID JOUSTRA de afgelopen week heeft verzorgd, zit er om drie uur op. Het is onwezenlijk haar - op voorhand - te bedanken en afscheid van haar te nemen. Alles is nu gezegd. De uren gaan tergend langzaam voorbij. Eindelijk vijf uur. Willy wordt ongedurig. Ze tikt verontwaardigd op haar horloge en zegt: „Waar blijft die vent?" De arts betreedt om precies half zes het pand. „Ik wilde niet om vijf uur op de stoep staan, dan zou ik misschien te vroeg zijn, zes uur leek me ook niet goed..." We staan om het bed. Willy kijkt ons aan, de ogen half gesloten. Ze zwijgt. Geen spoor van paniek. Ze heeft een bijna gelukzalige glimlach om haar mond. Ik ben diep dank baar dat zij nu binnen enkele ogenblikken uit haar lijden verlost is. Dat ze me heeft doen inzien dat de dood voor haar een wel kome gast is en slechts een levensfase 'ver der'. Maar bovenal dat je als mens op een positieve manier met ziekte en sterven kan en mag omgaan. ~k -k -k De dokter zegt dat hij de infuusnaald in haar pols gaat inbrengen en waarschuwt haar dat dit een beetje pijn doet. Ze haalt ongeïnte resseerd haar schouders op. In de verte don dert het. De dokter doet haar horloge af en wil het wegleggen. Willy wordt boos, het hor loge moet aan de andere pols. Als de naald is ingebracht, spuit de arts eerst wat water en daarna de gelige slaapvloeistof in. Willy houdt de ogen half gesloten, lijkt ons nu niet meer te zien. Voordat de vloeistof volledig is ingebracht, stopt haar buikademhaling, haar mond valt open en de kleur van haar gezicht is ineens anders. De dokter gaat naar de keuken en mengt op het aanrecht - tussen koffiekopjes en krentenbollen - de spierverlammende vloei stof. Als hij na tien minuten terugkomt heeft hij de spuit achter zijn rug. Willy is volgens mij al overleden, maar de arts maakt zijn werk af en geeft de dodelijke injectie. Het is voorbij. IRENE NIEUWENHUIJSE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 59