PORT De nuchtere koning van Friesland Randje BUITENSPEL TJ ID UbLbMBtk 20UU 991 35 Henk Angenent liet zich op 4 januari 1997 kronen tot koning van de elf Friese steden. Die zege gaf op slag een wending aan zijn leven. „Maar als mens ben ik niet veranderd", zegt de Woubruggenaar, die na dit seizoen twee jaar voor de nieuw opgerichte TVM-ploeg uitkomt. In het pak van zijn huidige sponsor Frisia won hij vorig weekeinde de marathon van Amsterdam en neemt hij deze week deel aan de zesdaagse. Henk Angenent in tien stellingen over zijn leven, het marathonschaatsen en de impact en gevolgen van zijn Elfstedenoverwinning. door PETER VAN DER HULST Henk Angenent: „Van mij mag er een Elfstedentocht komen. Ik rijd hem graag nog een keer als wedstrijdrijder, ben niet bang om 'koning af' te zijn. Ik heb hem toch ge wonnen en alle winnaars blijven in het geheugen hangen. Bovendien hoor ik nog steeds tot de potentiële kanshebbers." foto hielco kuipers 1. Marathonschaatsers kunnen er geen beroep naast hebben. Dat kan wel. Ik denk zelfs dat het beter is. Mijn boerderij zorgt voor de nodige afleiding. Ik kan niet de hele dag trainen, heb ook mijn rust nodig. Dat geldt zeker voor de periode tussen 1 oktober en 5 maart, als we van wedstrijd naar wedstrijd le ven. Fysiek is de combinatie met werk soms moei lijk, maar we hebben geen banen meer waarbij we vijftig uur per week werken. Twintig uur kan geen kwaad." 2. Door het winnen van de Elfstedentocht heeft Angenent meer vijanden dan vrienden gekre gen. ,Dat is niet het geval. Mensen die mij als persoon hebben leren kennen, zijn pro Angenent, of niet. moet ieder voor zich weten. Ik heb vanaf het begin de boot afgehouden. Degenen die mij voor Elfstedentocht zagen staan, hebben nu een streepje voor. Je weet dat de mensen na zo'n zege op je afkomen. Of het is gemeend, of je prikt er doorheen. Soms heb ik er wat aan gehad, omdat zij ook iets voor mij konden betekenen. Eigenlijk heb ik er door de Elfstedenzege maar twee vrien den bij gekregen, onder wie Arjan Bos (commerci eel directeur van TVM - red.)." 3. De Elfstedenzege heeft van Angenent een an der mens gemaakt. „Ik vind zelf van niet. Ik heb wel meer levenswijs heid, mensenkennis gekregen, maar als mens ben ik niet veranderd. Ik ben zakelijker geworden; be nader mijn sport meer als beroép. Ik geniet ook meer van de gewone dingen van het leven, dingen waar ik vroeger niet bij stilstond. Thuis lekker aardappelen eten met groenten. En ik ben vader geworden. Op zo'n moment kan het schaatsen me gestolen worden. Dat is dan bijzaak. Na mijn Elf stedenzege heb ik een paar keer gedacht: nou moet het eens rustig worden. De eerste twee maanden had ik het nog niet zo door. Toen leefde ik in een roes, maar op een gegeven moment werd het te gek. Van Hein Vergeer (zijn voormalige zaakwaarnemer - red.) leerde ik om 'nee' te zeg gen, anders red je het gewoon niet." 4. Angenent hoeft zich na zijn Elfstedenzege niet meer druk te maken over zijn toekomst. „Het is niet zo dat ik nu al de buit binnen heb. Ik probeer niet voor niets de boerderij te verbeteren. Maar als ik stop met schaatsen heb ik er wel een mooi bedrijf aan overgehouden. Ik kan dan op een normale manier mijn boterham verdienen en hoef er niet volop mijn schouders onder te zetten. Het is allemaal wat makkelijker geworden, omdat er toch een paar centen richting Woubrugge zijn gekomen. Ik denk ook dat het mag. Ik heb toch een behoorlijke voorbeeldfunctie, en ervoor ge zorgd dat er sponsors naar het peloton zijn geko men. In verhouding tot het langebaanschaatsen liggen de betalingen bij ons nog wel iets achter, maar het is redelijk rechtgetrokken. In de toe komst zullen ze zelfs gelijk zijn. Alleen moeten ze in het langebaanschaatsen voorzichtig zijn. Er wordt daar wel erg veel over geld gepraat. Het gro te publiek kan zich wel eens van de sport afke- 5. Van Henk Angenent mag een nieuwe Elfste dentocht nog lang op zich laten wachten. „Van mij mag-ie komen. Ik rijd hem graag nog een keer als wedstrijdrijder; ben niet bang om 'ko ning af te zijn. Ik heb hem toch gewonnen en alle winnaars blijven in het geheugen hangen. Boven dien hoor ik nog steeds tot de potentiële kansheb bers. Het is maar net hoe je ermee omgaat. Als je, uit angst dat je de titel kwijtraakt, jezelf veel druk oplegt, maak je het jezelf moeilijk. Ik redeneer dat ik al een titel heb en dat het alleen maar prachtig is als ik er een tweede bij pak. Op die manier ben ik in het voordeel, want ploegmaat of niet, ieder een rijdt tegen elkaar en de sterkste wint. De Gre- enery-zesdaagse kun je vergelijken met zo'n wed strijd op natuurijs. Ook daarin blijft uiteindelijk een select gezelschap over. Je moet zes dagen scherp zijn. Dat vergt veel van lichaam en geest. Sportief gezien is het knapper om zo'n evenement te winnen dan een Nederlands kampioenschap." 6. Angenent kan beter zingen dan Huizebosch. „Ik kan niet zingen. Huizebosch vindt dat mooi en dat is toch prima. Ik ga goed met hem om. We spreken elkaar veel. We zitten in hetzelfde schuitje doordat we bekende Nederlander zijn geworden. We hebben het er met elkaar wel eens over hoe daar mee om te gaan. Dat gebeurt meestal heel luchtig. Toen hij onlangs met zijn auto te hard reed, zei ik nog tegen hem: 'je mag hopen dat het uit de publiciteit blijft'. Dat lukte niet. In die zin hebben we toch een voorbeeldfunctie. Ik heb daarmee leren omgaan. In sommige gevallen ge draag ik me net even anders als een ander. Boven dien heeft het 'bekende Nederlander zijn' ook voordelen. Als ik ergens naar toe wil, kan dat. De tegenstelling tussen Erik en mij is door roddel bladjournalisten gecreëerd. Zij hadden liever ge zien dat Erik de Elfstedentocht had gewonnen, omdat ze het zo'n leuke vent vinden. Ik haal geen rare dingen uit, roep niets geks." 7. Er is niets mooiers dan schaatsen over plas sen. „Buiten schaatsen is het mooiste wat er is. Half Nederland kan niet werken als het vriest en de an dere helft neemt vrij. De mensen willen het ijs op. Daar is iedereen gelijk en niemand kan het, want iedereen gaat wel eens een keer onderuit. Een Elf stedentocht schaatsen is fysiek veel zwaarder dan fietsen en toch is het populair. Zie in de zomer maar eens vijftienduizend mensen op de fiets te krijgen voor een tocht van tweehonderd kilome ter. Wedstrijden op natuurijs in Nederland zijn ook heel anders dan in Oostenrijk of Finland. Schaatsers leven naar die buitenlandse wedstrij den toe. We weten allemaal dat op 26 januari het Nederlands kampioenschap is. Maar gaat het in Nederland vriezen dan krijg je eerst Veenoord en vervolgens het NK. Dat weet je pas een dag van te voren. Er zijn ook vele wedstrijden achter elkaar. Dat is fysiek zwaar. Maar een kleine groep houdt dat vol. In Oostenrijk is het anders. Daar gaan de schaatsers fit naar toe, ze letten de hele dag op el kaar en het is heel moeilijk om te ontsnappen." 8. De ploegentactiek maakt het marathon- schaatsen kapot. „Er is juist niets mooiers dan een goed uitgevoer de ploegentactiek, maar het moet wel een aanval lende zijn. Marathonschaatsen is ook een wed strijd verkopen. Dat kan alleen maar door aanval lend te rijden want daar geniet het publiek van. De toeschouwers willen spanning voelen en strijd en sensatie zien. Het schaatsen zorgt voor een be langrijk deel voor de boterham, maar we moeten ons wel verkopen. Ik denk dat je ook eens de be nen stil moet houden om een bepaalde sponsor te laten winnen. Dat is niet een race verkopen, maar iemand iets gunnen. Ik denk dat 99 van de hon derd rijders Kurt Wubben laatst de overwinning gunden. Hij heeft er dit seizoen al 'tig' keer voor gevochten en dan zijn er toch gauw jongens die zeggen: 'nu hij een keer'. Maar er moet wel voor gereden worden." 9. De commercie heeft voor Angenent zijn gren zen. „Ik zal altijd de baas over mezelf blijven. Ik moet zelf kunnen beslissen wat ik wel en wat ik niet doe. Ik heb daardoor nog geen contract laten lo pen. Wel vind ik dat een advertentie maar vier- of achtmaal mag worden geplaatst. Anders knuppel je het publiek dood met Henk Angenent, en ben ik ook niet meer interessant voor andere sponsors. De eerste twee jaar na mijn Elfstedenzege heb ik gebruik gemaakt van de diensten van zaakwaar nemer Hein Vergeer. Nu doe ik het zelf. Mocht het nodig zijn dan kan ik altijd op hem terugvallen. Ik zat in het begin helemaal niet in die materie, maar ik heb er wel veel van geleerd. De rest van mijn carrière heb ik daar profijt van. Als ondernemer heb ik daardoor geleerd te onderhandelen; dat ik soms niet te snel moet toehappen en andere ke ren juist wel. Het heeft me als persoon zakelijker gemaakt. Een proces waar je normaal tien jaar over doet, heb ik nu in een jaar doorgemaakt." 10. Marathonschaatsen moet een olympische discipline worden. „Ik denk dat het de doodslag voor het langebaan schaatsen wordt. Een 5, 10, 20 en 40 kilometer, zoals in de atletiek, met series, spreekt de mensen veel meer aan dan alleen rondjes rijden. In Ameri ka was het schaatsen, volgens mij vlak na de oor log, populair, omdat meerdere mensen tegelijk in de baan reden. Hier leren ze van jongsaf aan tijd rijden op de langebaan, maar dat gaat verande ren. Je ziet dat steeds meer jongens bewust voor de marathon kiezen. Kijk naar Ralf Zwitser. Hij is pas 19 jaar. Ikzelf ben een jongen van de polder en rijd het liefste in Nederland. Marathonschaat sen is nog steeds een puur Hollandse sport. Wil het op de olympische agenda komen dan moet ook de ISU er achter staan. Maar het marathon schaatsen wordt door die bond nog steeds als wil de wedstrijd aangemerkt. We mogen niet eens tij dens een wereldbekerwedstrijd een demonstratie houden. Bij de ISU zal dus eerst wat moeten ver anderen. Ik denk dat er nog een lange weg is te gaan. Bovendien, wij hebben toch iets véél mooi ers dan de Olympische Spelen." MOOIER dan GOUD De wereldbol vind ik een goed symbool voor het reizen dat het tennissen met zich meebrengt. In Nederland zijn maar een paar toernooien per jaar, voor de rest moet je naar het buitenland. Dat vind ik wel prettig, ün reizen en ik vind het leuk om wat van de wereld indere culturen, hoe andere mensen leven. Soms lo- ijdens een toernooi bij mensen thuis, dan is het hele- ik. Ik kom nu net terug uit Australië, waar ik ook bij in huis was. Daar had ik al eerder gelogeerd, er is iff band ontstaan. zijn daar heel relaxed, heel vriendelijk. En het fis echt geweldig. Er is zo veel ruimte, het landschap ider en het klimaat is lekker, waardoor de mensen buiten leven dan hier. ngeveer de helft van het jaar weg. Ik was nu voor de Australië. Ik ben een keer in Amerika geweest, la, dat vond ik ook heel gaaf. Van de zomer was ik [ié. dat heeft ook weer iets. Er is heel weinig luxe, is wel bijzonder om daar 's nachts in een volge- je van het ene toernooi naar het anderre te rijden, testen ze de koeien van de weg halen. 'k wel eens minder leuk. Dan zit je ergens in een ho rder kom je alleen op de tennisbaan. Vooral in kgebeurt dat vaak. Misschien ga ik daar ook min- op pad omdat het dichterbij is. Met een toernooi in ië is het anders, dan wil ik van alles zien omdat het lere wereld is. 'Jieb ik geen last van heimwee. Als er iets is dat ik dat mijn familie en mijn vrienden. Een verjaardag, ar uiteten gaan. Ik neem altijd foto's mee. En mijn zodat ik veel berichtjes kan sturen, ok wel dingen in Nederland die ik door het reizen waarderen. Het Hollandse eten, in de winter schaat sten en 's avonds gezellig binnen zijn met elkaar. iet ook altijd wel leuk om weer thuis te is een goede afivisseling. Ik ga ook eer beseffen hoe goed wij het hebben. ijs ik mezelf gelukkig dat ik uit Neder- ELCO KUIPERS la Mens (22) woont in Voorhout. Zij volgt sinds dit iar de studie commerciële economie aan de Johan (University voor sporters in Amsterdam. Vier jaar leden begon zij met het spelen van internationale •oien. Jolanda Mens staat zestiende op de ranglijst derlandse vrouwen, op de wereldranglijst staat zij 440ste plaats, vijftig plaatsen verwijderd van haar notering ooit. Haar sportieve hoogtepunt was dat fderlands kampioene werd bij de jeugd tot en met tóen jaar. Haar doel is om ooit een Grand Slam te spelen. ün wie niet springt, is homo- Li fïel'. Ik zal me wel vergissen, dacht ik nog, maar even later hoorde ik het weer: 'Wie niet springt is homofiel'. Uit de spea kers op sportpark De Bloemerd in Leiderdorp klonk zo'n stomp zinnig voetbalstadiondeuntje en in het refrein werd iedereen die niet sprong tot homofiel uitge roepen. En dat op een toon alsof het heel erg zou zijn niet tot de biseksuelen te behoren. Het was rust bij RCL1 en ik was, in gedachten verzonken, op weg naar ons kleedlokaal. De wedstrijd van mijn eigen elftal was weer eens gestaakt. Deze keer nog vóórdat we aan het voetballen waren begonnen. Ik kon de scheidsrechter geen on gelijk geven toen hij na een in spectie van het ons toebedeelde veld hoofdschuddend opmerkte: 'Hier wordt onder mijn leiding niet op gevoetbald. Veel te ge vaarlijk. Wij stonden tot onze enkels in de bagger van een wei land waar een boer zijn koeien nog niet aan zou wagen. Tijdens onze aftocht vroeg ik mij af wat er toch allemaal loos is bij RCL. Vroeger waren de vel den van de Bloemerd zelfs in barre tijden heerlijk bespeel baar. Maar nu lijken de akkers langs de Dwarswetering geen bui meer te kunnen verdragen. RCL is in verval, dat zie je aan de velden en dat merk je aan de krampachtige manier waarop de club wordt geleid. Het ver wonderde me dan ook niet toen ik van de week hoorde dat de clubleiding op de ledenvergade ringzijn nood had geklaagd. Omdat ik het momenteel nogal druk heb, kon ik er zelf niet bij zijn, maar van mijn ploeggeno ten heb ik gehoord dat het be stuurde wanhoop nabij is. Het water moet RCL tot aan de lip pen zijn gestegen. De grootste makke is een pro bleem dat bijna elke sporti'er- eniging opbreekt. Niemand is nog bereid om uit clubliefde zijn handen uit de mouwen te ste ken. Zal wel met onze ongeken de welvaart hebben te maken. Een volle portemonnee maakt onverschilliger. Bovendien heb- Een bardienstje draaien Ik pieker er niet over ben we het allemaal druk, druk, druk. Zelf ben ik al blij dat ik er op zaterdag nog even uit kan om te voetballen. Al zou ik het willen, ik kan gewoon geen wedstrijdje van de pupillen flui ten, een avondje jeugdtraining geven of koffie schenken in de bestuurskamer. Geen tijd. Maar toch wordt dat binnen kort van mij verlangd. RCL wil het schrijnende tekort aan vrij willigers opvangen door zijn le den te verplichten werkzaamhe den voor de club te gaan ver richten. Het bestuur heeft van de week een voorstel daartoe door de ledenvergadering ge wurmd. Wie zich bij de Leider- dorpse Racing aanmeldt als lid zal zich zelfs bereid moeten ver klaren vrijwilligerswerk te doen. Onvrijwillig dus. Toen ik dat hoorde dacht ik: het is ze bij mijn kluppie in de bol geslagen. Dat dacht ik trouwens ook al toen ik zaterdag het 'wie niet springt, is homofiel' door De Bloemerd hoorde schallen. Verplicht vrijwilligerswerk is natuurlijk een contradictio in terminis. Dat kun je volgens mij ook nooit dwingend opleggen. Bovendien betekent zo'n maat regel automatisch dat er geen le den meer bijkomen. Want wie gaat zich nou nog opgeven bij een club waar je zelfde lijnen moet kalken en de bitterballen voor het bestuur moet frituren? Niemand toch? Mij krijgen ze ook echt niet zo ver dat ik op za terdagmiddag na het douchen nog een paar uur nablijf voor een corvee-beurt. De douchebak naspoelen of de kleedkamer aanvegen, akkoord, daar draai ik mijn hand niet voor om, maar om daarna nog een bar dienstje draaien, ik pieker er niet over. Ik weet het beter gemaakt. Op de begroting van RCL schijnt een post van zestigduizend gul den voor het bevorderen van prestatievoetbal te staan. Kan van mij zo worden geschrapt. Het geld dat nu wordt betaald aan een dure trainer, terwijl die man gewoon met zijn hobby be zig is, en aan de spelers van het eerste elftal, om ze wat harder te laten lopen, kunnen we beter gebruiken ter aanmoediging van vrijwilligerswerk. Wie zin en tijd heeft om wat extra's voor de club te doen, wordt voortaan beloond met een kleine onkos tenvergoeding. Het is werkelijk van de zotte dat RCL, een tivee- deklas amateurclub, de spelers van zijn A-selectie geld toestopt en van de overige elftallen con tributie plus arbeid om niet eist. En als ik hoofdtrainer Wim Ei lander mag geloven zijn die eer- ste-elftalspelers van RCL hun premies niet eens waard. Zes 'se- miprofs' uit de A-selectie waren van de week niet eens welkom op de training. Omdat ze er te vaak de kantjes van afhadden gelopen. Als we nou eens begin nen om van die werkweigeraars te eisen dat ze waar voor hun geld bieden. Gebeurt dat niet op het veld dan maar in de kanti ne. de kleedkamers of in het bal lenhok. JAAP VISSER (Jaap Visser is adjunct-hoofdre dacteur van het voetbalmaand blad Johan)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 35