Kinderklanken speelt met taalprobleem
E
536
ZATERDAG 9 DECEMBER 2000
Experimentele aanpak houdt kinderen met leerachterstand uit het speciaal onderwijs
Negen van de tien kinderen Ieren
zonder problemen lezen en
schrijven. Maar hoe begeleid je dat
laatste kind in een tijd van
overvolle klassen en grote tekorten
aan leerkrachten?Nu komen veel
van hen uiteindelijk terecht in het
speciaal basisonderwijs. Want als
je niet goed kunt lezen en schrijven,
worden alle vakken een probleem.
Het veelbelovende project
Kinderklanken moet daar in de
Duin- en Bollenstreek verandering
in gaan brengen. „Je kunt nu veel
gerichter met kinderen aan de
slag.
Is van Dam schrijft 'weer' op het
j bord. Het éerste woord dat de
kinderen uit groep vier van de
Prinsenhof in Noordwijkerhout daarbij be
denken ligt op deze donderdag voor de
hand: regen. Onweer, donder en hagel vol
gen snel, al is het gelukkig in het echt ook
weer niet zó bar en boos buiten. Alle woor
den komen op het bord. Daarna volgen an
dere natuurverschijnselen zoals zon, wind
en temperatuur. Het woordveld raakt vol en
uiteindelijk komt Els uit waar ze zijn wil, een
weerbericht maken.
Elly: „Het is regen."
Nee, corrigeert Els, zo zeggen we dat niet.
Elly, na een paar keer proberen: „Vandaag
komt er regen."
Sanne: „Er is vandaag veel bewolking."
Karin: „In het riöorden komt er misschien
wel storm."
De Prinsenhof in Noordwijkerhout is een
van de vijf basisscholen in de Duin- en Bol
lenstreek die werken met het taaiproject Kin
derklanken. Het is nog een experiment, maar
het is veelbelovend. Dat het komende
schooljaar al zeventien scholen gaan mee
doen, zegt niet alles, maar wel veel. Zeker
voor een project dat anderhalf jaar geleden
begon op de tekentafel van Dick Kuyt, Mar
griet Zuidhof en Tine Bruijne van de Weer
klank, de Leidse school voor kinderen met
gehoorstoornissen en spraakproblemèn.
Bijna als vanzelf w'aren Theo van Dongen
en Wim Franssen van het Samenwerkings
verband Weer Samen Naar School Duin- en
Bollenstreek bij hen terechtgekomen. Zij
houden zich bezig met de toestroom naar
het speciaal onderwijs. Al sinds het begin
van de jaren negentig zijn politiek en onder
wijs het er over eens dat je moet proberen
om kinderen met leerproblemen op de ge
wone basisschool te houden. 'Weer samen
naar school' is de noemer waaronder veel
dingen zijn en worden geprobeerd, maar erg
veel succes heeft het allemaal nog niet ge
had. Ook niet in de Duin- en Bollenstreek.
Ruim drie procent van de leerlingen belandt
vroeger of later op de Don Bosco in Lisse of
de Savio in Hillegom, de twee scholen voor
speciaal onderwijs in de Duin- en Bollen
streek. En dat is te veel, vindt iedereen.
Toen Franssen en Van Dongen de proble
men van deze groep kinderen analyseerden,
zagen ze dat zes van de tien door taalproble
men in het speciaal onderwijs belanden. Ei
genlijk wel logisch, vinden ze zelf ook: wie
niet goed kan spreken, luisteren, schrijven
en/of lezen, komt ook met de andere vakken
vroeger of later in de knoei. Kun je wat aan
de taalproblemen doen, dan hebben kinde
ren meteen veel meer kans om op hun eigen
school te kunnen blijven.
Ze belandden bij de Weerklank met de
vraag: kunnen jullie wat voor ons doen?
Kuyt, Zuidhof en Bruijne togen enthousiast
aan de slag en wilden de bekende valkuilen
vermijden. Het moest niet de zoveelste extra
klus voor de toch al zwaarbelaste leerkrach
ten worden, was het eerste uitgangspunt.
Het moest concreet, praktisch en direct toe
pasbaar zijn, blikt Bruijne terug. Het moest
speels zijn en aansluiten bij wat al gebeurt,
zegt Zuidhof. Het moesten kleine stapjes zijn
die in de praktijk ook haalbaar zijn, zegt
Kuyt. En het zou ook nog eens voor alle kin
deren leuk moeten zijn. Uiteindelijk leren
negen van de tien kinderen zonder grote
problemen goed praten, schrijven en lezen.
En die moet je óók zien te boeien.
Gebaren
In groep drie zit Resi Veldhoven bij Ina. De
verschillen in groep drie zijn groot: een kind
schrijft zinnen op de typemachine, een paar
anderen tikken achter de computer woorden
in. De grootste groep zit zelf of met behulp
van een leesmoeder verhaaltjes te lezen.
Maar Ina kost het nog wat meer moeite. Pü k
k pak, zo leest ze woord voor woord een
verhaaltje. Soms maakt ze er ook de gebaren
bij die de letters symboliseren. Drie vingers
voor haar mond voor de M, de linkervuist die
opengaat voor de B.
Susan is een van de kinderen die dankzij
het project Kinderklanken tóch kunnen mee
komen, is de overtuiging van Resi Veldho
ven. Dat ze nu in groep drie een verhaaltje
kan lezen, is te danken aan het feit dat ze vo
rig jaar in groep twee al flink heeft geoefend
met het benoemen en ordenen van klanken.
Bruijne haalt enthousiast de eerste schets-
tekeningen tevoorschijn van de poster die bij
Kinderklanken hoort. In de binnenste cirkel
staat de letter waarom het gaat, in de cirkels
daarbuiten suggesties voor dingen die je
rond de letter kunt doen. De eerste 'activitei-
tencirkel' is voor de kleinste kinderen, en de
cirkels daaromheen bevatten activiteiten
voor grotere kinderen.
Neem de letter: M, met als begrip de muis.
Over muizen zijn liedjes, spelletjes, verhaal
tjes, knip- en plakwerk,- knutselopdrachten
en gymlessen (kat en muis) genoeg. Voor ho
gere groepen gaat het vooral om het uitbou
wen van de woordenschat, bijvoorbeeld via
een zogeheten woordveld: begrippen die
met muizen samenhangen. Kaas, katten,
knaagdieren, soorten muizen, spreekwoor
den en gezegden, en ga maar door.
Bij de kaart hoort een klapper met liedjes,
verhaaltjes, rijmpjes, knutselideeën en ande
re activiteiten. Die zijn - en dat is een van de
'geheimen' van het project - niet lukraak bij
elkaar gezet, maar zorgvuldig uitgezocht en
gegroepeerd. „Eigenlijk brengen we met die
map structuur in wat er toch al gebeurt in
een klas", aldus Bruijne. Op die manier is het
ook geen extra werk voor de leerkracht: die
doet met de kinderen alle dingen die hij an
ders ook doet, maar wel op een meer samen
hangende manier.
De essentie van taalbegrip is dat kinderen
gaan zien dat taal bestaat uit klanken waar
mee je talloze woorden kunt vormen. Ze
kennen wel het woord boterham, maar dat
het woord uit drie lettergrepen bestaat die
op zich weer uit een of meer klanken be
staan, beseffen ze in eerste instantie niet.
De meeste kinderen krijgen dat begrip bij
na vanzelf. Maar voor kinderen bij wie dat
niet zo is, wordt dat uiteindelijk een pro
bleem. Alleen: dat probleem kan lang ver
borgen blijven. Tot ver in groep drie zelfs. Op
basis van het beeld van het woord zeggen ze
'maan'. Maar het woord 'maak' kunnen ze
dan niet lezen.
Als dat duidelijk wordt, heeft het kind al
een grote achterstand opgelopen. En dan
ontstaat er vaak een vicieuze cirkel. Zeker
De computer is tegenwoordig een bijna onmisbaar hulpmiddel bij het taalonderwijs.
Wie klaar is met het werkje mag in de la zelf iets leuks zoeken.
met de huidige tekorten aan leerkrachten en
de grote klassen is het immers moeilijk, zo
niet bijna onmogelijk om een kind individu
eel bij te spijkeren.
Door al in groep één heel speels te begin
nen, worden taalzwakke leerlingen eerder
ontdekt. Eenvoudig in te vullen observatie-
lijsten maken leerkrachten vervolgens duide
lijk óf er wat aan de hand is, wat er aan de
hand kan zijn en hoe de leerkracht concreet
kan handelen. Zóals Resi Veldhoven zegt:
„Als je ze in groep drie krijgt (waar het lezen
'echt begint', red.), weet je van elk kind wat
het kan en of het problemen heeft. Daar kun
je dan gericht mee aan de slag."
Verder nodigt de opzet uit tot gebruik. Zo
als Bruijne zegt: als een leerkracht tien minu
ten over heeft, hoeft hij of zij maar over de
schouder te kijken naar de kaart voor een ac-
tiviteitje en de klapper erbij te pakken voor
een liedje, een spelletje of een verhaaltje.
Maar het sterkste punt van hun project is,
denken Kuyt, Zuidhof en Bruijne, dat ze er
zelf op uit gaan. Ze zijn geen clubje docto
Linda Vink oefent met kinderen van groep twee: „Wie weet
dingen die met een B beginnen?" foto's dick hogewoning
randussen dat vanuit een ivoren toren de zo
veelste stroom hoogdravende ideeën loslaat
op de leerkrachten. Ze gaan zelf naar de
scholen toe om uit te leggen hoe het project
precies in elkaar zit. Ze komen zelf regelma
tig langs om te kijken en om te praten over
hoe het gaat. En ze gaan zelf voor een klas
staan om een leerkracht te laten zien hóe je
hun project handen en voeten geeft.
Stoomboot
In haar combinatiegroep een-twee gaat Lin
da Vink met zes kinderen van groep twee om
de tafel zitten. De letter B is aan de beurt. Na
de M-tafel met allemaal dingen waarin een
M voorkomt - van een stoomboot tot een
boom - is nu de B-tafel in opbouw. „Wie
weet een ding met een B dat nog niet op de
tafel staat", vraagt Linda. Een bus, zegt een
van de kinderen. Piet heeft thuis wel een
bus, en die zal hij meenemen.
Het rijmpje kennen ze al: B is de boom, de
bal is er bij, bijt hem niet stuk, die bal is van
mij. Tijd voor de afzonderlijke letters. De
kinderen mogen in hun handen klappen als
Linda een B uitspreekt. Eén keer, bij de P,
gaat het mis en klappen ze ten onrechte.
Na nog een paar oefeningen gaat Henk de
blokjes pakken op de gang. Drie blokjes ko
men op tafel te liggen als symbool voor de
drie letters die Linda uitspreekt. De kinderen
mogen de letters nazeggen en dan proberen
om ze 'aan elkaar te plakken' tot één woord.
B k I....bal. Bel, lip en boom gaan feilloos.
Maar bij het woordje 'bijt' lukt het niet. Ver
der dan 'bijten' komen de kinderen niet.
Maar 'bijt' is ook wel een abstract woord,
zegt Linda later.
Het initiatief is niet onopgemerkt geble
ven. De drie bedenkers worden al regelmatig
gevraagd om hun project te komen toelich
ten. Maar op de hamvraag kunnen ze nog
geen antwoord geven: werkt het? Daarvoor is
het nog te vroeg. Kuyt, Zuidhof en Bruijne
hebben zich voorgenomen om de eerste vijf
scholen de komende vier jaar intensief te
gaan volgen. Het team van de Prinsenhof is
in elk geval enthousiast. „Ik heb het gevoel
dat het lezen gemakkelijker gaat dan vorig
jaar", zegt Resi Veldhoven. „Je merkt dat er
al een bodem ligt".
Ook Franssen en Van Dongen zijn be
nieuwd. De eerste signalen zijn positief. Ze
ker. Maar één zwaluw maakt nog geen zo
mer. Bovendien ligt het probleem zeker niet
alleen bij de kinderen zelf. Er wordt wel eens
laatdunkend gedaan over het onderwijsni
veau in Nederland. Maar die klagers zijn bij
Franssen en Van Dongen aan het verkeerde
adres. Een van de belangrijkste redenen voor
de toestroom naar het speciaal onderwijs is
juist dat kinderen tegenwoordig zo veel moe
ten leren, is hun stellige overtuiging. „Voor
veel landeren ligt de lat nu gewoon te hoog.
Ze mogen er twee keer onderdoor duiken, en
dan moeten ze maar naar een andere school.
Waar we eigenlijk van af zouden moeten, is
de eis stellen dat alle kinderen aan het eind
van de basisschool evenveel kunnen."
SJAAK SMAKMAN
(Om privacyredenen zijn de namen van
de kinderen gefingeerd)