'Ik kan somber zijn over andersmans geluk' ZATERDAG 23 SEPTEMBER 2000 Andries Knevel: gerespecteerde zendeling met een groot bereik Hij kan op televisie overkomen als een IJzeren Hein, maar in werkelijkheid worstelt Andries Knevel (48) met het leven. De belangrijkste zendeling van de EO is een somber mens. „Geluk i op een schaal van nul tot tien? Een zes met een lange min. Wat voor soort interview het wordt, wil hij weten. Kan hij on- deruit gaan zitten („ik heb last van rugpijn") of wordt dat om- standig beschreven. „En m'n handen..." Het antwoord dat hij vooral zich zelf moet zijn, lijkt hem niet gerust te stellen. EO-programmadirecteur, eindredacteur en presentator Andries Knevel is beduidend minder beweeglijk dan op televisie, waar hij aanvallend voorover kan buigen als hij een vraag stelt om vervolgens triomfantelijk ach terover te leunen. „Ach, dat is ook een ma nier van interviewen. En enige scoringsdrang zit ook wel in mijn karakter. Vroeger zag ik gasten in mijn programma 'Het Elfde Uur' als vijanden van wie ik in een debat wilde winnen. Nu zou ik het woord vijanden nooit meer in de mond nemen. Ik heb meer res pect gekregen voor mijn gasten. Niet dat ik dat vroeger niet had, maar ik sta nu meer open voor de motieven van anderen. Ik ben aan het 'verpolderen'. In het vorige televisie seizoen was er, vond ik, te weinig debat in Het Elfde Uur. Voor dit seizoen heb ik me voorgenomen het debat weer op te nemen. Ik stam uit de tijd van de Maagdenhuisbezet ting, van Den Uyl en Van-Agt 1. De tijd van de polarisatie. Ik ben een kind van die tijd en met plezier. Polarisatie past bij mijn karak ter. Paul Rosenmöller zei eens tegen me: 'dit was geen interview, dit was een debat'. Ik be schouw dat als een compliment Het past bij mijn programma en mijn persoon. Het liefst ga ik met een gast op de mat. Zoals onlangs met prof. dr. Ronald Plasterk. De evolutieleer van een moleculair- bioloog tegenover het scheppingsverhaal van een christen. Een botsing van waarhe den waar er maar één waarheid kan zijn. Het idee dat de mens na een eindeloze selectie en opeenstapeling van toevalligheden is voortgekomen uit een enkel eiwit, is voor Knevel een ongeloofwaardig verhaal. En dat is maar goed ook. Een wetenschappelijke verklaring voor ons bestaan zou zijn leven zinloos maken..Als over twintig jaar de evo lutieleer onomstotelijk bewezen zou zijn en God niet bestaat, dan wordt alles onder mijn bestaan weggeslagen. Maar dat gebeurt niet, want met het geloof dat ik nu heb, acht ik het onmogelijk dat God niet bestaat." Andere waarheden noemt hij bedreigend maar hij sluit zich er niet voor af. „De zeker heden van anderen laten mij niet onberoerd. Ik lees per maand tientallen boeken: litera tuur, filosofie, theologie. Ik lees ze uit be langstelling en om mijn geloof te toetsen. Ik ken de ideeën van Freud, Sartre en andere geloofscritici die beweren dat de mens God heeft geschapen uit wanhoop, om zin te ge ven aan het bestaan. Ikzelf geloof niet uit angst. Voor mij was God een openbaring. Ik was negentien en ver van God toen ik tijdens een college werd besprongen door zinge- vingsvragen. Waarom ben ik hier, waar ga ik naartoe? Het was buitengewoon beklem mend. Ik heb het college nog uitgezeten en ben toen naar huis gegaan. Binnen een paar weken had ik mijn leven omgegooid. Ik ging theologie studeren in plaats van economie. Mijn verklaring voor die plotselinge wending is dat God ingreep. Vraag me niet waarom mij dat wel is gebeurd en een ander niet. Ik weet het niet." Op televisie lijkt hij het allemaal zo goed te weten. Zuchtend: „Het beeld van IJzeren Hein... Zelf zie ik dat niet, het wordt over me gezegd. Ik trek me dat aan. Als ik medeschul dig ben aan het beeld alsof christenen alleen maar leven uit ijzeren zekerheden dan moet dan sta je schouder aan schouder met de ge schiedenis waarin mensen honderden jaren diezelfde vragen uitschreeuwen. Het is voor mij daarbij bemoedigend dat je in de Bijbel dezelfde vragen tegenkomt. In mijn zoek tocht heb ik nog geen rationeel bevredigend antwoord gevonden. Soms denk ik dat het een beproeving is, soms de rol van de duivel, het kwaad in deze wereld, soms God die din gen toelaat, maar nooit, nee nooit denk ik aan toeval. Dat is Plasterk!" Zijn geloof is in de loop van de jaren ver anderd, maar de pijlers van het christendom staan overeind. „Ik heb meer oog gekregen voor de veelkleurigheid van de Bijbel. Vroe ger beschouwde ik het als een naslagwerk voor moeilijke problemen, een handboek voor de dogmatiek." Zijn meningen over maatschappelijke onderwerpen zijn nauwe lijks gewijzigd. ,,Ik was voor de doodstraf en ben nu tegen omdat ik denk dat het een mens niet gegeven is het leven van een ander mens te nemen, behalve in oorlogen dan." Abortus blijft nee. En homoseksualiteit? „Daar wil ik niets over zeggen. Ik heb vorig jaar in een interview in Opzij gezegd dat ik homoseksualiteit niet meer als een afwijking beschouw en dat het denk ik ook niet te ge nezen is. Daannee heb ik veel mensen pijn gedaan die bezig waren met genezing. Ik ben daar van geschrokken. Ik ben ontzettend huiverig om mensen te kwetsen. Vroeger minder. Toen ging het me meer om het de bat en minder om de mens erachter. Nee, ik zeg er niets over. Zoveel mensen zijn zoe kende. Dan moet ik daar maar even m'n mond over houden. Ik heb daarin de wijs heid nog niet - of de juiste woorden." Dilemma's over kinderen die bekennen homo te zijn of met ongelovige geliefden thuiskomen, gaat hij ook uit de weg. „Op aandringen van mijn vrouw en kinderen ik mijn optreden veranderen. In het vorige seizoen heb ik daarom meer kwetsbaarheid en twijfel getoond." Knevel ontvangt kritiek als een gretige leerling. „Kritiek is een spiegel voor m'n ei gen functioneren. Het raakt me emotioneel niet, ik ben er nooit door verslagen maar ik pak er punten uit waarvan ik kan leren. Kees Fens schreef in de Volkskrant dat ik m'n ken nis etaleerde. Daar doe ik dan wat aan, want ik geef kennelijk aanleiding aan Fens om zo'n stuk te schrijven. Dat is mijn schuld." Talloze brieven kreeg hij over het wijzende vingertje. „Mensen storen zich aan dat vin gertje, Ik wijs nu ook bijna niet meer. In plaats van mijn vinger,'steek ik mijn hand uit. Dat komt minder assertief over. Het was niet eenvoudig om dat af te leren. Het is na melijk niet aangeleerd, dat beweeglijke heb ik van mijn moeder. Toen ik zondag bij haar was en haar zag gebaren, zag ik mezelf zit ten." Een briefje op tafel met daarop de woor den handen en ogen („mijn ogen schieten van links naar rechts als ik van de gast naar de camera kijk"), maant Knevel tijdens de uitzendingen tot rust. „En voor het eerst in acht jaar ben ik naar de media-academie ge gaan. Niet voor mijn interviewtechniek, die is wel goed, maar mijn lichaamstaal kan be ter. Ik zag dat vooral vorig jaar in de uitzen dingen vanuit de Vrije Universiteit Amster dam. Ik vond me onhandig overkomen." Maar nogmaals, vervelender vindt hij het beeld van de IJzeren Hein. „Dat klopt niet. Ik ben een getormenteerd mens. Ik worstel en kom niet boven. Natuurlijk ken ik mijn mo menten van geluk. Ik heb een goed huwelijk en gezinsleven, ik houd van klassieke muziek en lees veel boeken. Maar ik denk ook veel na. Dat wil ik ook. Ik behoed mezelf voor een oppervlakkig leven. Liever een somber mens die nadenkt dan een zorgeloze die dat niet doet. Geluk op een schaal van nul tot tien? Een zes met een lange min." Hij is vaak somber. „Over het leed in de wereld, maar vooral omdat zoveel mensen het geloof niet hebben. Ik hoor mensen vaak zeggen: wat is het fijn om te geloven. Voor mezelf ja, maar zoveel anderen geloven niet. En dat maakt mij somber." Ook als die onge lovigen heel gelukkig zijn? „Ja, ik kan somber zijn over andersmans geluk. Ik zou zo graag willen dat iedereen christen wordt. De per soon van Christus is zo'n unieke, waardevol le mens, God, dat ik hem alle mensen gun. Voor ongelovige vrienden vind ik het extra jammer. Maar ik ben niet iemand die op een verjaardagsfeestje om negen uur het woord neemt. Waarom die vrienden niet geloven, weet ik niet. Ik wou dat ik het wist. Ik wou dat ik de sleutel had. Maar het is een illusie te denken dat ik die sleutel in handen krijg. De sleutel is verborgen." Zijn grootste zorg is de jeugd. „Door ver tellen en voorleven hoop je dat ze het geloof behouden. Ik heb een groep van vijftig jon geren waarmee ik een keer in de maand de Bijbel 'doorakker'. Ik heb medelijden met ze. Het is door de welvaarts- en genotscultuur nog nooit zo moeilijk geweest om christen te zijn dan nu. Maar als ik ze dat zeg dan be grijpen ze niet waarover ik zeur." Vroeger was hij meer onbekommerd. „Naarmate je ouder wordt, weegt het lijden van de wereld zwaarder. Het wordt intenser als je het aan den lijve meemaakt Het over lijden van mijn zus vijfenhalf jaar geleden, heeft mijn leven op z'n kop gezet. Er is een wond geslagen die blijft schrijnen", zegt hij met waterige ogen. Zachtjes: „Ze was geluk kig gelovig." Zijn zus overleed op 36-jarige leeftijd aan kanker. „De waarom-vragen blij ven terugkeren. Ik vreet er boeken over. En praat ik niet meer over mijn gezin, dat legt een enorme claim op hen." Maar moslim, homo, christen of ongelovi ge, allemaal zijn ze welkom in Het Elfde Uur, terwijl vijftien jaar geleden een foto van Pia Beck in het EO-omroepblad nog taboe was. „Alleen mensen die op een ranzige wijze leed exploiteren zijn niet welkom." Menno Buch dus. „Die mag nu ook, want hij heeft aangegeven die programma's niet meer te maken." De programmaformule twee gasten 'uit de wereld' en een uit eigen kring, blijft gehand haafd. „Die zendingsdrang blijf ik hebben." De enige gast die maar niet wil komen, is oud-premier Ruud Lubbers. „'Je hebt me nog niet nodig', zegt-ie steeds. 'Pas als het slecht gaat met je programma kom ik'." Voorlopig niet dus. Het Elfde Uur van An dries Knevel trekt op het nieuwe tijdstip tus sen de vijfhonderd- en zeshonderdduizend kijkers die het programma ook nog hoog waarderen. „Ik ben voor de EO waardevoller in het programma dan als directeur in het bedrijf." In plaats van twintig programma's gaat Knevel er dit seizoen veertig maken. „De directeur die ook een programma maakt, wordt nu een programmamaker die ook nog een beetje directeur is." Knevel is de belangrijkste zendeling van de EO. Algemeen gerespecteerd en met een groot bereik. „Dat is waar we willen zijn: op het marktplein in plaats van het kerkplein. Missie ja, hopen dat mensen gaan nadenken." MONIQUE DE KNEGT Andries Knevel: „Ik sta nu meer open voor de motieven van anderen. Ik ben aan het 'verpolderen'."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 43