Kennis uit de genen
Opbouw
Hoogleraar Gert Jan van Ommen: „Mensen kunnen een betere manager worden van hun eigen gezondheid."
FOTO HIELCO KUIPERS
Hoogleraar humane genetica Gert Jan van Ommen: De dokter wordt populair
Vier sprekers iri een uur, dat lijkt
wat veel van het goede. De Leidse
universiteit begint het nieuwe
studiejaar maandag met het neusje van de
zalm. Letterlijk, want de minister van finan
ciën is gestrikt om in de Pieterskerk zijn visie
op de rol van de overheid in de Nederlandse
kenniseconomie te geven. Figuurlijk ook,
want na minister Zalm zal antropogeneticus
Gert Jan van Ommen de oude biechtstoel
bestijgen om 'wat wervende dingen te roe
pen' over het humaan genoomproject waar
bij hij vanaf het begin nauw is betrokken.
Hij krijgt daarvoor niet veel tijd, omda
ook de bestuursvoorzitter van de universitei
en een studente het woord zullen voeren.
Maar Van Ommen is vol begrip. „De kans
om publiek en beleidsmakers te confronte
ren met de noden en behoeften van de he
dendaagse wetenschap laat je natuurlijk nie
lopen. Dat genoom zat er natuurlijk wel
te komen, maar als het moment daar is komi
toch opeens de belangstelling. Mensen lezen
er over, het komt op tv, de Amerikaanse pre
sident Clinton en de Britse premier Blair be
moeien zich ermee en de academies van we
tenschappen roepen nog eens wat. Ik kan
me voorstellen dat de universiteit nu een
verhaal wil horen."
'Taal van de toekomst' is de werktitel van
zijn mini-college. Puntsgewijs zal Van Om
men de zin behandelen van de ontcijfering
van de menselijke genenstructuur. En ook de
onzin. Want er zijn nogal wat opgewonden
verwachtingen gewekt, die nergens op slaan.
Domweg omdat pers en politici niet goed
hebben geluisterd naar de geleerden en aan
de haal zijn gegaan met de gedachte dat met
de ruwe volgorde van het menselijk DNA ook
het mysterie van het leven zelf vrijwel is op
gelost.
Dit misverstand werd gevoed door de op
merking van de Amerikaanse president, toen
twee groepen onderzoekers op 26 juni in het
Witte Huis in Washington bekendmaakten
dat de 'atlas van de menselijke genen' bijna
klaar is. „Wij leren nu de taal waarin God het
leven heeft geschapen", zo sprak Bill Clin
ton. Wie niet beter wist, kreeg de indruk dat
de voorspelbare levensloop binnen handbe
reik is. Dat is dus niet zo.
„Dat we naar iemands DNA kunnen kijken
en dan weten wie het is, wat-ie is en wan
neer hij van zijn fiets zal vallen, kun je rustig
bijzetten in het rijk der fabelen", aldus Van
Ommen. „Wij hebben altijd gezegd dat het
wel meevalt wat je hier allemaal mee teweeg
brengt. We moeten alle functies van de ge
nen en hoe die elkaar beïnvloeden nog op
helderen. Ook daarna zullen we concluderen
dat er van persoon tot persoon grote ver
schillen zijn en dat veel zelfs dan nog niet
voorspelbaar is omdat het een interactiespel
is tussen je gen-constitutie en je omgeving."
Periodiek systeem
Maar wat schieten we er dan wel mee op?
Volgens Van Ommen is het onderzoek naar
het menselijk genoom vooral van invloed op
de gezondheidzorg. „We kunnen straks een
scherpere definitie van middelen en hun
werking maken. Dat zal ons ook ten goede
komen bij allerlei vraagstukken op milieu
technisch- en toxicologisch gebied."
De Leidse hoogleraar vergelijkt het project
met het periodiek systeem in de scheikunde.
„Daarvoor werd er ook wel scheikunde be
dreven, maar dat was toch eigenlijk een
beetje alchemie. Men kende wel wat regels,
maar pas op het moment dat Mendeljev het
schematisch opschreef konden we ook echt
nieuwe verbanden zoeken en ophelderen.
Dat is in feite het begin van de scheikunde
geweest en dat zie je waarschijnlijk ook bij
dit genoomproject, dat dit het begin is van
de biologie of van een andere biologie dan er
was."
Een kwartier krijgt Gert Jan van Ommen maandag in de Leidse
Pieterskerk. Te weinig tijd om goed uit te leggen wat er zo
belangrijk is aan de ruwe volgorde van het menselijk DNA, die
onlangs is vastgesteld. Toch ging de Leidse hoogleraar
antropogenetica grif in op het verzoek van het
universiteitsbestuur. De opening van het academisch jaar is een
mooie gelegenheid om onbezonnen verwachtingen te temperen.
Ook met de genenkaart in de hand kan niemand zijn lot
voorspellen. Er gaat geen wetenschappelijke Doos van Pandora
open. Wel krijgen we snel meer inzicht in de werking van
medicijnen en andere (giftige) stoffen op het eigen lichaam. Er
ontstaat een nieuwe biologie.
In het Sylvius Laboratorium van de Leidse
universiteit doen Van Ommen en zijn mede
werkers onderzoek met behulp van DNA-
chips waarmee ze duizenden genen tegelijk
kunnen vergelijken. „Zo'n ding kost vijfdui
zend gulden, dus je bedenkt je wel twee keer
voordat je aan een proef begint. We kunnen
ze ook zelf op een glasplaat zetten. Vergele
ken met de 'prefab'-chip wel veel minder
dicht; meer het effect van een voetbalveld
met op elke vierkante meter een graspriet.
Een soort Arena. Maar je kunt dan wel ge
richt vragen stellen over de werking van de
genen: staan ze aan of uit, gaan ze onder be
paalde omstandigheden harder of zachter
werken, wat is de wisselwerking van de een
op de ander, hoe praten ze met elkaar?"
Van Ommen geeft het voorbeeld van gist,
een eencellig organisme dat in evolutie mil
jarden jaren van de mens verwijderd is. „Gist
heeft maar zesduizend genen, de hele volg
orde is een paar jaar geleden opgehelderd.
Het is ook gemakkelijk te behandelen met al
lerlei stofjes om te zien hoe die bepaalde en
zymen aanspreken. En dan zie je reacties die
volstrekt overeenkomstig zijn met de reacties
bij ons. Dat is natuurlijk een hele goede ma
nier om de farmacologische werking van
stoffen beter te begrijpen. Door de reacties
van zo'n simpel, eencellig organisme kun je
al een uitspraak doen of een stof bijvoor
beeld de lever aandoet of het centraal ze
nuwstelsel of de waterhuishouding."
Van Ommen verwacht dat we op korte ter
mijn beter zullen snappen hoe bepaalde me
dicijnen bij mensen werken. Dat maakt indi
viduele doseringen mogelijk. De een kan nou
eenmaal beter tegen sommige stoffen dan de
ander. „Het is een gigantisch voordeel als we
dat beter kunnen testen. De dokter wordt
populair bij de patiënten en de patiënt is
minder vaak ziek, of eerder beter. Ook zullen
we meer geneesmiddelen ontwikkelen. We
gooien nu ontzettend veel middelen weg,
omdat ze te veel bijwerkingen hebben. Maar
straks zullen we veel minder mensen betrek
ken in de trials (testfase op patiënten, OH).
Het nadeel is dat de ontwikkelingskosten
hoog zijn omdat de medicamenten een veel
kleinere doelgroep hebben, maar op termijn
ken je het kunstje van het ontwikkelen, dan
ontstaat er een standaardmodel. Ik verwacht
dat we over een jaar of tien zover zijn."
Daarnaast kan een beter begrip van de
biologie mensen helpen beter om te gaan
met een eventuele ziekte. „Je wordt bijna
nooit ziek van een genetisch defect zelf. Vaak
hoopt zich iets op en dat vergiftigt een or
gaan, of een bepaald eiwit wordt niet aange
maakt waardoor sommige spieren zich niet
ontwikkelen. Bij genetische therapie probe
ren we een erfelijke ziekte te beperken door
bijvoorbeeld een eerdere schakel te sabote
ren, waardoor een andere route wordt geko
zen en het giftige tussenstation niet in het li
chaam ophoopt. Dat kunnen we doen door
te kijken naar iemand die dezelfde gen-mu
tatie heeft, maar niet ziek wordt."
Manager
Inzicht in de werking van de genen wijst
mensen op hun zwakheden. Daar moeten ze
hun voordeel mee kunnen doen. „Mensen
kunnen een betere manager worden van
hun eigen gezondheid", stelt Van Ommen.
„De een zal zich moeten realiseren dat hij
moet zorgen voor een stofarme omgeving
om in te leven, de ander moet voorzichtig
zijn met vet eten en de derde moet extra
voorzichtig zijn met in de zon zitten. Nou
zijn de meeste mensen van nature geen goe
de managers, maar ik spiegel mij in de mis
schien ijdele illusie dat wanneer je wat meer
zicht krijgt op voor- en nadelen, er ook din
gen zijn waarvoor je minder kopzorgen hoeft
te hebben. Misschien dat mensen er dan
makkelijker overheen kunnen stappen dat ze
zich sommige dingen moeten ontzeggen."
Natuurlijk voorziet Van Ommen ook het
probleem van risicogedrag en verzekering.
„Daarom is het van belang een aantal zaken
van verzekering, werkgelegenheid en discri
minatie goed te regelen, bij wet of overeen
komst. Maar de verzekeraars worden te vaak
als kwaaie pieren belicht. Het begint ook
voor hen wel duidelijk te worden dat ze 95
procent van hun klanten kwijtraken als ze
mensen uitsluiten op basis van risico-profie
len.
Uiteindelijk worden we niet allemaal zie
ker omdat we meer ziektegenen ontdekken.
Ik denk dat de gemiddelde gezondheid van
de mens er, in deze westerse maatschappij
althans, op vooruit gaat. Omdat je beter in
beeld krijgt waar je wel en niet tegen kan, en
de voeding gewoon beter in balans is. Ik
denk dat te veel van wat dan ook niet goed is
en een beetje van al die dingen vaak beter is
en het zou mij zeer verbazen als er uit het
DNA-onderzoek heel veel anders kwam dan
precies deze boodschap."
Met dezelfde nuchtere houding probeert
Van Ommen ook tegenwicht te bieden aan
de angst dat de privacy van mensen in het
geding komt door onderzoek naar hun gene
tische gesteldheid. „Als je nagaat wat er aan
technologie allemaal tamelijk gedachtenloos
wordt geaccepteerd en ingevoerd, terwijl
mensen zich grote zorgen maken over een of
ander medisch testje... Ik denk dat wij er aan
zullen moeten wennen dat privacy in de
21ste eeuw een heel ander begrip zal zijn
dan privacy in de 20ste eeuw. Dat je een ein
deloze hoeveelheid van elkaar kan weten,
maar dat je omgangsvormen moet afspreken
waardoor je daar gewoon niks mee doet. En
dat ligt niet aan de genetica alleen, zelfs niet
in de grootste mate, maar dat ligt aan de hele
ontwikkeling van internet, informatietechno
logie, communicatietechnologie. Ik bedoel:
aan de hand van de Noorse duikers ga je de
onderzeeboot in waar je de verdronken Rus
sische opvarenden ziet drijven, nog geen
paar uur nadat zo'n filmpje gemaakt is of in
real time. Dat neemt iedereen maar aan, ja
soms hoofdschuddend, maar dat kan alle
maal dus maar. Daar tegenover ben ik wei
eens verbaasd over hoe zorgelijk, meer dan
zorgvuldig, er wordt omgegaan met dat idee
van privacy in de genetica."
Leidse genetica
Van Ommen was jarenlang voorzitter van de
Humaan Genoom Organisatie (HUGO). Vo
rig jaar deed hij een stapje terug: hij is nu vi-
ce-voorzitter. Die vooraanstaande positie is
niet zo verwonderlijk, gezien de toonaange
vende rol van de Leidse genetica in de we
reld. „Vanaf midden jaren tachtig waren we
heel succesvol in het ophelderen van ziekte
genen en het ontwikkelen van diagnostiek.
Leiden heeft daarin voor Nederland het
voortouw genomen. We hebben in 1985 de
eerste prenatale diagnose wereldwijd gedaan
voor spierdystrofie, dat was voor de ziekte
van Duchenne. In 1983 hadden we al we
reldwijd de eerste draagsterdetectie, ook
voor de spierdystrofie van Duchenne. Dat
was onder mijn voorganger, professor
Pearson. In die tijd kwam 50 procent van alle
DNA-markers die er in de wereld in data
bases stonden, uit Leiden. Markers zijn stuk
jes DNA waar je verschillen tussen mensen
mee kunt aantonen. Dat waren er toen ge
loof ik 200 of zo, maar daar draaiden we toch
goed in mee."
Al snel ontstond het plan om de geneti
sche code van de mens systematisch in kaart
te brengen. „Het schoot niet op om telkens
per ziekte opnieuw het verantwoordelijke
gen op te helderen. Veel ziektes werden op
het X-chromosoom het eerste gevonden,
want daarvan was zo opvallend hoe ze over
erfden dat je dan niet meer op het hele ge
noom hoefde te zoeken. En ja, als je weet dat
er maar één vis is dan scheelt het nogal of je
alleen maar in een vissenkom hoeft te zoe
ken of in een heel zwembad. Maar men
dacht op een gegeven moment toch: dit
schiet niet op want je begint telkens weer
van voren af aan."
Verschil van inzicht tussen de onderzoe
kers over de wijze waarop de strengen DNA
moesten worden ontcijferd, leidde enkele ja
ren geleden tot een concurrentiestrijd tussen
de internationale onderzoeksgroep en het
Amerikaanse bedrijf Celera Genomics. Daar
aan kwam een einde met de gezamenlijke
presentatie op 26 juni.
De waarde van die 26ste juni zit hem vol
gens Van Ommen niet zozeer in de bekend
making dat het genoom project zijn einde
nadert, maar in de uitspraak dat de ruwe
volgorde van het menselijk DNA 'tot het pu
blieke dómein' behoort. Met andere woor
den: de genenkaart is van iedereen en toe
gankelijk voor iedereen. „De HUGO heeft
vanaf het begin in 1992 uitgedragen dat je
natuurlijk wel uitvindingen moet kunnen be
schermen, al was het maar omdat ontwikke
lingen in de gezondheidzorg heel duur zijn
en daar begint niemand aan als het niet wet
telijk beschermd is. Maar van de ruwe volg
orde van het DNA kun je niet volhouden dat
dat een uitvinding is."
De vraag of je patent (of octrooi, zoals het
in Nederland heet) kunt aanvragen op vor
men van gentechnologie is zeer actueel. Van
Ommen denkt dat de bestaande wetgeving
redelijk voldoet om aanvragen te toetsen. „Er
zitten ook moraal-theologische en morele
overwegingen bij. Heeft de evolutie een paar
miljoen jaar aan een gen gevijld en dan kom
jij met je patentaanvraag... Ik denk dat je be
scherming moet kunnen aanvragen als je
door onderzoek een ziekte-gen heb opgehel
derd en daar een toepassing bij ontwikkelt,
maar alleen na een overtuigende bewijsvoe
ring van die functie. Want veel genen leiden
tot eiwitten die in allerlei hoedanigheden
verschillende functies hebben. Op dat ter
rein zal de strijd worden uitgevochten."
Hij geeft een voorbeeld. „Een Amerikaans
bedrijf heeft een muizenlijn ontwikkeld met
een mutatie in een transporteiwit voor witte
bloedcellen. Er is toen vastgelegd dat dit ei
wit, CCR5, wel eens een entreeroute zou
kunnen zijn voor virussen. Daarna heeft ie
mand een transgene muis gemaakt met dat
eiwit er in en aan iedereen ter beschikking
gesteld. Op dat moment was aids nog niet
aan de orde, in elk geval niet in de huidige
hoedanigheid. Maar nu blijkt dat het eiwit
een eerste toegangspoort is waardoor het
aidsvirus HIV het bloed in gaat. Mensen die
resistent zijn voor HIV hebben een mutatie
in dat eiwit. Dat Amerikaanse bedrijf heeft
die muizenaanbieder daarop voor de rechter
gesleept. Die zaak loopt nog, maar ik ben er
allerminst gelukkig mee, want het betekent
dat je met een rijke fantasie een heleboel
ontwikkelingsonderzoek zou kunnen blokke
ren. Nou, dat is niet de bedoeling."
Groter belang
Dikwijls wordt de vergelijking gemaakt tus
sen het genoomproject en de eerste man op
de maan. Maar volgens Van Ommen is het
belang van de genen groter. „De man op de
maan was een tech
nologische vooruit
gang van jewelste en
het was conceptueel
ongelooflijk. Dat heb
je hierbij ook. Ik ver
wacht dat over een
jaar of tien de mees
te biologen en le
venswetenschappers
het volstrekt nor
maal vinden dat ze
op internet de DNA-
volgorde van het
beestje van hun keu
ze tegenkomen of
dat ze het met rela
tief weinig moeite
kunnen ophelderen.
Internet brengt de
mocratisering in de
wetenschap. Er ont
staat een wereldwij
de taakverdeling in
de bio-informatica
en dat is nodig, want
momenteel is het
drinken uit de
brandslang. Net als
bij astronomie zul je
zien dat weten
schappers straks ar
tikelen schrijven op
basis van onderzoek
dat elders is ge
daan."
0NN0 HAVERMANS
Het genoom van de mens bestaat
moleculen DNA, die de vorm h<
ben van een gedraaide trap. De tred
worden gevormd door paren van
basen adenosine (A), cytosine (Q, gi
nine (G) en thymidine CD. De volgoi
Vein de traptreden is de erfelijke coi
die kan worden weergegeven in e
lange reeks letters A, C, G en T. Er z
ruim zes miljard letters.
Genen worden gevormd door hond
den tot duizenden letters, die sam
bepaalde eigenschappen weergevi
Maar ongeveer 5 procent van het Dl
bestaat uit genen. Waar de rest vc
dient is nog onduidelijk. De erfeli;
informatie van de mens is zo omvar
rijk, dat de ontcijferde DNA-code
leen maar kan worden opgeslagen
elektronische databanken.
Het DNA zit verborgen in de 46 chi
mosomen in de kern van alle hondei
duizend menselijke cellen. Van a
chromosomen zitten er twee in ei
cel, met uitzondering van de manne
ke geslachtschromosomen X en Y (e
vrouw heeft twee X-chromosomen).
het genoomproject worden dus
chromosomen 1 tot en met 22 plus I
X en het Y-chromoom in kaart
bracht.
ZATERDAG 2 SEPTEMBER