'Schilderen is ademen voor mij'
231
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 2
Patty Harpenau, foute karma's, harde handel en de kracht van meditatie
Ze is de bezieling even kwijt. Onthutst
door de beschuldiging dat ze plagiaat
zou hebben gepleegd, laat ze het penseel
en de ezel een tijdje rusten. In plaats
daarvan goekt schilderes en
meditatietrainer Patty Harpenau naar
de ingang van de universele wijsheid.
„Het poenerige, de nouveau riche, heb
ik nu wel gehad.
Een beeldend kunstenaar wil ge-
woon schilderen en eigenlijk
niets te maken hebben met de
W verkoop van zijn doeken. Om
over je eigen werk een prijs af te
spreken en te soebatten, dat is
niet leuk. Dus de kunstenaar geeft het uit
handen, aan een galeriehouder of een agent.
Maar als de schilder op een gegeven mo
ment zijn eigen plan trekt en niet meer schil
dert wat hij van z'n agent moet schilderen,
dan ontstaat er frictie, irritatie. De galerie
houder gaat je op je geld korten. Als je daar
wat over zegt, word je afgestraft. Als je dan
ook de verkeerde treft, een man die rijk is ge
worden van de verkoop van tweedehands
auto's, word je van plagiaat beschuldigd."
Het verwijt dat ze ©en doek heeft nage
aapt, laat schilderes Patty Harpenau op zijn
zachtst gezegd niet onbewogen. Wie haar
om opheldering vraagt over de beschuldi
ging die kunsthandelaar Jan Vazquez tegen
haar heeft geuit, krijgt eerst een ontkenning
te horen en wordt vervolgens onthaald op
een college over de kunstwereld, die niet het
meest charmante uit de mens schijnt te ha
len. „Je moet je houden aan spelregels die
niet de jouwe zijn", zegt de 41-jarige schilde
res uit Diemen.
Vazquez meent dat Harpenau voor haar
doek 'Brigitte Bardot' de finesses heeft afge
keken bij haar Kenyaanse collega Meek
Gichugu. Het schilderij waarop een wezen
staat met vogelkop en giraffenstaart, zou vol
gens hem verdacht veel lijken op een doek
uit 1992 van deze Afrikaanse kunstenaar.
Vazquez vindt dat Harpenau hiermee zijn
naam als galeriehouder te grabbel gooit. Op
merkelijk genoeg beveelt Wj op zijn website
nog steeds dezelfde schilderes aan, die
Vazquez' bezieling voor kunst en kunste
naars toedicht. De handelaar is inmiddels
een juridische procedure begonnen, waarin
hij een half miljoen gulden van Harpenau
eist.
Volgens de schilderes is Vazquez' beschul
diging een van de middelen waarmee hij een
zakelijk geschil in zijn voordeel wil beslech
ten. „Hij vindt dat ik te weinig heb geprodu
ceerd. Maar ik ben geen producent, ik ben
een schilder. Ook heeft hij prijzén van mijn
doeken verdrievoudigd en kaarten van mijn
schilderijen laten maken, zonder dat ik ervan
wist. Uiteindelijk heeft hij het exclusieve
contract met mij eenzijdig opgezegd.
Vazquez probeert mij nu op allerlei manie
ren dwars te zitten. Zijn laatste streek was
het Algemeen Dagblad benaderen met de zo
geheten 'scoop' dat ik plagiaat had gepleegd.
Kunstenaar zijn betekent dat je geld bent
voor sommige mensen. Je bent handel. Har
de handel. Of je verdrietig bent of je je dag
niet hebt, is voor hen onbelangrijk. Ik heb te
veel mensen hun zin gegeven. Ik kon geen
nee zeggen, probeerde altijd te doen wat ze
wilden. Dat heb ik verkeerd ingeschat. Op
een gegeven moment krijg je het mes op de
strot. Dan kunnen mensen ongelooflijk hard
naar je uithalen. Die galeriehouder vecht het
conflict uitermate ordinair uit. Dat is zijn
manier. Het zit kennelijk in zijn karma. Ik wil
het niet in mijn energiehuishouding hebben.
Het is niet waar dat ik plagiaat heb ge
pleegd, maar zo'n beschuldiging blijft wel
hangen. Je bent verdachte en zonder dat
men zich afvraagt of het waar is, ben je al
veroordeeld. Een moordenaar krijgt nog een
proces, ik niet."
Afkicken
Een opgeruimd atelier. Aan de muur hangen
schilderijen en zeefdrukken met titels als
'Avondvierdaagse' en 'Stapel op koeien'. Uit
een bureau steekt een modern computer
scherm omhoog. Op een flapover staan voor
de buitenstaander ondoorgrondelijke ter
men en een schema. Verderop torst een ezel
het eind jaren twintig geschilderde portret
van vader Harpenau; zijn blik houdt het
midden tussen streng en gemoedelijk. De
schilderes neemt plaats op een rode tweezit-
ter. Spijkerbroek, wit T-shirt, bordeauxrood
gilet. Haar in gympies gestoken voeten tap
pen op een onhoorbaar ritme. Haar vingers
spelen met de dop van een fles bronwater.
De airco zoemt zacht.
De verftubes zijn nergens te bekennen.
Ook liggen er geen penselen klaar. Het is niet
de tijd voor palet en ezel, zegt ze. „Als ik nu
de kwast ter hand zou nemen en ik zou iets
schilderen, dan zou ik dat werk niet moeten
exposeren. Het zou niet representatief zijn."
Nu die' affaire met Vazquez speelt, heeft ze
het even gehad. „Maar het is maar tijdelijk,
Patty Harpenau: „Ik verrek het om slachtoffer van iemand te worden."
hoor. Het is ook een beetje afkicken. Ik heb
de laatste maanden zo veel moeten schilde
ren. De druk werd zo hoog opgevoerd, het is
nog een wonder dat de tubes verf niet tege
lijk met de bestellingen werden aangele
verd." Het flessendopje glipt uit haai' handen
.en valt op de vloer. Ze maakt zich kwaad. „Ik
verrek het om slachtoffer van iemand te wor
den, maar ik vind het wel onrechtvaardig.
Hoe komt het dat de media reageren als je
wordt beschuldigd van plagiaat, maar nie
mand je verhaal wil horen als je als kunste
naar geïntimideerd wordt?"
Haar relaas staat niet op zichzelf, bezweert
ze. „Je zult van andere kunstenaars hetzelfde
verhaal horen. Ik heb drama's meegemaakt
met andere collega's, ontzettend zielig. Het
beste voorbeeld is schilder Nic Jonk. Zijn
zoon vertelde me: 'Mijn vader is doodgegaan
door die kunstagenten. Hij heeft er kanker
van gekregen, van het gezeik, het geëtter en
gemier'. Een beetje kunstenaar, die nergens
bij wil horen en zijn eigen plan trekt, opent
nu een eigen galerie of verkoopt vanuit zijn
atelier. Ikzelf wil nu nog alleen maar een ge
degen galerie. Ik weet hoe het werkt: je moet
je niet laten verleiden door de grootte van de
galerie. Het poenerige, de nouveau riche heb
ik nu wel gehad."
Energieveld
Harpenau zal niet werkeloos in haar atelier
wachten tot de artistieke bezieling weer toe
slaat. Dit najaar komt een boek van haar uit
en de deadline schrijdt angstwekkend nader
bij. 'Tussen twee gedachten' heet het werk,
dat de ingang poogt aan te geven naar de
universele wijsheid.
Enthousiast gaat de schrijfster de uitda
ging aan om de van scepsis doordesemde
toehoorder van de hoed en de rand op de
hoogte te brengen. „Het gaat over de ruimte
die er tussen je gedachten ligt. Ja, die is er,
want anders zou alles wat je denkt, aan el
kaar vastzitten. Als je door meditatie tussen
die twee gedachten in schiet, log je in in een
collectief energieveld, een oneindig univer
sum. Vol deeltjes energie die voort blijven
bestaan, als de stoffelijke materie, jij, ik, de
stoel waar jij op zit en je tas allang uit elkaar
is gevallen. Het heeft allemaal met quantum-
fysica te maken, een fenomeen waar ene me
neer Einstein heftig mee in de weer is ge
weest. Alles tussen die twee gedachten is
energie en daar vind je ook alle informatie
die je in principe nodig hebt, of zou willen
hebben." Geraak je in dat energiekanaal, dan
is dat grenzeloos bevorderlijk voor je poten
tieel, weet Harpenau. Oorspronkelijkheid en
levensvreugde krijgen weer alle ruimte. „Je
kunt er je eigen software enorm mee uitbrei
den."
Naast beeldend kunstenaar is Harpenau
ook meditatietrainer. Een 'instructor' met
een licentie van de Indiase arts Deepak
Chopra om diens Kennis van de Oneindige
FOTO GPD CEES ZORN
Mogelijkheden te verbreiden. Elke maand
geeft ze in haar atelier voor 750 gulden een
weekend lang een Oerklank Meditatie Cur
sus, inclusief mantra, cursusboek, meditatie
cassette, koffie en versnaperingen. Haar
ogen stralen. „Dat is helemaal té leuk. Ik be
geleid mensen die veelal een turbulent leven
leiden en af en toe een leermeester nodig
hebben. Ik doe aan burnoutpreventie en het
vergroten van je stressbestendigheid. Dan
initialiseer ik mensen in hun eigen geboorte
mantra, leg ze uit waarom een mens van tijd
tot tijd moet mediteren. Dat er niets zweve
rigs aan is."
Er komen veel mensen naar haar cursus
om de rust in zichzelf te vinden. „Die gek
worden van de gedachte van almaar moeten,
moeten, moeten. Vorige keer had ik een me
vrouw, die manager is van een groot blad. Ze
vertelde me dat ze 'flabbergasted' was, ze
was er zo blij mee. Dat vind ik een cadeautje.
Ik ben met Deepak Chopra in aanraking
gekomen via zijn boeken. Daar heb ik veel
van geleerd. Ik was op zoek naar mezelf, had
een soort onrust over me. Maar ik heb via
hem ontdekt dat ik eigenlijk contact wilde
leggen met mezelf, met wie ik bén.
Als je besluit om 'teacher' te worden, men
sen uit de modder te halen, dan moet je er
zeifin gezeten hebben. Nou, ik weet hoe het
is om geen cent te hebben, ik weet ook hoe
het is om succesvol te zijn. En ik heb onder
vonden dat succes bij mensen een bepaalde
agressie en irritatie kan oproepen."
De Indiase arts is niet de eerste de beste, is
Harpenaus stellige overtuiging. „Hij is geen
goeroe, hij leeft niet in een commune, doet
niet aan dat zweverige gelul. Deepak is meer
een wetenschapper, bezeten van de quan-
tumfysica. Ik vind dat wat hij te zeggen heeft,
dat ik daar iets mee kan. Ik blijf Hollands,
dus nuchter, hè. Ik heb heel veel andersoor
tige trainingen gezien, waarbij ik alleen maar
dacht: 'Waar is hier de nooduitgang?!'. Als lk
in kringetjes moet gaan staan en mensen
omhelzen, word ik niet goed."
Het thuisfront is zeer 'meegaand' waar het
haar fascinatie voor Deepak betreft. „Mijn
oudste zoon vindt het dan wel niks, maar
daar is hij puber voor. Mijn jongste is zeer
geïnteresseerd." Ze moet hulde brengen aan
haar echtgenoot, journalist Jos Kuijer. „Hij
vindt het prima dat ik de trainingen doe. Zelf
heeft hij er niets mee, hij is meer de aardse
mens. Hij loopt heel veel met de hond en dat
is zijn vonn van spiritualiteit. Maar ik merk
de laatste tijd dat hij mensen gaat vertellen
wat ik doe tijdens de trainingen."
Belangrijk
Hoe bevlogen ze ook over de 'ayurvedische'
arts en zijn ideeën vertelt, het schilderen zal
toch altijd op de eerste plaats komen. „Schil
deren, ik zal het nooit opgeven. Zelfs als ik
allang dood ben, zul je nog eens stiekem
naar mijn graf moeten gaan. Groeit er een
schilderij uit. Als je de gave hebt om te schil
deren, dan laat je dat toch niet kapot maken?
Schilderen is ademen voor mij."
2e kwam al vroeg tot die ontdekking. Toen
ze twee, drie jaar was, wilde ze reeds aan het
palet. „Ik wilde ook zwemjuffrouw worden,
vond die badpakken zo mooi. Maar het werd
uiteindelijk beeldend kunstenaar. Dat heb je
in je of niet. Het is een manier van leven."
De keuze van dochter Patty viel niet in goede
aarde bij haar katholieke moeder en joodse
vader, directeur van een verpakkingenfa-
briek. „Kunst was iets voor aan de muur,
vond mijn moeder. Niet voor een meisje uit
Amsterdam-Zuid, dat hockeyde, op het ly
ceum zat, een keer in de week uit mocht en
om tien uur thuis moest zijn. Maar ik heb
het toch gedaan."
Door haar eerste huwelijk met een Israëli
van Marokkaanse afkomst werd de schilde
res orthodox-joods, maar al snel bleek voor
haar dat geloof niet het ware te zijn. „Met de
jaren ben ik gaan inzien dat godsdienst eer
der iets is voor en van politieke partijen,
ego's en machtsstructuren. Ik ben gelovig op
een heel vrijblijvende manier. Ik geloof in het
goeie van de mens, die donders goed beseft
wanneer hij iets fout doet."
Na een 'af en aan'-verblijf van een jaar of
vijf in Israël keerde ze terug naar Nederland,
zonder man, maar met haar twee zonen. Ze
maakte huizen schoon en leefde van een bij
standsuitkering. „Ik schilderde al wel en liet
me uitbetalen in verf. Op een gegeven mo
ment kwam Jan-Willem Tuitel, ook de ont
dekker van Herman Brood, uit de Nieuwe
Spiegelstraat in Amsterdam langs, hij wilde
naar mijn schilderijen kijken. Hij zag ze en
zei: 'Nou, da's mooi, ik wil ze maandag in
mijn galerie'. Kreeg ik driehonderd gulden
aan het einde van de week. Dat was een hele
rijke periode. Je weet niet wat je overkomt.
Mijn eerste tentoonstelling in de Nieuwe
Spiegelstraat: ik flipte, het was ge-wel-dig."
Van lieverlee ontdekte de pers 'de schilde
rende bijstandsmoeder'. „Als een blaffende
labrador ging ik op alles af. Party's hier, fees
ten daar. Ik stond in de bladen." In haar 'en
fant terrible'-tijd ensceneerde ze met de
toenmalige hoofdredacteur van Nieuwe Rèvu
Jean Mentens, een huwelijk. Story, Privé
stonden bol. Totdat bleek dat het er niet van
zou komen. Gevolg: de tijdschriften lasten
een 'Harpenau-stop' in, die net zo snel werd
opgeheven toen bekend werd dat haar moe
der was overleden. „We moesten een foto
graaf van de kist trekken die ik beschilderd
had." De keerzijde van de publiciteit heeft ze
nu inmiddels ook ontdekt. Roddel- en seri
euze bladen stortten in de loop der jaren
karrenvrachten drek over haar uit en hingen
etiketten als acrylkippetje, beroepsoplichtster
en pestwijf aan haar. Vorig jaar nog spanden
zij en haar man een kort geding aan tegen
het weekblad Story, dat suggereerde dat hun
huwelijk over was. „Gek hoor, om te lezen
dat je op straat bent gezet." De kous was af
met een rectificatie.
En nu dus die beschuldiging van plagiaat.
Ze haalt haar schouders op. Het zal haar
drijfveer om altijd weer te schilderen niet
verwoesten, verzekert ze. „Ik vind mezelf een
kundig schilder, éen van de oude stempel.
Zet mij voor een doek en ik stap in de mate
rie. Als ik een boom schilder, bén ik een
boom. Probeer me ook altijd te vernieuwen.
Ik vind het gaaf om iedere keer een andere
jas aan te trekken."
„Waar ik het voor doe zijn die ademloze
momenten tijden^ het schilderen. Die blij
ven je bij. Je hebt een idee voor een schilde
rij, maar soms kan dat idee met je weglopen.
Schrijvers hebben dat ook. Dat ze de 'plot'
van hun boek vergeten. Harry Mulisch
noemt dat cryptomnesie. Dat heb ik soms
ook met mijn schilderijen. Dat
je, als het werk af is, alleen maar
'aaah' kunt roepen. 'Heb ik dat
geschilderd?' Zo'n ademloos
moment vind je dus ook tussen J
twee gedachten."
PETER KUIJT