fflNGEN "'"VOORBIJGAAN Een vieze chique hoed stadeen schuine kamer en een Leiden Regio STADSGEZICHT ZATERDAG 2 SEPTEMBER 2000 Tine Landwehr-Johan werd op 7 mei 1914 geboren in Haarlem als dochter van een militair. Ze woonde onder meer in Kaatsheuvel, Santpoort en Haarlem voordat ze bij toeval in Leiden terechtkwam. Na de scheiding van haar eerste man wilde ze niet langer in rj- Haarlem wonen en zocht elders onderdak. Het werd Leiden, waar ze een FOTO TACO VAN DER EB baan kon krijgen bij hoedenzaak De Stad Parijs in de Donkersteeg. Een baan én een woning. En dat gaf de doorslag. Hoewel de eerste kennismaking haar niet bijster beviel, denkt Tine Landwehr-Johan inmiddels veel positiever over de stad, die ze eind dit jaar verlaat om in een bejaardenhuis in Amersfoort te gaan wonen. de zaak. Die legde ik de volgen de dag weer terug. De dozen met de hoeden kwamen uit Den Haag. Met van Gend Loos. Die hoeden werden nog gebracht met paard en wagen. Als die wagen was gearriveerd, kwam dat paard kwam een paar stappen het portiek in. Die was gewend om suikerklontjes van ons te krijgen. En hij ging niet weg voordat hij er twee had ge kregen. De Donkersteeg was destijds wel leuk. Vanuit de winkels kon je elke dag de mensen zien voorbijkomen. Al etende. Een kroketje of zo. Ik denk dat er in de buurt ergens een automatiek was of zo. Elke dag zo'n beetje dezelfde mensen. Die slenter den daar dan. Wat ze daar elke middag in de stad deden, weet ik niet. De winkel had twee eta lages aan de voorkant. Vanuit een paar makkelijke stoelen ke ken we dan naar buiten, als het even wat rustiger was in de zaak. Zo van: goh, die was er gisteren ook al. Wat ook gezellig was: de 3 okto- beroptocht kwam er elk jaar langs, in het begin dat ik er woonde. Omdat meneer De Ko ning, die een zaak had in la kens, slopen en dergelijke op de hoek van de Donkersteeg en de Haarlemmerstraat, voorzitter was van de 3 October-Vereeni- ging. Daarom kwam de optocht door de Donkersteeg. Een hart stikke smalle steeg. Dus af en toe werd er wel eens een uit hangbord meegenomen. En dan zat er de hele dag een har monicaspeler in het portiek. Dan kreeg ik altijd visite over uit Haarlem en dan keken we met z'n allen. En ik hoefde er nooit een voet voor te verzet ten. Ik kon alles prachtig zien vanuit mijn huis boven de win kel. Iedereen hing dan trou wens uit de ramen in die smalle steeg. De optocht was leuk, maar verder deed het feest me nooit zo veel. Ik vond het een feest waarin men in zo kort mo gelijke tijd dronken probeerde te worden. En dan de troep daarna. Hoe lang ik precies bij De Stad Parijs gewerkt heb, weet ik niet meer. Ik kreeg herrie met mijn baas. De firma betaalde ook slecht. Op een gegeven mo ment heb ik ontslag genomen. Ik ben er nog blijven zitten tot ik weer een huis had. In de Jac ques Perkstraat, met een mooie grote tuin. Een arbeidersbuurt, maar een nette buurt. Ik weet nog wel dat mensen hier dach ten toen ik hier kwam wonen: wat een kouwe kak, wat een verbeelding heeft ze. Dat kwam natuurlijk ook omdat ik mijn houding niet mee had. Ik was lang. En ik zag er altijd goed ge kleed uit. Dat moest ik natuur lijk voor de zaak. Ik wilde ook wel eens een lekkere slobber jurk aan, maar dat kon niet. Ik moest altijd een net pakje aan hebben. Later zijn die mensen mijn bes te vrienden geworden. Als ik ziek was, kwam de overbuur vrouw even kijken. Of ze deed de boodschappen voor me. En 's winters kon ik erwtensoep mee-eten. De woning had ik via de militairen gekregen. Dat zat zo: in de tussentijd had ik mijn tweede man leren kennen en hij was beroepsmilitair. Ik kwam te werken in Mes- scher's Modehuis in de Bree- straat. Het was een chiquee zaak. Er kwamen bijvoorbeeld twee zusters, twee freules. Die kwamen geregeld hoeden kij ken. Kijken ja. Ze pasten ettelij ke hoedjes. Totdat ik op het laatst vroeg: freule, weet u nu eigenlijk al wat u wilt hebben, want er staan nog meer klanten te wachten. En toen wilden ze niet meer door mij geholpen worden. Wat een kouwe kak, hè? Dat heb je tegenwoordig toch niet meer. Messcher's Modehuis verkocht behalve hoeden ook prachtige sjawls. En ook van die prachtige handschoenen. Van Lemböck, een fabriekje in Heemstede. Duur. Maar als ze in de oprui ming waren, kocht ik altijd een paar. De Breestraat was toen je van het. Hele dure zaken. Mack bijvoorbeeld. Vreselijk duur. Niet te betalen voor gewone mensen. Daar kwam ook alleen de crème de la crème. Aan de overkant zat de bontzaak van Van Egmond. Riël was ook het betere genre, ook een mode zaak. Verder had je het restaurant In den Vergulde Turk. Daar ging ik elke dag een kopje koffie drin ken in de pauze. Met een kopje soep. Of een broodje. En 's za terdags, als het mooi weer was, zaten mijn man en ik er gezellig op het terras. Er kwamen veel mensen. Het was ook een van de betere restaurants, je kon er verrukkelijk eten. Maar goed, de Breestraat was de deftigste straat van Leiden. De gewone Leidenaars kwamen er weinig. Nu is de Breestraat bijna net zo rommelig als de Haarlemmer straat. Toch kijk ik nu wel anders te gen Leiden aan. Aan het einde van het jaar ga ik naar Amers foort, naar een bejaardenhuis. Ik vertrek toch wel met een beetje weemoed uit de stad. Toen ik hier pas kwam, vond ik Leiden maar een stinkstad. Maar nu denk ik daar toch heel anders over." HERMAN JOUSTRA Leidsch Dagblad ARCHIEVEN ANNO 1900 Zaterdag 1 September BINNENLAND - Uit veel plaatsen des lands komen berichten van de feestviering bij gele genheid van den verjaardag van H.M. de Ko ningin. Overal herdacht de bevolking in blijde, opgewekte stemming het verjaarfeest. De bewering van mopperaars, dat er tegen woordig niets meer aan een parade te zien is, nu de bajonetten niet meer in het zonlicht flik keren; de geweren niet meer 'over', maar aan den riem gedragen worden en er geen handgre pen meer voorafgaan, wordt gelogenstraft door de groote belangstelling, die het publiek in de Residentie, nog steeds voor wapenschouwin gen toont. Zeker, de parades zijn eenvoudiger geworden dan vroeger, maar er is toch altijd nog genoeg te zien. Het regiment grenadiers en jagers in open en gesloten colonne, kranig als altijd, de- fileerende op zijn bekende marsch, de artillerie met haar stukken in draf en galop en de cava lerie met de lustig op het maatgeluid der mu ziek loopende paarden, dat alles trekt nog al tijd, en te recht, belangstelling, vooral als het prachtig paradeweer is zooals gisteren. ANNO 1975 Leidenaars blikken terug op hun verleden De eerste kennismaking van Tine Landwehr-Johan was het station in Leiden. Geen prettige kennismaking. Ze vond het er maar een rommeltje. LEIDEN - In de Stads gehoorzaal zijn gister avond de prijzen uitge reikt van de fotowed strijd 'Kijk, dit moet blijven', waaraan in Leiden door 235 leer lingen van acht lagere scholen werd deelge nomen. Fotohandelaar Van der Horst (rechts) overhandigt Thea van Doesburg een camera. Links de public-rela tions manager van Ko dak Nederland A. de Haas. foto archief leidsch dagblad Dinsdag 2 september ALPHEN AAN DEN RIJN - B. en W. van Al phen hebben gistermiddag de komst van Suri- namers naar deze gemeente 'met klem' afge wezen. Dit gebeurde via een telegram aan het Centraal Bureau in Den Haag, dat zich bezig houdt met de opvang van rijksgenoten. Vanmorgen zijn B. en W. bezig geweest met het opstellen van een toelichtende brief. Die was rond het middaguur nog niet klaar. Be kend is evenwel, dat het gemeentebestuur on der meer niet voelt voor de opvang van rijksge noten vanwege de hier al ondergebrachte woonwagenbewoners en Zuidmolukkers. Een woordvoerder van het ministerie van CRM zei vanmorgen in een commentaar, dat de gemeente formeel de komst van Surinamers niet kan weigeren. Als de gemeente niet wil meevyerken of er wordt geen alternatieve huis vesting gevonden, dan zou het best kunnen zijn, dat een contract wordt gesloten met Ruar- dy. Dat pension aan de Steekterweg zit nu he lemaal in de markt. LONDEN - Het Britse voetbalpubliek en vooral de jonge mensen zijn door de secretaris van de 'League', Alan Hardaker, officieel gewaar schuwd, dat als er geen einde komt aan het voetbalvandalisme de wedstrijden zullen wor den gespeeld in stadions, waar geen toeschou wers worden toegelaten. Hij gaf toe, dat deze maatregel pas in het ui terste geval zou worden genomen als aan de or deverstoringen en vernielingen van de voetbal meute geen einde kwam. Laatstleden zaterdag had het schandelijke gedrag van de voetbalmassa alle 'records' ge slagen. In diverse treinen was bijvoorbeeld voor vele duizenden ponden vernield. Het was nog nooit zo'n bende geweest, werd door een verte genwoordiger van de staatsspoorwegen nader hand meegedeeld. geen douche. Aan het eind zo'n beetje van de Haarlemmer straat. Verder wasten we ons thuis gewoon aan de gootsteen. En je nam eens een voetenbad in een teiltje. Een bad of dou che hoorde zeker niet tot de standaarduitrusting van oude huizen. Ja, het was een oud huis. Ik woonde daar wel vrij. Betaalde geen huur. Maar daar was mijn salaris destijds ook naar. Ik vond het wel leuk als chef te werken in de winkel. De Stad Parijs had een heleboel zaken door het hele land. We verkoch ten dameshoeden. En ook shawls. We werkten er met z'n drieën. Er was een leerlinge bij, die stofte de hoeden met een borstel om ze netjes te onder houden. Het was een zachte borstel om ze niet te beschadi gen. Want er zaten vaak veren op die hoeden. Of voiles. De leerlinge stofte ook de planken. In de zaak lag een soort zeil op de vloer. Dan hadden we een heel groot, zwaar blok, met een lange steel eraan. Dat haalde zij steeds over het zeil heen, zodat dat mooi bleef. En als het slecht weer was, moest ze dweilen. Ik hielp ook wel met met het schoonmaken van de vakken. Ze kon natuurlijk niet alles al leen doen. Maar normaal ge sproken deed ik de verkoop. Sa men met de andere collega. De zaken gingen goed. Het was echt een hoedentijd. Wat opval lend was, was dat veel klanten uit Katwijk kwamen. Op de een of andere manier droegen die vrouwen veel hoeden. Maar Leidenaars kwamen er natuur lijk ook. Die spraak zeg! Ontzet tend plat. Ik weet nog goed dat er iemand in de zaak stond die zei: Mag ik effe de hoeie passé? Ik zeg: pardon, wat zegt u? Die hoed daar, die mot ik effe passé. Daar moest ik enorpi aan wen nen. Zelf heb ik nooit echt hoeden gedragen. Voor mezelf vond ik het maar niks. Het enige wat ik af en toe op mijn hoofd plantte was een alpinopet. Daar kon je allerlei vormen van maken. Als er nieuwe hoeden kwamen, paste ik ze wel allemaal. Dat vond ik wel leuk om te doen. Maar een echt hoedenmens was ik niet. Als ik een hoed op moest hebben, voor een specia le gelegenheid waar dat werd verwacht zoals een begrafenis, dan nam ik er gewoon een uit Zernikedreef. ,,Ik kwam aan op het station en het eerste wat ik dacht was: wat een smerige stad. Sorry hoor, maar dat was mijn allereerste indruk. Het was rommelig op het station. Overal lag troep. Papier en hoopjes vuil zag ik liggen. En ik zag café Zomer- zorg liggen aan de Stationweg. Dat mocht ook wel eens een verfje hebben. En je had nog die loopbrug. Daar liep ik over heen met mijn twee koffers en ik dacht bij mezelf: ooo, moet ik hier nou wonen? Wat vreselijk. Die hele rommelige omgeving. Alsof er nooit eens een bezem doorgehaald werd. Ik was wel anders gewend, want ik kwam uit een vrij schone stad, Haar lem. Het was 1948. Ik was net ge scheiden van mijn eerste man en ik wilde uit Haarlem weg. Nou wilde het toeval dat ik net een baan kon krijgen in Leiden, via een firma in Haarlem, als fi liaalhoudster van een hoeden zaak in de Donkersteeg. Het was stom toeval. Ik had net zo goed in Den Haag terecht kun nen komen. Of Rotterdam. Maar wat de doorslag gaf, was dat ik in Leiden er meteen een huis bij kreeg. Boven de winkel in de Donkersteeg. En ik had natuurlijk geen huis. De bovenwoning was ver schrikkelijk groot. Met een heel grote kamer. Die liep wel schuin af. Als ik in de ene hoek een knikker legde, was die bin nen de kortste keren aan de an dere kant van de kamer. En als ik van de slaapkamer naar de keuken moest, moest ik over een heel hoge drempel stappen. Dan moest je geen borrel op hebben, want dan redde je het niet. Twee keer in de week ging ik naar het badhuis in de Haar lemmerstraat, want we hadden Tine Landwehr-Johan: „Ik weet nog goed dat er iemand in de zaak stond die zei: 'mag ik effe de hoeie passé?' Daar moest ik enorm aan wennen, aan die spraak." foto hielco kuipers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 15