'Ontruimen woning is indiscrete operatie
Binnenland/Buitenland
Nooit uitgekeken op 'Plaat'
Postbode als 'tafeltje-dek-je' op Franse platteland
WOENSDAG 23 AUGUSTUS 2000
Jos de Moei coördinator rampgebied na vuurwerkexplosie Enschede
Jos de Moei is 'directeur van het rampgebied' in Enschede. Hij
werkt sinds half juni in opdracht van de gemeente in het gebied
dat op 13 mei door de vuurwerkramp werd verwoest. Hij loste
eerder bouwproblemen op, was crisismanager bij een dreigende
instorting van een Canadese wolkenkrabber en stampte in negen
maanden tijd Joop van den Ende's ShowBizCity uit de grond.
enschede saskia minkman
Bij de eerste aanbjik van het ramp
terrein schrok Jos de Moei enorm.
De beelden leken op die van de fo
to's die hij ooit zag van Rotterdam
na de oorlog. Maar De Moei is ge
wend geraakt aan de puinhopen. Ze
ker nu er alleen nog maar puin ligt.
„We hebben de emotionele dingen
zo veel mogelijk verwijderd. Als ik er
gens een speelgoedeendje of een
driewieler zag liggen, haalde ik dat
weg. Niet omdat het er niet bij hoor
de, maar omdat het rampgebied
voor mij een bouwterrein moest
worden."
Het kantoortje van De Moei (51) is
aan de rand van het rampgebied.
Wie dat wil betreden, moet eerst bij
hem langs. Een echtpaar klopt aan.
Of ze nog één keer naar hun woning
mogen. „Ze zijn écht de aller-, aller-
laatsten", verzucht De Moei. ,,De be
zoeken zijn eigenlijk afgelopen. Deze
meneer weet zeker dat er in zijn wo
ning nog papieren liggen. Het inge
nieursbureau dat door de gemeente
is ingehuurd, heeft al gezien dat er
niets meer ligt. Alles is weg. Ver
brand. Hij gelooft het niet en wil het
met zijn eigen ogen zien. Dat mag."
De Moei heeft vrijwel alle verzoe
ken van ex-bewoners, slachtoffers en
nabestaanden gehonoreerd. Of ze
nu twee, drie of vier keer wilden ko
men kijken. Een vrouw kwam zelfs
negen keer om haar kat te zoeken.
„Weinig mensen weten dat een be
zoek aan het rampgebied per per
soon 250 gulden kost. Er moeten
kosten worden gemaakt voor de be
veiliging, er moeten begeleiders
mee, er moeten asbestpakken wor
den aangetrokken en na afloop moet
iedereen en alles worden gewassen."
Toch is het geen moment in hem
opgekomen om de \touw tegen te
houden. „Het was voor haar heel erg
belangrijk. Ze heeft haar kat trou
wens teruggevonden."
.Weg- en waterbouwkundige De
Moei werd viaTwijnstra Gudde Inte
rim Management benaderd of hij als
coördinator van het rampgebied wil
de optreden. Hij zei meteen ja. „Ik
houd van complexe zaken. Klussen
waarbij heel veel disciplines om de
hoek komen kijken. Alle partijen die
bij een crisis betrokken zijn, moeten
wat aan mij hebben. Als je één partij
zijn gang laat gaan, gaat het fout."
Hij gaf leiding aan het oplossen
van problemen bij grote bouwpro
jecten en deed enige 'rampervaring'
op in Canada, waar een groot kan
toorpand op instorten stond. ,,ln de
jaren zeventig en tachtig zijn veel ge
bouwen neergezet met voorspanka
bels. In Canada waren een paar van
die kabels geknapt. Eén kantoorge
bouw was van Nederlandse beleg
gers die zich grote zorgen maakten.
Op hun verzoek heb ik het afhande
len van claims, de verzekeringen, het
overleg met de advocaten geregeld."
Een van zijn laatste klussen staat
in schril contrast tot zijn werk in het
rampgebied. In opdracht van Joop
van de Ende zette hij in Aalsmeer
ShowBizCity, het Hollywood in de
polder, in een recordtijd op. „Een
ontzettend leuke klus, vooral dankzij
de bezielende leiding van mijn op
drachtgever."
De Moei begon half juni in En
schede. Om overzicht over de ogen
schijnlijk enorme puinhoop te krij
gen, verdeelde hij zijn werk in een
aantal hoofdzaken. Allereerst de
mensen die getroffen waren en het
gebied wilden bezoeken. Dan de
volksgezondheid, waarbij rekening
moest worden gehouden met asbest
Het kantoortje van De Moei is aan de rand van het rampgebied.
en zware metalen. „En niet te verge
ten de ratten en vlooien, de loslo
pende dieren en de wandelende
koelkasten." Hoofdstuk drie betrof
de veiligheid en de werkomstandig
heden. Tenslotte moest De Moei
zich bezighouden met de verzeke
ring en met sloop- en sanerings
werkzaamheden.
Bezoeken van oud-bewoners en
nabestaanden aan het gebied waren
voor De Moei zeer belangrijk. Veel
mensen wilden gebruik maken van
de mogelijkheid om afscheid te ne
men van hun huis en hun straat of
temgkeren naar de plek waar hun
geliefde was gevonden. Opvallend
veel oud-bewoners kwamen terug
om te zoeken naar schatten die in of
onder hun woning begraven lagen.
„Sommige buitenlandse families
hadden tien- of vijftienduizend gul
den in een doos begraven onder de
grond. Zij wilden kijken of het geld
er nog lag. Een deel is teruggevon
den. Niet alles, veel is verbrand. Ook
zijn veel kunstwerken opgehaald.
Maar ook hele simpele dingen, zoals
een schommelstoel die van oma was
geweest."
Emotionele herinneringen heeft
hij aan de bezoeken van familieleden
van de slachtoffers. „We hebben hier
veel families gehad. Er is ook een
aparte sessie geweest met medewer
kers van Fireworks. Heel aangrijpend
om te zien en mee te maken."
Bij sommige verzoeken had De
Moei wel eens twijfels. „Zo was er
FOTO GPD WOUTER BORRE
een oud-bewoner die iets van on
schatbare waarde in zijn woning had
liggen. Of hij dat mocht ophalen. Zag
ik hem even later lopen met twee au
tovelgen en een trapje. Dan krab je je
wel achter de oren." De redding van
een verzameling van vijfhonderd
bierflesjes was een aparte belevenis.
„De eigenaar wilde die verzameling
per se terug hebben. Hij had daar
zijn hele leven moeite voor gedaan.
Of wij dat voor hem uit zijn kelder
wilden halen. Het was een hele klus
om dat vrachtje uit de kelder
gen."
Het ontruimen van een wi
noemt De Moei „een buitenge
indiscrete operatie", die met
tact moest worden aangepakt
geen pers erbij, die graag verslq
de doen van het transport vani
dommen. „Dat kan toch niet.
voor dat iedereen je dierbare sp
kan bekijken. Dat is toch een
me schending van je privacy. H
bovendien gevoelig na zo'n
Dat die spullen uit huis moeten
den gehaald, is al erg genoeg.
je inboedel daarbij ook nog
wordt gefotografeerd, wordt jaj
cy op ernstige wijze geschaad.'
fotoverbod gold ook voor de
woners zelf. Dit leidde tot veeli
grip en ergernis. De Moei blijft
dat het niet kan en mag. „Dek
veel te groot dat je per ongelu 1
de inboedel van je buurman fo| eo
feert."
De bezoeken aan het rampp
door slachtoffers en gedupet
zijn goed verlopen, vindt De
„Alle bijeenkomsten, alle herdi
gen, de fotoexpositie voor all1
troffenen, waarbij ze een foti
hun woning konden bijbestelle
is goed geweest. Aan vrijwel alk
vragen is voldaan, de volksge
heid is in de hand, de ontruim
voltooid en het gebied is go
kaart gebracht. Men heeft 1
niets meer te zoeken. De ve
ringskwesties worden afgehai -
de wrakken zijn weg. Nu ga
verder."
De Moei verwacht nog
maanden actief te blijven als
teur rampgebied'. „Mijn bemo
zal anders worden. Als het sa
en slopen begint, wordt het
een klus van de aannemers."
wand van zijn kantoor hang J
groot planbord, met daarop it
schillende kleuren de deelget
waar gesaneerd en gesloopt
worden. De Moei verwacht i
november de eerste afspraken^
den gemaakt over het slopen v
derdelen in het gebied. Eind^
moet het rampterrein 'leeg' ziji
Vogelwachter vier maanden in volledige afzondering
groningen wim jassies
Lamsoor kleurt grote delen van het onbewoonde
Groninger eilandje prachtig paars. Het is vloed;
tienduizenden scholeksters, plevieren, sterns en
wulpen zoeken er een rustplaats voor het hoge
water. Date Lutterop en Giny Kasemir zorgen er
namens Staatsbosbeheer voor dat de vogels in
hun broedperiode niet gestoord worden.
Daartoe werd indertijd de 'vogelwacht' ingesteld.
De vogelwachters, bij voorkeur biologen, zijn et-
in de eerste plaats op het eiland om andere men
sen weg te sturen. Daarnaast voeren ze broedvo-
geltellingen uit en zetten ze op een rijtje hoeveel
vogels bij hoogwater een droog stuk land op
'Plaat zoeken'.
Kasemir en Lutterop doen dat werk al dertien ja
ren. Ze leerden elkaar kennen als studenten bio
logie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze had
den een gemeenschappelijke interesse: de grote
liefde voor vogels.
Kasemir deed veel vrijwilligerswerk voor natuur-
clubs. Lutterop, die zijn studie maar niet wist af
te ronden, hield zich vooral bezig met het kwe
ken van aquariumvissen. Tot het vroege voorjaar
van 1988. Kasemir was op het kantoor van Staats
bosbeheer, toen ze hoorde dat twee vogelwach
ters voor Rottumerplaat op het allerlaatste mo
ment hadden afgezegd. Of zij niet wilde? Ze
dacht ineens aan Lutterop. Er volgde een tele
foontje en er werd al snel besloten op het verzoek
in te gaan.
Rottumerplaat kreeg tussen de jaren vijftig en
tachtig zijn fundament. Een halve eeuw geleden
werd door Rijkswaterstaat begonnen met de aan
leg van een stuifdijk op het stukje grond dat nog
nauwelijks de naam van 'eiland' mocht hebben.
De filosofie daarachter was om een stuk van de
Waddenzee in té polderen. Daar is het nooit van
gekomen. Toen eenmaal de gedachte van inpol
dering was losgelaten, ging het erom om de ei
landen vast te leggen. Waar de natuurlijke dyna
miek uitging van 'wandelende' eilanden, wilde
Rijkswaterstaat dit proces tegengaan.
Totdat in 1990 werd besloten, dat ook dat onder
houd aan 'Plaat' stop moest worden gezet en dat
Rottumeroog slechts minimaal zou moeten wor
den onderhouden. De protesten waren niet van
de lucht. Beide eilandjes zouden worden wegge
spoeld onder het geweld van de zee en de noord
wester stormen, stelden de tegenstanders. „Rot
tumerplaat is sindsdien alleen maar groter ge
worden en qua natuurrijkdom alleen maar inte
ressanter."
In de eerste jaren werd er door Rijkswaterstaat
nog vrij ijverig onderhoudswerk verricht aan het
toen kleine, smalle eiland. „Het was echt ge
maakt", aldus Lutterop. Toen dat was gestopt,
ontstond een dynamisch duingebied, waarachter
zich een grote kwelder ontwikkelde. Het aantal
soorten broedvogels verdubbelde in dertien jaar
tijd tot 35 soorten, het aantal soorten hogere
planten nam toe van 100 in 1988 tot 160 dit jaar.
Dit jaar hebben de beide vogelwachters voorts
zestien soorten dagvlinders geteld, terwijl ook het
aantal zeehonden dat er komt rusten gestaag is
toegenomen.
De twee vogelwachters genieten van de zomers
op Plaat, 's Winters zitten ze, op een enkel tijde
lijk baantje na, in de WW. Ze geven een enkele le
zing, gaan hun eigen gang. „Na de winter" zegt
Lutterop, „zien we wel weer. Tot dusverre heb
ben we steeds weer overeenstemming bereikt
met Staatsbosbeheer."
Zonder op de zaken vooruit te willen lopen, stelt
hij 'in duizend jaar nooit op 'Plaat' te zijn uitge
keken'. „Eigenlijk wordt het elke keer interessan
ter. Ik ben nu al benieuwd wat de veranderingen
zijn als we volgend jaar weer naar Plaat gaan."
De beide natuurliefhebbers vinden het volstrekt
geen opgave vier maanden in volstrekte een
zaamheid op een klein eiland door te brengen.
„Veel mensen", weten ze, „begrijpen dat niet.
Die zeggen dat ze het wel een weekje zouden
kunnen uithouden, met een paar goede boeken
en een goed glas wijn, maar als het boek uit is,
weten ze niet meer wat te doen." Velen zouden
wellicht gek worden om na een maand nog
steeds tegen dezelfde duintop aan te moeten kij
ken. Giny Kasemir: „Je moet wel goed alleen
kunnen zijn."
Overigens gaat een van de twee om de twee we
ken een weekend naar de wal, niet alleen om
thuis orde op zaken te stellen, maar ook om in
kopen te doen voor de komende twee weken.
Dan is er een vervanger. „Het is geen druk werk",
aldus Kasemir, „maar je bent wel de hele dag be
zig. Je moet heel alert zijn. Het tij en het weer zijn
in dit werk de belangrijkste factoren. Je hele rit
me is daarop gebaseerd."
tarn cees van zweeden
correspondent
Frankrijk is een van de landen
waar de ontvolking van het
platteland niet te stuiten is.
Het geluid van kinderstemme
tjes sterft weg, boerderijen ver
vallen, en de zwartgejurkte
pastoor op zijn Solex bestaat
alleen nog op het witte doek.
Zij die achterblijven, zijn be
jaard, alleenstaand en wonen
veelal in geïsoleerd gelegen
boerderijen, ver weg van hun
kinderen in de stad. Maar ge
lukkig hebben zij een trouwe
vriend: de postbode. Behalve
brieven en de krant brengt die
tegenwoordig op het platte
land ook viergangen maaltijden
rond.
Bijna 10 jaar geleden worstelde
Philippe Folliot, burgemeester
van Saint Pierre-de-Trivisy in
de regio Tarn, met een pro
bleem. Steeds meer inwoners
van zijn nietige dorp waren al
leenstaande bejaarden in ver
vallen boerderijen, die wegge
scholen lagen in veraf gelegen
valleien. Hoe konden deze
mensen, vaak verstoken van
vervoer, toch van een dagelijk
se maaltijd worden voorzien?
Folliot dacht na en kwam op
een lumineus idee: de postbo
de. Steden hadden stichtingen,
die bij alleenstaande bejaarden
de tafel kwamen dekken, maar
voor zijn ontvolkte streek was
dat onbetaalbaar. Dus waarom
niet aan de postbode wagen
de maaltijden te bezorgen?
De postbode van Saint Pierre-
de-Trivisy wilde wel, maar
werd niet betaald om beslis
singen te nemen. Folliot: „Ik
werd eerst verwezen naar het
plaatselijke postkantoor in
Castres, toen naar het regiona
le kantoor in Albi, vervolgens
naar het grotere kantoor in
Bordeaux, en ten slotte naar
het hoofdkantoor in Parijs.
Uiteindelijk werd de beslissing
genomen op ministersniveau."
De minister was hem gunstig
gezind, en thans speelt op gro
te delen van het Franse platte
land de postbode voor ober.
„Saint Pierre-de-Trivisy heeft
slechts 617 inwoners. Maar de
postbode heeft er al 20.000
maaltijden bezorgd, 3.000 per
jaar", zegt Folliot. „Ons voor
beeld wordt overal gevolgd."
Met Spanje en Schotland is
Frankrijk het enige land in
West-Europa waar de ontvol
king van het platteland nog
steeds voortgaat. Van noord
tot zuid loopt een lijn, die een
gebied doorsnijdt dat goed
deels is opgegeven. De Arden
nen, de Limousin, het Massif
Central, de Cevennen, de Cor-
bières en de Pyreneeën heb
ben één ding gemeen: nog
geen 30 zielen per vierkante ki
lometer.
Het INSEE, het Franse centraal
bureau voor de statistiek, be
cijferde in 1997 dat 7.500 dorp-'
jes hun inwonertal tot 20 had
den zien dalen. Bij voortzetting
van de trend, aldus de statisti
ci, zouden deze 7.500 dorpen
in 2010 zo goed als verlaten
zijn.
De ontvolkte streken zijn te
vens de meest vergrijsde. De
mensen die het langst blijven,
zijn te oud om nog hun heil in
de stad te zoeken. Eenderde
van de bewoners van deze ge
bieden is ouder dan 60 jaar.
„Het grootste bedrijf in mijn
dorp is het'bejaardentehuis",
zegt Folliot. „Het heeft 30
werknemers."
Het is dit bejaardentehuis dat
de maaltijden bereidt die de
postbode meeneemt. De prijs
van een viergangenlunch be
loopt 39 francs (13 gulden),
waarvan 9 francs naar het
postbedrijf gaat en 5 francs
naar het bejaardentehuis. De
koelkast in de bestelbus van de
postbode is betaald door de
gemeente.
Een van de dorpen die het ini
tiatief overnam, is het naburi
ge Vabre in het diepuitgesne^
den en lommerrijke dal van de
Agout ten westen van Castres.
Vabre laat zich erop voorstaan
dat de Champs Elysées in Pa
rijs is geplaveid met graniet uit
zijn groeven, die nog altijd
werk bieden aan een honderd
tal mensen.
Met zijn granietgroeven en
landbouwbedrijven mag Vabre
niet eens klagen. In de straten
klinkt nog het stemgeluid van
schoolkinderen uit boven het
lawaai van de kolkende rivier.
Maar met zijn 850 inwoners is
Vabre een schamel overblijfsel
van het bloeiende textieldorp
dat in de 19e eeuw ruim 2.000
zielen telde.
De trend, gezet door het ver
dwijnen van de textiel, is dui
delijk. Het aantal schoolkinde
ren verschrompelde vorig jaar
tot 66, verdeeld over nog maar
drie klassen. De Caisse d'Ep-
argne sloot twee jaar geleden
zijn filiaal in Vabre, en een an
dere bank, Crédit Agricole, is
nog maar een ochtend per
week open.
Zodra ze onder moeders rok
vandaan kunnen, verlaten de
jongeren hun dorp. Pendelen
is geen optie. De weg naar
Castres, het dichtstbijzijnde
stadje, kronkelt door een
canyon en vergt drie kwartier.
Het florerende Toulouse, waar
Airbus-vliegtuigen en Ariane-
raketten worden gemaakt, ligt
op twee uur.
Vabre sterft langzaam af, een
proces dat gepaard gaat met
een vergrijzing van zijn bevol
king. „Van de 850 inwoners
zijn er 250 bejaard", zegt Ma-
rie-Christine Biau, de onder
Jean Curvalle: 'Zonder de postbode zou ik verstoken zijn van warm eten'.
burgemeester van het dorp.
„Velen van hen wonen in ge-
isoleerd liggende boerderijen."
Madame Biau was destijds een
van de mensen die wilde, dat
de postbode ging oberen. Ze
zegt: „Het was een logische
keus. Op het platteland is de
postbode altijd een vriend ge
weest. Hij is de man voor wie
je thuisblijft. Hij brengt medi
cijnen rond, brood, kranten.
Hij luistert als je een probleem
hebt. Het feit dat hij elke dag
komt, geeft mensen een gevoel
van veiligheid. Als je valt en
niet meer op kunt staan, heb je
in elk geval de zekerheid dat de
postbode komt."
Als oudgediende beambte laat
Guy Bessière, chef postkantoor
te Vabre, de voorbeelden ach
teloos uit zijn mouw vallen.
„Wij hadden hier ooit een we
duwe die de postbode 200
francs placht te geven, met als
vrije opdracht daar bood
schappen voor te kopen. Als
de 200 francs op was, gaf ze
een nieuw biljet. Mensen heb
ben op het platteland een to
taal vertrouwen in de postbo
de, meer dan in de pastoor."
Een vaste klant is Jean Curval
le, die een boerderij bewoont
op 2,5 km van Vabres. Op de
boerderij is weinig veranderd
sedert de dood van moeder en
vader, enkele jaren geleden.
De enorme woonkeuken heeft
FOTO CEES VAN ZWl
iets weg van een schilderij
Van Gogh. Een enkel peerq
werpt een zwak schijnsel o[ j
een lange tafel met een plai e|
zeil. In een hoek, vlakbij de^
granieten wasbak, hangt ee
plakstrip met vliegen.
Slechts één apparaat pastn
in de sfeer van eertijds: een Q
magnetronoven. „Die hebi
aangeschaft om er de maal
den van de postbode in o"
warmen", zegt Jean Curvi
die 60 jaar is. „Vroeger liep
elke dag de 2,5 km naar hei
dorp. Maar de weg loopt oi
hoog, en mijn benen willet
niet meer. Zonder de postt j
zou ik verstoken zijn vanö
warme maaltijd
3P :r
■To