Nooit meer een avond-vakantie bij John ZATERDAG 19 AUGUSTUS 2000 Top-kok Fagel na vijftig jaar uit het vak Topkok John Fagel (70), oudste zoon uit de beroemde horeca-dynastie, wilde eigenlijk acteur worden. Maar zijn vader stuurde hem naar de hotelschool. Na vijftig jaar verlaat hij het fornuis. Hij gaat zich met zijn vrouw in Frankrijk vestigen. Nooit meer een 'avond-vakantie bij John'. Ik heb een keer een bijna-dooder- varing gehad. Ik lag in een tunnel en voelde hoe ik langzaam naar J beneden gleed. Weg van het le- 1—1 ven. Het gebeurde in het zieken huis, ik was net voor de tweede keer geope reerd aan tongkanker. Praten kon ik niet. Vrouw bellen' schreef ik op een briefje. Toos zat met een restaurant vol gasten en is in een taxi gesprongen. Toen ik mijn vrouw zag wil de ik weer verder leven." Hij zit aan het raam. Zij zit schuin achter hem aan een grote, ronde tafel, het hoekje van hun restaurant dat 'huiskamer' heet zo lang er nog geen gasten zijn. „Bijna dood gaan was eigenlijk best een lekker gevoel. Gewoon, jezelf weg laten glijden, weg van al le zorgen. Ik heb nooit dnigs gebruikt, maar ik stel mij zo voor dat junks hetzelfde gevoel hebben als ze onder de middelen zitten. Ik was natuurlijk ook verdoofd door die narco se. Gelukkig heb ik de moed gevonden om door te leven. Als je op het randje hebt gestaan, ga je wel bewuster met de dood om. Mijn schrikbeeld is dat ik midden in het restaurant dood neer val, terwijl hier zestig mensen gezellig zitten te eten. Die tegenstelling tussen de geneug ten van het leven, een goed glas wijn, lekker eten en dan die plotselinge dood, dat lijljt mij vreselijk. Mijn conditie is goed, echt reden tot zorg heb ik niet. De tumor onder mijn tong is weg. De hele linkerbodem van mijn mond is weggesneden en weer opgevuld met vlees uit mijn arm en borst. Gelukkig heb ik mijn smaakpapillen nóg, de operatie is fantastisch gedaan. Minister Borst van volksgezondheid wil het niet horen, maar ik ben adequaat ge holpen dankzij mijn relaties, dat weet ik ze ker. Wel heb ik aan die ziekte een klein spraak gebrek over gehouden, maar ik zit daar niet mee. Ik leef! Dat vind ik belangrijk. Een tijd geleden werd ik gebeld door de secretaresse van een bekende industrieel die een tafeltje wilde reserveren. Ze zei: u mag eerst uw mond wel eens leeg eten voor u tegen mij praat. Ik antwoordde: u heeft zeker nooit tongkanker gehad...?!" Theaterliefde Eigenlijk wilde lolin Fagel acteur worden. „Mijn vader was theatergek. In de oorlog or ganiseerde hij clandestiene voorstellingen bij ons thuis, nodigde vrienden en onderduikers uit. Hele stukken van Shakespeare werden gespeeld en ik vcfnd het prachtig. Zelf heb ik les gehad van de grote acteur en toneelleider Eduard Verkade. Mijn vader vond het prima, totdat hij merkte dat ik serieus het podium op wilde. Hij was een braaf katholiek man en het theater was een wereld waar regelmatig van partner werd gewisseld. Dat vond hij niet netjes. Kunst en cultuur waren er om van te genieten, daar moest je niet je vak van ma ken. Dat deden armoedzaaiers, er viel geen goede boterham mee te verdienen. Boven dien had hij toen zelf een restaurant in Utrecht en kon hij mij, als oudste zoon, niet missen in zijn bedrijf. Hij stuurde mij naar de hotelschool in Den Haag. Wij waren thuis met zijn tienen - na negen zonen kwam er voor mijn moeder gelukkig ook nog een dochter - en allemaal hebben we een poging gedaan om te ontsnappen aan die horeca. Het negatieve van dit vak is dat je als kind je vader zo weinig ziet. Wij za gen hem alleen op zondag en namen ons voor het zelf anders te doen, als we later groot waren. Mijn broer Ton, bekend van restaurant 'Klein Paardenburg' in Ouderkerk aan de Amstel, is even balletdanser geweest. Gerard, de jongste, wilde eigenlijk politieke wetenschappen studeren, mijn zus begon als stewardess. Uiteindelijk zijn we allemaal in de horeca beland, op mijn broer Dick na. Hij is pater in een klooster in Zundert. Mijn va der vond dat helemaal niks en heeft gepro beerd hem tegen te houden. Dat werkte ave rechts." Dominant wil hij pa Fagel niet noemen. „Hij was een 'pater familias' en heeft het op een voortreffelijke manier gedaan, vind ik. Mijn broers denken daar genuanceerder over. Als oudste ben ik bevoorrecht, hij nam mij overal mee naar toe, dat heeft hij niet met al zijn zoons gedaan. Ik mocht met hem mee naar de burgemeester om een vergun ning te regelen, we zaten samen aan tafel bij de directeur van de Amstelbrouwerij. Hij leerde mij niet bang te zijn voor autoriteiten, dat waren ook maar gewoon mensen." Voorkeur Koken leerde John in Parijs. Hij was negen tien toen hij tegen kost en inwoning een baantje kreeg als leerling-kok in restaurant Gare de l'Est. Schilde aardappels voor pommes frites, even lang, even dik. Maakte croissants, patés, bereidde kreeft en ossen haas. Hier legde liij de basis voor zijn huisge recht 'kalfsniertjes in mosterdsaus', dat tot aan de laatste dag op zijn menukaart heeft „In Parijs ben ik verliefd geworden op ko ken, heb respect gekregen voor de producten waar je mee werkt. Van eenvoudige dingen iets heel lekkers maken, daar hou ik van. Zo doe ik veel met orgaanvlees als niertjes en hersenen. Maar ik blijf bij de basis, dus over het hoofdgerecht geen saus met tien ver schillende smaakcomponenten. Dat leidt tot verwarring, je weet niet meer wat je eet." Nog elke dag, zo rond een uur of zes 's avonds, wordt hij nerveus. „Ik loop alle saus jes na, proef ze stuk voor stuk. Vervolmaak zoveel mogelijk de smaak: een beetje tijm toevoegen, als een saus iets te zuur is een scheutje port erbij. Een kok mag nooit den ken: 'Dat doe ik straks wel even tussendoor', want dan gaat het fout. Vergelijk de keuken met het theater. Een acteur die tijdens een scène een sigaret moet opsteken, controleert ook vooraf Of er een asbak staat op het podi um. In mijn restaurant speel ik iedere avond een première, zo voel ik dat. Een diner moet goed gaan, met één ontevreden gast loop ik al gevaar. Dat praat zich door naar vrienden en kennissen. Voor elke klant die je verliest, moet je er tien terugwinnen. Als ik van mijn personeel hoor dat mensen het niet naar hun zin hebben, kom ik uit de keuken en stap ik er op af. Vraag wat ik verkeerd heb gedaan. Soms is het gewoon gezeur. Voor een echt paar dat ruzie heefti is het erg moeilijk ko ken. Toch is het voor mij dan een erezaak om die twee aan het einde van de avond hand in hand de deur uit te zien gaan. Ik haal gewoon alles uit de kast om ze alsnog te behagen. Serieuze klachten zijn er ook. Een gast die zijn biefstuk rood, een beetje bloe derig wil en ik heb een medium gebakken opgediend, krijgt een nieuwe. Producten moeten op een juiste manier gaar zijn, daar gaat het om in de keuken. Een gepocheerde vis die van narigheid uit elkaar valt, is niet goed. Een sperzieboon die nog rauw smaakt, vind ik niet lekker." Dynastie De Fagels hebben een belangrijke stempel gezet op de Nederlandse keuken. Terwijl de familie Van der Valk naam maakte met de eenvoudige maaltijd voor het grote publiek, legde de Fagel-dynastie zich toe op de fijn proevers. In de jaren vijftig introduceerde de familie de bistro. Pa had naast zijn restau rant in Utrecht ook een café, maar dat ging helemaal mis. De onbetaalde rekeningen lie pen hoog op. „Fagels zijn geen kroegbazen", zegt John. Geïnspireerd door culinair Parijs, opperde hij om in het café ook maaltijden te serveren. De bistro was een feit met als spe cialiteit 'steak paillard': een platgeslagen ent- recote, even dichtschroeien en opdienen met bearnaise. Waar de Van der Valk-clan uitblinkt in eenheid - in elk restaurant appelmoes met kers uit blik - onderscheiden de Fagels zich in eigenzinnigheid. „Mijn broer Ton is het zakelijke type. Directeuren van grote bedrij ven bellen hem en zeggen: 'Moet je luisteren Ton, ik kom lunchen, er staan belangrijke za ken op het spel. Kun jij niet wat regelen?' Hij serveert dan zogenaamd gratis champagne en vindt het fantastisch als zijn gast die order binnensleept. Zelf vind ik sfeer belangrijker. Mijn restaurant is voor veel mensen hun huiskamer. Klanten die geen tijd hebben om met vakantie te gaan, zeggen wel eens: 'Ik ga op avond-vakantie bij John'." Het meeste talent had zijn jongste broer Gerard, elf jaar geleden doodgeschoten in zijn slaapkamer boven zijn restaurant in Bosch en Duin. „Gerard was een perfectio nist in de toppen van zijn vingers, een genie in dit vak, een geboren gastheer, daar lopen er nog maar weinig van rond. Op de verjaar dag van zijn klanten liet hij een fles wijn be zorgen. Koken kon hij niet, daarmee bedoel ik het ambachtelijke gedeelte. Hij stond niet zelf in de potten te roeren. Verstand van ko ken had hij wel, wist precies wat voor pro céssen zich in de pan afspeelden. Zijn dood was tragisch en onnodig. Ik kan niet bedenken waarom iemand hem dood moest schieten. De daders zijn veroordeeld, maar de reden van de moord is nooit opge helderd. Ik ben heel lang bang geweest dat het een hetze tegen onze familie was. Maffia figuren dineren nu eenmaal in ons soort res taurants. Toosje, mijn vrouw, heeft een mooie truc bedacht om die gasten te weren. Zet klassieke muziek op, Bach of Vivaldi, daar houden die jongens niet van. Gerard en ik verschilden achttien jaar, toch hadden wij een zeer goede band. Die jongen was de spil van ons gezin, hij organi seerde bijeenkomsten voor de hele familie bij hem thuis. Zijn foto staat op mijn bureau, nog bijna dagelijks praat ik met hem. Dat doe ik trouwens ook met mijn vader, die al in 1964 is overleden. Vooral nu, tijdens deze hectische periode, vraag ik bijvoorbeeld wat zij er van vinden dat ik de zaak verkoop, met Toos naar Frankrijk ga, noem maar op. Op Gerards' verjaardag, dertien juni, ook de dag waarop hij is begraven, hebben we ie der jaar een Fageldag. Door die horeca zien we elkaar veel te weinig, dat vinden we alle maal. Het is altijd een feest om iedereen weer te ontmoeten. Ik weet niet zo goed hoe ik dat moet uitleggen, we houden gewoon van elkaar. Ik denk wel dat mijn moeder hier een be langrijke rol in heeft gespeeld. Zij kwam uit een doopsgezind gezin. Je moet je naaste liefhebben, dat stond daar zeer hoog in het vaandel. Ik herken mijzelf daarin, heb over wogen het katholieke geloof te verlaten en doopsgezind te worden. Die hiërarchie in de roomse kerk, met de paus aan de top, vind ik vreselijk. Ik ben niet rooms meer, maar heb besloten mij niet aan een ander geloof te binden. Op elke religie zit wel weer een an der vlekje. Als ik langs een kerk kom, loop ik naar binnen en steek ik een kaars op. Dat is mijn geloof." Nieuw leven Na vijftig jaar hard werken, zijn restaurant 'Tout Court' in de Amsterdamse binnenstad was jarenlang zeven dagen per week open, heeft de 70-jarige Fagel eindelijk vrije tijd. Zijn zaak is verkocht. Stiekem hoopte hij dat één van zijn drie zoons het bedrijf zou over nemen, maar zijn jongens zijn er wèl in ge slaagd de horeca te ontvluchten. Twee histo rici en één bedrijfsmanager heeft hij voortge bracht. Samen met zijn vrouw gaat hij op zoek naar een huis in Frankrijk. Het liefst in een klein dorpje in de buurt van Aix en Provence, na Parijs de tweede cultuurstad. „Ik wil vlak bij het theater wonen." Het huis mag klein zijn, het bijbehorende atelier moet groot zijn. „Mijn vrouw is beeldhouwster. Al jaren heeft ze niets kunnen maken, omdat ze mij heeft geholpen. Toos deed de administratie, kocht bloemen, linnen, serviesgoed en glas:, werk, zorgde voor de kerstversiering. Zo'n samenwerking is fantastisch. Zonder een meewerkende echtgenote is een eigen res taurant niet haalbaar. Mijn eerste huwelijk is om die reden stuk gelopen." Even kijkt hij schuin achter hem waar zijn vrouw nog steeds aan de grote, ronde tafel zit. Ze leest de krant. „Ik vind haar heel goed in het uitbeelden van gevoelens. Ze maakt beelden die blijheid uitstralen, geluk en ver driet. Haar hoofd zit nog barstensvol ideeën, ik hoop dat ze de kans krijgt daar uiting aan te geven. Toos is nu aan de beurt." CARINE NEEFJES r:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 39