Castells zijn resultaat
van eeuwenlange oefening
M
Braambos
ZATERDAG 5 AUGUSTUS 2000
Menselijke torens in de Spaanse Penedes
De Pokémon-rage gaat geheel aan
mij voorbij. Ik hoor er wel eens
over, en soms komt er iets van in de
krant, maar dat is het dan. Massa's
kinderen zijn er gek mee, het be
heerst hun leven en hun denken,
terwijl ik amper weet waar het over
gaat. Namen als Golduck of Oma
star zeggen me niets. Er is nu een
boek dat uitleg geeft maar dat ga ik
niet lezen. Ik besef dat we in ver
schillende werelden leven.
Een paar weken geleden werd de wereld
tijdelijk langs een andere grens in twee-
en gedeeld. Je had de mensen die het EK
volgden, en de mensen die dat niet deden.
Wie zich afzijdig hield, begreep gewoon
niet wat er omging, of waar de mensen
over spraken, de toespelingen, de grapjes,
de weddenschappen.
Het gaat snel voorbij. De grote namen,
gedurende een maand algemeen be
kend, zinken weg in vergetelheid, om al
leen bij een klein groepje voort te leven. Ik
weet nu al niet meer hoe die keeper van de
Italianen heette. En over enkele jaren is ook
Pokémon vergeten. De wereld verenigt zich
weer in onwetendheid. Maar voor het zover
is, is de wereld verdeeld. De ene helft weet
niet waar de andere helft het over heeft.
Eeuwen lang was iedereen goed op de
hoogte met de verhalen uit de Griekse
mythologie. Hector en Andromache waren
populair, evenals Hercules of Herakles,
Sisyphus, de Danaïden, Medusa en Tele-
machus. Tegenwoordig is Hector vooral
een hondennaam, Hercules een merk hijs
kranen, en als er nog Danaïden zijn, dan is
het een korfbalvereniging. De meeste baas
jes van een Hector hebben geen flauw idee
naar wie hun hond vernoemd is. Dat zo
weinig goudvissen of tamme konijnen Hec
tor heten, dat zal nog wel te maken hebben
met de oorspronkelijke Hector, maar de
echo komt van zeer ver.
Bijbelse verhalen zijn langer algemeen
bekend gebleven dan die van de Griekse
mythologie. Maar ook hier is de wereld
hard op weg zich weer te verenigen in on
wetendheid. Zo was er niet lang geleden
een lerares die in de klas te spreken kwam
over de jongste dag. ,,Weel iemand van jul
lie wat er oorspronkelijk met die woorden
bedoeld werd?" De Jongste Dag? Nee, dat
zei ze niets. Of toch, ja, er was één leerling
die zich vagelijk meende te herinneren
eens een film gezien te hebben die zo heet
te. Maar waar die film over ging, nee, dat
wist hij niet meer.
Toch is het niet zo lang geleden dat David
en Bathseba, Naomi, Onesimus, Bileam
met zijn sprekende ezel, Malchus zonder
rechteroor, en Rebekka de zuster van La-
ban, algemeen bekende figuren waren. In
kleine kring zijn ze nog steeds goed be
kend. Maar als zo'n naam valt, weet de rest
van de wereld niet meer waar het over gaat.
Neem nou het jongste boek van Arnon
Grunberg: 'Fantoompijn'. Een van de
hoofdpersonen in dat boek heet Rebecca.
Iemand vraagt haar, uiteraard, als je de ver
halen kent: 'Ben je onvruchtbaar?' Hoeveel
lezers kunnen die vraag plaatsen?
Of deze. Op bladzijde 63 zit genoemde
Rebecca ergens te eten met Robert
Mehlman. Rebecca zegt niet veel. Ze zit
maar wat te frutselen met haar servet. Dan
komt er dit: 'Nu ik niets meer zei, was zij
nog stiller. Ze ging op in haar servet. Ze
keek ernaar alsof het een brandend bra
menstruikje was.' Ik ben niet in de gelegen
heid om het te onderzoeken, maar ik zou
dolgraag eens aan 25 willekeurige lezers
vragen wat ze van dat 'brandende bramen
struikje' vinden. Had daér evengoed een
dorre dennenboom kunnen staan of een
zwijgende azalea? Ik verwacht dat minstens
een der proefpersonen bij de Brandende
Braambos denkt aan een album van Suske
en Wiske.
Ik beweer niet dat Grunberg moeilijk te le
zen is zonder kennis van het Oude Testa
ment. Je kunt gerust over dat bramen
struikje heen lezen en het ook een mooi
boek vinden. Het bewijs wordt dagelijks ge
leverd. Anderzijds is de wereld waarin een
brandend bramenstruikje alleen maar een
brandend bramenstruikje is, ontegenzeglijk
een andere wereld dan die waarin zo'n
struik de plaats is waar God persoonlijk het
woord neemt.
Ik begin me steeds meer te verbazen dat
de mensen elkaar nog een beetje begrij
pen. Of in ieder geval: menen te begrijpen.
De domeinen liggen soms ver uiteen. Want
tegenover dat wat ik begrijp en duiden kan
en menig ander niet, staat minstens even
veel dat mij ontgaat. Gelukkig weet ik niet
hoeveel dat is.
De castellers van Villafranca in actie in Mataro.
FOTO GPD HENK VAN DEN BOOM
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands
Het is zaterdagavond zes uur,
begin van de wandeltijd. Uit
de nieuwbouwwijken van de
slaapstad Mataro kuieren de bewoners rich
ting het oude stadscentrum. Op het langge
rekte St. Annaplein hebben zich honderden
castellers verzameld. Ze dragen allemaal wit
te broeken met een brede zwarte band strak
om het middel. De kleur van het overhemd
bepaalt de groep waartoe men behoort. De
'Castellers van Vilafranca' dragen het groen
van de wijnvelden. Rood is van de Barcelo-
nezen en de 'Capgrossos' van Mataro gaan
in het donkerblauw. Sommigen hebben
hoofddoeken om, net als de zeerovers die
vroeger de Spaanse kusten onveilig
maakten.
Op de terrassen rondom het plein zit
ten de dames achter koffie en gebak.
Hun mannen staan in groepjes bijeen
en bespreken de kansen van hun fa
voriete castell. Ze zijn niet piepjong
meer, maar vertel hen niet hoe je
een castell moet bouwen. In de vijf
tig dorpen en steden waar ze deze
traditie nog in ere houden, is iedere
bewoner een casteller. Jong, oud,
rijk of arm, het doet er niet toe. En
sinds een jaar of tien speelt ook de
sekse geen rol meer.
Als uit het midden van de men
senmassa op -het plein opeens
een paar handen omhoogste
ken, ontstaat er deining. Rond
om de handen dringen mensen
tegen elkaar aan, handen grij
pen polsen beet, armen htdcen
onder oksels door en gaande
weg ontstaat een ondoordring
baar podium van strak tegen el
kaar aan geperste lichamen.
'De basis, de pinya van een
castell, is een voorbeeld van ge
ordende architectuur, waarin
iedereen zijn plaats en functie
heeft volgens zijn fysieke mo
gelijkheden en hoedanighe
den'. Zo staat het ver
meld in het handboek.
Op dit fundament,
dat uit een paar
honderd licha
men bestaat,
vormt zich
een
De Spaanse zomerfeesten zijn berucht om hun bizarre gebruiken. Stieren worden
door de straten gejaagd en geiten van kerktorens geduwd. Of men bouwt, zoals in de
Penedes, een wijnstreek onder Barcelona, kastelen van mensen, de zogenoemde
'castells'. Een paar honderd lichamen persen zich tegen, op en boven elkaar tot een
toren van vijftien meter hoog. Een adembenemende gebeurtenis, het resultaat van
eeuwenlange oefening.
tweede laag. Veertig, vijftig
castellers met gestrekte ar
men. Elkaar steunend als de
steunberen van een kathe
draal.
Wanneer de tweede ver
dieping hecht en stevig op
de eerste staat, volgt de
derde en vervolgens de
vierde tot aan de achtste,
en heel soms, de negen
de. De stem van de cap de
colla, de regisseur, knalt als
een zweep over het plein.
Kreten, termen en com
mando's waar een buiten
staander niets van be
grijpt. Maar de schijn
baar anarchistische
meute verandert geleide
lijk in één groot samen
werkend lichaam, met
een natuurlijke discipline.
Het lijkt op een groeipro
ces.
Doodstil
Dan wordt het doodstil
op het plein. Alleen het
kreunen van een van
de mannen die even te
veel gewicht op
zijn ene
schou-
heeft, is hoorbaar. „Ze maken de torre de
nou", fluistert een vrouw. Als een aap klimt
een klein meisje vanaf de basis langs de li
chamen omhoog. Zij is nog maar zeven en
weegt 21 kilo. De tenen van haar linkervoet
haakt ze achter de zwarte band van een van
de mannen, dan zet ze de rechtervoet op zijn
schouder. De linkervoet zoekt alweer de vol
gende band, een verdieping hoger, dan weer
een schouder. Het is alsof ze omhoog glijdt,
geen enkele bruuske beweging.
Pas wanneer ze op het hoogste punt haar
hand omhoog steekt, barst het applaus los.
Het is gelukt. Een torre de nou, een toren van
negen! Geen record. Maar de kleine variatie
in de opbouw staat garant voor een foto in
de regionale kranten. De dames knikken
goedkeurend en hervatten hun gesprekken
over de kleinkinderen.
Sociaal
„De castells zijn hoofdzakelijk een sociaal ge
beuren", legt Pere Regull uit. „Een sport kun
je het niet noemen, maar er zit wel een wed
strijdelement in. En het gaat natuurlijk om
de eer." De voorzitter van de Castellers van
Vilafranca, het bruisende provinciestadje
van de Penedes, is in het dagelijkse leven ad
vocaat. Hij is de drijvende kracht achter deze
folklore, ,,'s Zomers komen we twee keer per
week bij elkaar in ons dorpshuis om te oefe
nen. En bijna elke weekend zijn we wel er
gens te vinden om de zomerfeesten op te
luisteren."
De radioverslaggever van de lokale om
roep perst zich tussen de weer druk kletsen
de mensen door en houdt Pere de microfoon
onder de neus. Met de stem van een Engelse
reporter die de paardenrennen verslaat,
wordt de castell-voorzitter herinnerd aan het
grote succes van 15 november 1998. Toen
kwam Vilafranca landelijk in het nieuws om
dat haar castellers de eersten waren die tien
'verdiepingen' bouwden. „Dat zit er dit keer
niet in", voorspelt Regull.
Aan de rand van het plein staat de
am-
T
bulance, maar die hoeft niet vaak in actie te
komen. Soms is er een gebroken sleutelbeen
of een bloedneus, wanneer een castell in el
kaar stort. Dat ziet er doodeng uit. Het is dan
één grote kluwen van armen en benen.
„Maar het lijkt erger dan het is", zegt Pere.
„Men is erop getraind zijn eigen val en die
van de anderen te breken. En de hechte ba
sis beneden vangt iedereen op. Die mag
nooit uiteen wijken."
Blessures
Jaume Roset, arts en zelf fanatiek beoefenaar
van de castell-kunst heeft acht jaar lang alle
blessures en ongelukken opgetekend. Hij
kwam tot de conclusie dat bij voetbal tien
keer zoveel blessures voorkomen als bij de
castells. De angst van sommige ouders om
hun kinderen naar boven te laten gaan, is
volgens hem wel te begrijpen, maar niet te
recht. „We leren de kinderen voorzichtig te
zijn, maar belangrijker nog is dat ze niet
bang zijn", zegt Tony, de Engelse leraar die
de castell-kinderen van Vilafranca traint.
„Erica, het meisje van zeven dat net naar bo
ven klom, is ideaal. Ze heeft veel durf, maar
is tegelijk ook zeer beheerst. Ze beweegt zich
met een natuurlijke souplesse. Dat is nodig,
want elke onverwachte beweging laat de to
ren in elkaar zakken."
Ricardo Pallares bevestigt dit, en hij kan
het weten. De 72-jarige onbreekt nooit op de
shows van de Castellers van Vilafranca. Hij
vertelt dat hij in alle lagen van de castell
heeft gestaan. En soms, als er te weinig men
sen zijn, legt hij zijn stok aan de kant en sluit
zich 'als laatste man' aan bij de pinya. „De
basis kan niet stevig genoeg zijn", legt hij uit.
„Al het gewicht van boven moet gelijkelijk
worden afgevoerd naar de basis. Bij een
castell van tien verdiepingen drukt er meer
dan 9000 kilo op de basis. Om dat op te van
gen heb je een paar honderd man nodig. An
ders red je het niet."
Ontstaan
In Villafranca weten ze eigenlijk niet precies
hoe de castells zijn ontstaan. Sommigen zeg
gen dat het is overgewaaid uit Marokko, of
zelfs India. Maar waarschijnlijker is dat de
castells een overblijfsel zijn van de kringdan
sen uit de zestiende eeuw. Als afsluiting van
een dans maakten de deelnemers een kleine
piramide. Later is de nadruk meer op
het menselijke bouwwerk komen te
liggen en verdween de dans naar de
achtergrond. In het midden van de
negentiende eeuw werd al druk ge
poogd om zo hoog mogelijk te ko
men. Een geschrift uit 1846 vermeldt
trots dat in Tarragona een castell van
negen verdiepingen was gebouwd.
Ook bestaan er tekeningen uit die
tijd met de schematische opbouw
van een castell.
Voor de 'Castellers van Vilafranca'
speelt die historie een ondergeschik
te rol, want aan de andere kant van
het plein beginnen de 'rooien' uit
Barcelona een gedurfde poging om
J de 'toren van tien' te bouwen. Maar
q bij de zevende verdieping begint het
'bouwwerk' van onderaf te schudden
en onder luid gegil van het publiek
stort de castell in elkaar.
Hemel
Het begint te schemeren en aan de
overkant van het plein opent de pas
toor de deuren van de parochiekerk
voor de wekelijkse zaterdagavondmis.
Slechts een handjevol getrouwen
stapt langs hem heen naar binnen.
Niettemin glijdt zijn blik goedkeurend
over de verzamelde menigte, alsof die
op zijn voorstelling is afgekomen.
„Het geeft niet", zegt hij. „De castells
wijzen ook naar de hemel en daar
gaat het toch om."