)PORT
'Deze sport is zo
gruwelijk intensief
J
De verrassende doorbraak van Joost Kooistra
lAG 5 AUGUSTUS 2000
Een motorcrosser uit de
Randstad is net zoiets als een
schaatser uit Limburg. Remy
van Rees is zo'n geografisch
buitenbeentje. De 29-jarige
beroepscoureur uit de
kwartliter-klasse heeft als
uitvalsbasis Alphen aan den
Rijn, meer dan honderd
kilometer van het
dichtstbijzijnde oefenterrein.
door LOMAN LEEFMANS
Die afstand maakt het doordeweekse leven van
een sporter er niet makkelijker op bij zijn da
gelijkse zoektocht naar de ideale afstemming tus
sen lichaam, geest, machine en exposure voor de
sponsors. Maar voor crossers zijn obstakels er let
terlijk en figuurlijk om met hoge snelheid geno
men te worden. De sport is fysiek zo ongemeen
zwaar dat een lange busreis of een 'eenvoudig'
botbreukje de pret niet drukt. „Wil ik ergens op
goed crossterrein trainen, dan ben ik gewoon lang
onderweg. Verder kijk ik niet meer op van een ka
pot middenhandsbeentje of een gebroken teen.
Toch loopt een reeks vervelende blessures, die
zorgen dat ik net zoals in de afgelopen tijd aan de
kant moet blijven, als een rode draad door mijn
carrière. Deze sport is ook zo gruwelijk intensief."
Een bedrijfshal aan de Steekterweg doet dienst
als Van Rees' hoofdkwartier. Het is er onwaar
schijnlijk proper. Twee enorme met reclame-ui
tingen beplakte campers, die behalve slaap- en
opslagruimte ook een ingebouwde montageka
mer herbergen, vullen de helft van de hal. Daar
naast is er een kantoor, een toonzaaltje en de
werkruimte die werkelijk zo schoon is als een
operatiekamer, met de motor als patiënt. Een En
gelse monteur, die toch echt bezig is een blok van
een van de gifgroene Kawasaki's te ontmantelen,
schudt bezoekers de hand zonder dat ook maar
één spatje smeer of olie wordt overgedragen. En
dat bij een sporttak die bekend staat om opstui
vende graspollen en met modder besmeurde
hoofdrolspelers. „Echt niet iedereen werkt zo",
zegt teammanager Hendrik-Jan Vos tijdens een
rondleiding. „We hebben wel eens een Japanse
monteur gehad die prima kon sleutelen, maar de
werkplaats als een bende achterliet. Als je 's
avonds opruimt, begin je 's ochtends met frisse
moed", is de stelregel van Vos.
Toen Van Rees als jeugdig talent op eert kleine
off the road rondscheurde, waren er in het westen
van het land nog banen in Ridderkerk, Dordrecht
en Amsterdam. De eerste twee bestaan niet meer
en de derde gaat binnenkort dicht. Wat Van Rees
nog in de Randstad te zoeken heeft en waarom hij
niet woont in pakweg België met een buitenge
woon rijke crosstraditie, wordt bij het betreden
van zijn domein in Alphen snel duidelijk. De
hoofdsponsor van het team is Jannes Vos, tot
voor kort eigenaar van de belendende container-
en recyclingfirma. Teammanager Hendrik-Jan is
zijn zoon, de vrouw van Van Rees is zijn dochter.
Zodoende is het Jannes Vos Racing Team een
hechte familie-aangelegenheid. T)e Vossen' bege
leiden en Van Rees racet. „Ik weet niet meer pre
cies of de verkering er eerder was dan de sponsor,
of andersom", zegt Van Rees met een glimlach.
„Vraag mij zeker niet naar het budget van het
team. Dat soort zaken regelt mijn schoonvader.
Het gaat in ieder geval om heel veel geld. Een
'fiets' kost al snel 10.000 gulden en ik heb er zes.
We zijn een privéteam, maar omdat Kawasaki Ne
derland een van mijn sponsors is, rijd ik op bijna
net zo goed materiaal als fabrieksrijders die van
uit het moederbedrijf in Japan worden gesteund."
Van Rees is Leidschendammer van geboorte.
Zijn vader, een meubelmaker met een passie voor
crossen, stak zijn zoons aan met liefde voor het
Remy van Rees: „Ik denk dat mijn beste jaren nog moeten komen."
FOTO TACO VAN DER EB
De avonturen van motorcrosser Remy van Rees
motorrijden over geaccidenteerd terrein. Remy's
broers hebben ook het beroep van hun vader,
maar de jongste en meest getalenteerde van de
drie wist van zijn hobby zijn werk te maken. „Er is
geen sprake van jaloezie. Mijn broers zijn juist blij
dat ik zo ver ben gekomen. Ik heb ook een oplei
ding gevolgd in dezelfde richting als mijn broers
en vader, maar ik zie me toch niet in de meubel
makerij terechtkomen. Ik weet dat het misschien
wat onvolwassen klinkt, maar ik heb werkelijk
nog geen idee wat ik na het crossen ga doen. Mis
schien komt dat omdat ik denk dat mijn beste ja
ren nog voor me liggen."
En daar ziet hij naar uit. „De grootste uitdaging
van het crossen is dat geen baan hetzelfde is. je
staat telkens voor nieuwe verrassingen en uitda
gingen. Verder leiden we natuurlijk een avontuur
lijk bestaan. We rijden door heel Europa en twee
keer per seizoen is er een Grand Prix overzee. Dan
heb je je campers niet bij je en zit je ergens in
Brazilië in een tentje aan de motor sleutelen. Dat
avontuurlijke moet je sowieso niet overdrijven.
Het is zo laat mogelijk aankomen en na afloop
van de wedstrijd snel weer weg. Je ziet vaak veel te
weinig van de plaatsen waar je komt."
Negen jaar is Van Rees inmiddels prof en hij
gaat ervan uit dat hij het nog zeker vier jaar vol
houdt. „Wil ik trainen, al is het maar een beetje,
dan moet ik dus naar Brabant of naar België rij
den. Aan mijn conditie werk ik iedere dag - met
duurlopen en in de fitnessruimte - waarbij ik de
juiste balans tussen kracht en uithouding moet
zien te vinden. Bij motorcross gaat het immers
om twee manches van 45 minuten waarbij werke
lijk alle spieren in je lichaam op de proef worden
gesteld. Normaal gesproken kun je het zo rond je
33ste fysiek niet meer aan. Bij mij ligt dat mis
schien anders, aangezien vorig seizoen mijn beste
jaar was, met als hoogtepunt de winst in de Grand
Prix van Engeland en een negende plaats in het
wereldbekerklassement. Hoe ouder hoe beter,
lijkt het wel."
In 1992 won Van Rees de laatste editie van Ve
ronica's strandrace, toen een bevestiging van zijn
talent. Sindsdien heeft de neo-Alphenaar zich
echter niet kunnen voegen in het rijtje van geves
tigde namen als Strijbos, Tragter en Van den Berk.
„Zij komen wat media-aandacht betreft uit het
gouden tijdperk van de motorcross en zij streden
om de wereldtitel. Sindsdien is de populariteit
van de sport afgenomen en ben ik door blessures
steeds teruggeworpen. Mijn pols is drie keer ge
broken en ik heb ingekorte spieren nadat mijn
arm een keer uit de kom raakte. Ik neem risico en
betaal daar de prijs voor."
Ook het huidige seizoen wordt gekenmerkt
door kwetsuren. Dit weekeinde in Berghem komt
Van Rees voor het eerst sinds maanden weer bij
een Grand Prix in actie, maar dan in de 125 cc
klasse. „Normaal rijd ik '250'. Omdat het seizoen
wat klassering betreft toch al zo goed als verloren
is, probeer ik alleen nog aan zo veel mogelijk
wedstrijden mee te doen en heb ik een wildcard
aangevraagd en gekregen voor de 125 cc. Daarna
volgen nog drie Grand-Prix' in de kwartliter-klas-
se en dan is het seizoen voorbij. Ik maak de laat
ste jaren deel uit van een klein groepje professio
nele crossers uit Nederland die tegen de wereld
top aanzitten, maar telkens net niet in de prijzen
rijden. Als we niet oppassen is het na ons vertrek
over een aantal jaren gedaan, want achter ons is
er helemaal geen aanvulling van talent meer. Dat
is vreemd, want de populariteit van de sport
neemt, nu de economie aantrekt, gelukkig weer
toe.
Volleyballer nog maar kort in de ban van de ringen
ii
Grote vreugde bij libero Johan Kooistra in Frankrijk, waar de olympische volleybalkampioen het ticket naar Sydney won.
Joost Kooistra heeft het prima voor elkaar. Leuk,
knus boerderijtje, even buiten Zwolle. Net nieuw
gemeubileerd met de premie van de World Volley
bal League. En - niet onbelangrijk - er staat een
blauwe Volkswagen Beetle voor de deur te glim
men. Mét vijf olympische ringen op het portier. Een
voorrecht.
Kooistra is nog maar kort in de ban van de ringen.
Een half jaar geleden was hij nog één van de passer-
/lopers van Remote IT/Zwolle, nu heeft hij een con
tract bij Piet Zoomers/D op zak en is hij dé libero van
het Nederlands volleybalteam. En dus mag hij vol
gende maand zo maar zijn koffers pakken en afreizen
naar Sydney.
Soms lacht-ie nog hardop. Het besef is er wel dege
lijk, maar als er een jaar geleden iemand had gezegd
dat hij op de Olympische Spelen van 2000 een vast
radertje van Oranje zou zijn, had de Zwollenaar die
gene fijntjes doorverwezen naar de psychiater.
En dan te bedenken dat Kooistra zijn buitenkansje te
danken heeft aan een ander. Eerlijk is eerlijk. „Dat
Marko Klok niet meer kwam opdagen, was mijn ge
luk", verwijst hij nog even naar de rel rond de vorige
libero van Oranje. „Gerbrands (de bondscoach, red.)
had toen ook iemand anders kunnen oproepen, maar
hij gaf mij de kans. Ik denk dat ik die in de twee oe
fenduels tegen Denemarken meteen gepakt heb."
Voor hij het wist, was hij één van hen. Werd hij volle
dig geaccepteerd, in de jacht naar het hoogste: pro
longatie van olympisch goud. Plotseling had Oranje
er een gifkikkertje bij en niemand die problemen had
met het aanstekelijke enthousiasme van Joost
Kooistra.
Extrovert
Het 'broekie' mocht zijn gang gaan, werd niet terug
gefloten door de gevestigde orde. Waarom ook. „Dit
is mijn manier. Ik ben extrovert, geniet van elk punt",
legt hij uit, terwijl hij op de bank nog zit bij te komen
van het avontuur in Zuid-Frankrijk. „Iedereen is an
ders in het veld en dat wordt gerespecteerd. Maar ik
ben Joost en ik blijf Joost, wat er ook gebeurt. Ik ga
me niet opeens anders gedragen, blijf met beide
voetjes op de grond. Wat dat betreft ben ik vrij nuch
ter, ik vind het alleen maar een eer dat ik dit allemaal
mag meemaken."
Door de snelle acceptatie hoefde Kooistra zich
slechts op het spel te richten. Van toppasser in de
Nederlandse competitie tot nieuwkomer in het inter
nationale geweld. Een enorme omschakeling. „Er is
natuurlijk een enorm verschil in servicekracht en -
precisie. En ik was een nieuw gezicht, dus ik werd
continu opgezocht. Zo van: 'Wat bakt de vervanger
van Klok ervan?' Het was even aanpassen. Scherp zijn
en concentreren is het enige wat je hoeft te doen. Als
dat al niet lukt, heb je ook niets te zoeken op dit ni
veau."
Niet alleen het niveau had Kooistra redelijk snel on
der de knie, ook de teamgeest maakte razendsnel
meester van hem. De libero voelde zich direct aange
sproken door alle kritiek die Oranje de voorbije tijd te
verwerken kreeg. „Ik merkte al snel wat er nog alle
maal zit en heerst. Dat voel je in onderlinge en
groepsgesprekken. Blijkbaar zat de kritiek de meesten
nog heel hoog. Daar ga je dan vanzelf in mee, ook al
zit je er nog maar kort bij."
Het resultaat is bekend. De Nederlandse volleybaleli
te balde de vuisten en redde op de valreep het vege
lijf in Castelnau-le-Lez. „In het hol van de leeuw,
schitterend. Het was net zoals Blangé zei: een kleine
olympische finale. Daar is heel veel druk weggeval
len."
Eenmaal terug in Nederland liet Kooistra de waterval
van felicitaties over zich heen komen en gebruikte hij
één dag om op het strand uit te waaien met zijn
vriendin. Dit weekeinde nog even naar de Sneekweek
en dan is het al weer gedaan met de rust. Moeten
Kooistra en consorten weer langzaam de spanning
opbouwen, in aanloop naar de eerste olympische
wedstrijd, op 17 september tegen Cuba.
Oranje heeft de tickets voor Sydney op zak, de lange
mannen staan weer op het voetstuk, dat de voorbije
jaren hard onder ze vandaan was geslagen. „Nu is het
opeens weer hosanna", beseft ook Kooistra. „Maar
liggen we er straks in de eerste ronde uit, dan hebben
we het weer net zo snel verknald. Daarom waren we
ook maar heel even tevreden met wat we bereikt heb
ben. Maandag beginnen we weer met de trainingen
en dan is er nog maar één doel: het hoogst haalbare
op de Spelen. Als sportman ga je altijd voor goud, zo
simpel is het."
MARTUN KRULLAARS