Leven na de Hercules-ramp y\T Gek van graancirkels ZATERDAG 1 JULI 2000 'Mensen zeggen dat ik een geluksvogel ben, maar zo voelt het vaak niet' orige week heb ik voor het eerst sinds de ramp weer ge- vlogen. Met de kapel naar Oostenrijk. Gelukkig landden we bij terug keer niet op de basis Eindhoven maar op Beek. Toch was ik bang. Het zweet stond in m'n handen. Ik heb heel erg zitten kijken waar de deuren zaten en controleerde voort durend of m'n veiligheidsgordel los kon. Dat lukte me de vorige keer niet. Misschien heb ik door de paniek te ver naar voren gezeten. Dan staat er spanning op de gordel en krijg je hem niet meer uit, merkte ik nu." Een veiligheidsgordel die maar niet los gaat. Het is zijn laatste herinnering aan de vlucht met de Hercules C-130 die op 15 juli 1996 bij terugkeer uit het Italiaanse Modena op de vliegbasis Eindhoven neerstortte en vlam vatte. Vier bemanningsleden en dertig leden van het Fanfarekorps Koninklijke Landmacht vonden de dood. Erik en zes an deren overleefden de ramp. „Iemand heeft me uit de riemen geholpen, maar ik weet niet meer wie. Ik denk ook niet dat ik dat ooit zal weten. De herinneringen die ik aan de ramp heb zijn dezelfde als bijna vier jaar ge leden. Er komt niets meer bij." Zijn linkeroor is verminkt, zijn gezicht ver toont littekens van brandwonden en zijn rechterhand staat permanent krom. „Ik kan geen vuist meer maken. De pezen zijn kapot. Gelukkig speel ik schuiftrombone en hoef ik geen ventielen in te drukken. Maar ik ben wel sneller moe. Ik heb ongeveer tachtig pro cent van m'n normale longcapaciteit. Lange frases uitspelen is moeilijk. Als ik speel, heb ik het gevoel dat ik altijd aan m'n top bezig ben. Wat iemand anders met gewoon adem halen doet, kan ik halen door heel diep naar lucht te happen." Tot vijf weken na de ramp is hij buiten be wustzijn geweest. „Toen ik bijkwam wist ik wel dat er een ongeluk was gebeurd, maar hoe erg het was wist ik niet. Ik ging ervan uit dat de rest thuis was. Pas toen ik van de be ademingsapparatuur af was, zo'n zes weken na de ramp, vroeg ik hoe het met Jurgen was. We kenden elkaar vanaf de eerste dag dat ik bij de fanfare kwam spelen. Hij was dood. Toen ik vroeg wie er nog meer was overle den, zeiden mijn ouders dat ze beter konden vertellen wie er nog leefde." Vijftien, zestien operaties heeft hij achter de rug en een revalidatieprogramma van ander half jaar. „In het begin was ik nauwelijks tot iets in staat. Ik had weinig kracht en m'n uit houdingsvermogen was,heel slecht. Ik kon me zelfs nauwelijks concentreren. De Do nald Duck kreeg ik nog niet uitgelezen." Zijn boosheid en verdriet verstopte hij voor de buitenwereld. „Ik heet immers een geluksvo gel: één van de zeven die het heeft overleefd. Dan mag je niet zeuren. Ik heb ook wel geluk gehad, maar die medaille heeft ook een keer zijde. En de balans daarin kan ik niet vinden. De ene keer spoort de dood van de anderen me aan tot relativeren, de andere keer zak ik door m'n eigen ellende. Uitgaan doe ik niet meer. Volle cafés zijn voor mij geen plezierig avondje uit. Tegelijkertijd is afleiding wel be langrijk. Als ik een dag alleen thuiè ben, komt het altijd bovendrijven. Ik speel weer in het orkest maar met andere mensen en in een ander lichaam. Als ik daar over nadenk, dan bevreemdt het me. Soms zit ik tegen het randje van een depressie aan, maar het is be heersbaar. Als mensen me aanspreken op de ramp en zeggen dat ik een geluksvogel ben, Vier jaar nadat de ramp met de Hercules op het vliegveld van Eindhoven 34 mensen het leven kostte, overweegt de Tweede Kamer een uitgebreid parlementair onderzoek. Overlevende Erik in 't Veld (28) wil dat de onderste steen boven komt, maar heeft er weinig vertrouwen in. Na vijftien operaties en anderhalfjaar revalideren speelt hij weer in het Fanfarekorps van de Koninklijke Landmacht. Maar met andere mensen en in een ander lichaam. „Mensen zeggen dat ik een geluksvogel ben, maar zo voelt het vaak niet. dan zeg ik 'ja' en ga ik weg om mezelf te be schermen." Zijn moeder vindt hem helemaal geen ge luksvogel. „Ons enig kind gaat verminkt en getraumatiseerd door het leven." Hij heeft vrienden verloren die zich geen raad wisten met zijn situatie. Maar andere vriendschap pen zijn juist hechter geworden. Sinds twee jaar speelt hij weer in de fanfare en studeert hij aan het conservatorium. „Ze hebben me gewaarschuwd voor een terugkeer naar de fanfare, maar ik wilde het graag. Het was ge woon fijn werken daar. Twee andere overle venden werken er ook. Hans op kantoor en Marco als saxofonist. Alle drie proberen we een nieuw begin te maken. Verwerking Het valt me niet mee. Vorig jaar heb ik een moeilijke periode gehad. Toen de vakantie aanbrak was ik op. Ik dacht: ik stop ermee. Ik ga wel achter een bureau in een kantoor zit ten, maar ik ben toch doorgegaan en het gaat nu een stuk beter. Ik draag nog wel de last met me mee van de mensen die er niet meer zijn, maar ik voel me niet meer schul dig. De muziek helpt me met de verwerking, maar roept tegelijkertijd allerlei herinnerin gen op. Als we optreden en er wordt een toe spraak gehouden, wordt er toch vaak even aan het ongeluk gerefereerd. En soms halen ze bij de fanfare een oud stuk uit de kast. Af blijven, denk ik dan, dat is van ons. Er zijn van die stukken die echt horen bij het oude Erik in 't Veld: „Ik speel weer in het orkest maar met andere mensen en in een ander lichaam.' orkest. Zoals het nummer uit West Side Story waarvoor een speciaal arrangement was ge schreven. We speelden het op ons laatste concert in Modena. Daarna gelukkig nooit meer." Eigenlijk is de ramp nooit weg. Ze kleeft aan zijn lichaam en spookt door z'n hoofd. Het is zó veel dat hij geen enkele behoefte heeft de gebeurtenissen weer op te zoeken. „Onderzoeksrapporten over de ramp lees ik niet meer. Berichten in de kranten evenmin. Met Marco en Hans praat ik er weinig over. De nabestaandendagen sla ik over. Alleen de jaarlijkse herdenking, over twee weken in Eindhoven, vind ik belangrijk." Het rapport van een onderzoekscommis sie van de Tweede Kamer dat vorige week is gepresenteerd, kent hij niet. Dat de helft van de Kamer een parlementair onderzoek wil en de andere helft zich nog beraadt, neemt hij voor kennisgeving aan. „Dit is geloof ik al de derde poging tot een parlementair onder zoek. Twee jaar geleden ben ik mee naar Den Haag geweest om zo'n onderzoek voor el kaar te krijgen. Nu steek ik er geen energie meer in. Ik vind wel dat de onderste steen boven moet komen, maar ik heb er weinig vertrouwen in dat het gebeurt. Wat kun je na vier jaar nog toevoegen? Alles wat er fout kon gaan, ging fout. Een onervaren bemanning, zwermen vogels, een verkeersleider die niet aan de brandweer doorgeeft dat er behalve vier bemanningsleden 37 mensen aan boord zijn, een nooddeur die niet open gaat, de brandweer die het toestel niet binnengaat. Zondebokken Een ongeluk wordt pas een ramp als alles misgaat. En voor al die missers zijn twee zondebokken aangewezen: de verkeersleider en de brandweercommandant. Zij hebben fouten gemaakt, maar tientallen anderen ook. Het hele systeem is schuldig. Er is be zuinigd op mensen en materiaal. Daarvoor zijn mensen hogerop verantwoordelijk: bij Defensie en het openbaar bestuur van Eind hoven. Maar dan wordt het lastig te bepalen wie precies wat te verwijten valt, zeker na vier jaar. Je ziet het ook bij andere rampen. Ik heb de parlementaire enquête naar de Bijlmerramp deels gevolgd. Ik dacht, zo zal het bij ons ook wel gaan. Veel gepraat, maar uiteindelijk levert het niets op. Naar de vuur werkramp in Enschede wordt ook een 'grootschalig onafhankelijk onderzoek' inge steld. Ik heb er weinig vertrouwen in. Veel gaat van bureau naar bureau en voor je het weet is het weg, verdoezeld. Wat overblijft is een globale indruk, daar moet je het maar mee doen. En toch moet er een parlementair onder zoek naar de Herculesramp komen. Al was het alleen al om het gevoel er alles aan ge daan te hebben. Veel nabestaanden zijn op zoek naar erkenning dat er gefaald is. Ik heb dat niet zo sterk, maar ik zou het toch wel prettig vinden als er mensen zouden opstaan die zeggen wat ze fout hebben gedaan. Die FOTO GPD CEES ZORN rapporten lijken meer op computeruitdraai en. En natuurlijk hoop ik stiekem dat er meer boven water komt. Het ergste van de hele ramp vind ik dat de brandweer de be manning in de uitgebrande cockpit voor dood hield en het toestel niet is binnen ge gaan. Je mag er nooit van uitgaan dat er nie mand in zit. Had de brandweer niet 25 mi nuten gewacht, dan waren er naar mijn me ning zeker tien mensenlevens méér gered." Hij zegt het in alle rustti zonder gebaren of stemverheffing. „Ik ben veranderd. Vroeger was ik ontzettend driftig. Ik kon me snel druk en kwaad maken als er iets mis ging. Nu leer ik beter inschatten wat echt belangrijk is en relativeer ik veel meer. En in m'n geloof durf ik kritisch te zijn. Vroeger slikte ik alles voor zoete koek. Sinds de ramp ben ik gaan twijfe len. Ik geloof nog wel in een soort hierna maals waar ik iedereen terug zal zien, maar ik kan niet geloven dat deze ramp de bedoe ling was van hogerhand. Als het iemand z'n beurt is, gaan er toch geen 33 extra mee? En waarom heb juist ik de ramp overleefd? Ik heb er geen verklaring voor. Maar ik neig meer naar een wetenschappelijk antwoord dan een religieus. Misschien dat er iets meer zuurstof was op de plek waar ik gevonden ben. Misschien had ik iets meer weerstand. Misschien was ik iets minder in paniek. Het is, denk ik, een samenloop van omstandig heden geweest." MONIQUE DE KNEGT Graancirkels zijn méér dan cirkels in het graan. Sommige bevatten gecodeerde boodschappen van buitenaards leven. Dat beweert Robert Boerman uit Oeken. Hij heeft er zelfs een boek over geschreven. In de buurt fluisteren ze dat hij niet goed wijs is, maar dat deert hem niet. „Je kunt beter gek zijn dan niet worden begrepen. 'Ik zou best wel eens uitverkoren kunnen zijn' Hij woont te midden van het wuivend graan. Het huisje dat hij deelt met vrouw en kind ademt de charme van de eenvoud. Ma teriële zaken boeien hem niet. Robert Boerman is tevreden met wat hij heeft en ook met wat hij niet heeft. „Ik ben altijd een beetje an ders geweest dan anderen. Zo heb ik bijvoorbeeld een ander niveau van denken. Ik zou best wel eens uitverkoren kunnen zijn." Het is al weer bijna drie jaar geleden dat Boerman tussen Zutphen en Brummen vanuit de lucht een graancirkel zag. Vanaf dat moment heeft zijn leven een andere inhoud gekregen. Vooral toen hij ontdek te dat sommige cirkels boodschappen bevatten van de Goden van de 12e planeet. Sindsdien kijkt hij nergens meer van op. Ook niet dat hij als kind al onzichtbare vriendjes had. „Dat duidt erop dat ik gereïn carneerd ben." Eigenlijk wist hij al de avond voor hij die graancirkel zag, dat hem iets uitzonderlijks stond te wachten. Boerman genoot van een prach- tige sterrenhemel toen hij ineens een vallende ster zag. „Een ster, zo mooi, zo helder", herinnert hij zich. 'Dankjewel', was het enige dat hij stamelend uit kon brengen. Maar hij begreep tegelijk dat het een voorbode was. De dag erop maakte hij met zijn Heidi en hun zoontje Bart een pleziervlucht vanaf Teuge. Na tien minuten vliegen zag hij ineens die graancirkel. „Dat was geen stom toeval. Want toeval be staat niet. Alles heeft zijn reden." Eenmaal terug op de grond haastte hij zich naar de plek om het fe nomeen nader te bestuderen. Het viel hem meteen op dat dit geen door mensenhanden gemaakte graancirkel kon zijn. „De halmen van de cirkel waren namelijk door warmteafgifte gebogen. Net zoals je hout kunt buigen door het te verwarmen. Als het mensenwerk was geweest, waren die halmen gebroken." Maar de 37-jarige Boerman zag ook dat de cirkel was bezaaid met een witte materie. latere onderzoeksrapporten reppen van een zeld zame koolwaterstofverbinding. „Dat is des te opmerkelijker omdat zoiets bijna onbetaalbaar is om te maken. Trouwens, dat soort ver bindingen is ook wel eens gevonden op plaatsen waar üfo's zijn ge land." Vanaf die eerste kennismaking met graancirkels was zijn interesse voor de geheimzinnige formaties gewekt. Hij richtte een graancirkel meldpunt op en uiteindelijk schreef hij het zojuist in het Engels ver schenen boek 'Cropcircles, gods and their secrets' (Graancirkels, go den en hun geheimen). Enkele maanden voordat Boerman de mysterieuze cirkel bij hem in de buurt aantrof, bezocht hij in Apeldoorn een huiskamerlezing van graancirkelonderzoeker Rudi Klijnstra. „Ik wist toen nog niets van dat onderwerp af, maar ging er op uitnodiging van een kennis heen omdat je er nooit dommer van wordt. Na afloop beloofde ik Klijnstra te bellen zodra ik zo'n cirkel zou ontdekken. Waarom ik dat zei, weet ik niet. Maar ik wist absoluut zeker dat ik hem op een goede dag zou bellen." Toen het eenmaal zo ver was, raakte Boerman in de ban van de cirkels. Tot die tijd las hij vooral boeken van Stephen King en beleef de veel plezier aan 'Beekman en Beekman' van Toon Kortooms. Maar nu is zijn boekenkast gevuld met onder andere 'De Twaalfde Planeet', 'Aan Genesis voorbij', 'De eerste tijd' en 'Goden uit de Kos mos'. Geen eenvoudige lectuur voor iemand die op school allesbehalve tot de categorie hoogvliegers behoorde. „Maar nu begrijp ik ook waarom ik vroeger geen zin in leren had. Omdat je op school feiten leert die niet kloppen. En omdat je er allemaal dingen worden afge leerd die je als kind meekrijgt. Ik wilde altijd bij mijn kind-zijn blij ven. Me blijvend verwonderen in plaats van conclusies trekken. Want wie concludeert, ziet niet meer." Boerman ontdekte dat veel graancirkels zich bevinden op in de grond lopende energielijnen. „Dat is natuurlijk niet voor niets. Dat is ter genezing van de aarde", legt hij uit. „Om de energielijnen te ont stoppen. Want we hebben veel verklooid de laatste honderd jaar. On der andere door een verkeerd landbouwbeleid." Maar hij deed nog een opzienbarende ontdekking. Hoe je de code moet kraken van de boodschap die in sommige graancirkels zit ver borgen. Vooral daarover gaat zijn boek. 'Talk to us', schreven begin jaren negentig door graancirkels gefas cineerde Amerikanen in een graanveld. En in augustus was het zo ver. Michael Green, de Engelse oprichter en voorzitter van het Centre for Cropcircle Studies (CCCS) meende in een cirkelformatie te lezen: 'E.Ch.Ch.EAE.I.Th.H.E.Ph'. Hij herleidde dat tot de namen van Egyptische en Soemerische goden der wijsheid en kwam na veel hoofdbrekens tot de conclusie dat de achtergelaten boodschap 'De schepper is wijs en goed' luidde. Zonder ook maar behept te zijn hebben met enige pretentie, zegt Boerman: „Ik wist dat het niet klopte. Vraag me niet hoe, maar ik wist het gewoon. Net zoals ik er van overtuigd was dat ik kort na die lezing van Klijnstra een graancirkel zou ontdekken." Het liet hem niet los, die vertaling van Green. Tot hij met een vriendin uit Israël die het Hebreeuws machtig was, de letterreeks spiegelde. Aan de hand van het Hebreeuws - de taal van de goden - en met behulp van numerologie, kwam hij tot de Boermantheorie. Daarbij spelen piramides, Stonehenge, kennis van oude beschavin gen zoals de Maya's en de Egyptenaren, de bijbel en andere schep pingsverhalen een rol. Even is het stil. „Uiteindelijk kwam ik via steekwoorden uit op de volgende zinsnede: 'In het verleden is er met bloed van een vreemde ling genetisch ingegrepen'. En in een cirkel uit 1996 las ik: 'Er is een nieuwe stam van mensen gemaakt'." Voor Boerman is het zonneklaar: „De mensheid is genetisch gema nipuleerd. Hier is duidelijk sprake van de invloed van de goden van de Twaalfde Planeet. Voor wie het nog niet weet: eens in de 3600 jaar komt er een planeet door ons zonnestelsel. Met de zon en de maan meegeteld het twaalfde grote hemellichaam", legt hij uit. Blijft de vraag of Boerman niet te ver doorschiet in zijn fascinatie. Hij lacht, had die vraag verwacht. „Het is een kwestie van associëren en van logisch denken. Zo kom ik tot mijn uiteindelijke conclusie dat we dus niet alleen zijn in het heelal. En dat is maar gelukkig ook, want ik zou doodsbang zijn als het anders was. Overigens hoef ik niets te bewijzen. Ik ben alleen maar op een aantal dingen gestuit." Hij heeft er trouwens alle begrip voor dat er mensen zijn die me nen dat er bij hem een steekje los zit. „Maar dat zijn mensen die al leen maar oog hebben voor materiële zaken. Zoals zes keer per jaar met vakantie en voor de rest hebben ze de mond vol over seks. Die vinden het allemaal maar onzin waar ik me mee bezighoud. 'Alle maal gelul', zeggen ze. Ja, dan ben je er gauw vanaf. Alsof het gevaar lijk is als je eens dieper over dingen nadenkt. Maar ik op mijn beurt weet dat het mij is gegund om me in dit soort zaken te verdiepen." Inmiddels is Boerman bezig met het ontwikkelen van een apparaat waarmee hij op basis van zijn theorieën de energie in graancirkels denkt te kunnen meten. Door het apparaat op een computer aan te sluiten, wil hij proberen nog een stukje van de sluier op te lichten. „Want hoewel Uc al heel wat raadsels van graancirkels heb ontrafeld, blijft er nog genoeg te onderzoeken. Bovendien, nieuwsgierigheid is toch geen schande?" ROB HIRDES

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 50