Fietsend marketingobject C- Eksters ZATERDAG 24 JUNI 2000 Lance Armstrong: een wielerheld die de dood overwon. FOTO'S ARCHIEF ANP'ED OUDENAARDEN De miljoenen komen op Lance Armstrong af Volgende week zaterdag begint in Futuroscope de Tour de France. Aan de start met rugnummer 1: de Amerikaan Lance Armstrong. Hij dankt de eer van dat nummer aan zijn overwinning in 1999. Fiet was een triomf die grote bewondering afdwong, niet alleen in sportief opzicht. Armstrong boekte ook een overwinning op de dood. Hij herstelde wonderbaarlijk van (teelbal) kanker. In drie jaar voltrok zich spectaculaire genezing tussen chemokuur en het hoogste podium trapje op de Champs Elysee. Zijn succes kreeg grote betekenis voor kankerpatiënten. En: voor de bankrekening van de Amerikaan. Lance Armstrong werd een marketingobject van de eerste orde. Lance Armstrong zelf denkt dat de hype rond zijn persoon wel over het hoogtepunt heen is. 'Een co meback van kanker is maar één keer een co meback'. Maar volgens marketingmanagers is de successtory van de BV Armstrong maar net begonnen. Een tweede Tourzege zou nog meer deuren openen, vooral met het oog op het absolute hoogtepunt dat daarna volgt, de Olympische spelen. Tour de France-directeur Leblanc wreef vorig jaar in zijn handen. De overwinning van Lance Armstrong was het beste wat zijn wedstrijd kon overkomen, een jaar na de de sastreuze Tour van 1998 waarin doping - schandalen het grootste wielerevenement ter wereld bijna ten gronde richtten. Een man die kanker had, in 1996 ten dode opgeschre ven leek en drie jaar later de zwaarste wieler wedstrijd ter wereld naar zijn hand zette. Een betere apostel van zijn geloof van eerlij- Lance Armstrong aan het eind van de Tour '99. Felicitaties van zijn vrouw (links) en moeder. ke en gezonde wielersport kon Leblanc zich niet wensen. De heldendom van het karaktermannetje uit Austin, Texas, gaat nog verder. In de Ver enigde Staten zegt het winnen van een Tour de France de burger hoegenaamd niets. Toen Greg Lemond zijn eerste Tour won, la gen daar maar weinig Amerikaanse sportfans wakker van. Het was echter anders toen hij in 1989 nog een keer toesloeg. Niet vanwege de bloedstollende apotheose op de Champs Elysee (hij versloeg toen in de afsluitende tijdrit Laurent Fignon) als wel door het feit dat Lemond dat kunststukje flikte nadat hij door een ongeluk tijdens een jachtpartij (ge raakt door zijn zwager) afgeschreven leek voor de wielersport. Het verhaal van Lance Armstrong gaat nog verder omdat zijn genezing van kanker hon derdduizenden in Amerika en daarbuiten - ook slachtoffers van deze ernstige ziekte - hoop heeft gegeven. American dream En juist dat gegeven maakt hem immens po pulair en interessant voor sponsoring en marketing. Wie wil er immers niet geassoci eerd worden met een vent die klaarblijkelijk zo sterk is dat hij zelfs een dodelijke ziekte als kanker kan verslaan en vervolgens ook nog als sportman in een van de zwaarste dis ciplines terug kan keren aan de top? Het- is de American Dream in optima forma. En een zeer lucratieve, zo is inmiddels ge bleken. Niet dat Armstrong voor zijn ziekte een armlastige krabbelaar was, verre van dat. De Amerikaan verdiende een beste boter ham bij Motorola en tekende juist voordat bij hem kanker werd geconstateerd een con tract bij het Franse Cofidis dat hem meer dan drie miljoen gulden per jaar zou opleve ren. Zou, want de Fransen trokken de han den zo goed als van hem af toen hij als een brok ellende in een Amerikaans ziekenhuis bed lag bij te komen van een chemokuur. Maar Armstrong kwam er bovenop. Zowel lichamelijk als financieel. Hij is inmiddels een commercieel object van de eerste orde geworden. Marketingdeskundigen hebben een optelsommetje gemaakt en schatten zijn inkomsten dankzij de verschillende sponsors op het lieve sommetje van 7,5 miljoen dollar per jaar, dat is tegen de huidige koers een bedrag van zo'n 17 miljoen gulden. Lance Armstrong zelf kijkt relativerend aan tegen al die drukte. ,,Mijn verhaal zal nooit meer zo sensationeel zijn als afgelopen jaar." Maar daar denkt bijvoorbeeld het Ameri kaanse sportmerk Nike heel anders over. Die hoopt stilletjes een man in huis te hebben die met een trekker als de golfsensatie Tiger Woods gaat strijden om de erfenis van Mi chael Jordan. Voorwaar geen slechte presta tie van een wielrenner, een sport die qua be langstelling in de VS niet in de schaduw kan staan van basketbal en golf. Maar voor Nike is Armstrong de verpersoonlijking van hun slogan Just do it. Niet alleen Nike lijkt er zo over te denken. Armstrong wordt gesteund door minstens zestien bedrijven die alle minimaal een dikke drie ton op tafel leggen om de naam van de renner te mogen gebruiken. Uitschieter is de hoofdsponsor van zijn wielerstal, US Postal Services: jaarlijks vier miljoen gulden. Miljoenen Armstrong echter ziet zich niet bepaald niet als een tweede Air Jordan. ,,Als ik de Tour had gewonnen zonder ziek te zijn, was het allemaal lang niet zo bijzonder geweest. Kanker was het beste wat me als mens, als atleet en als marketingfiguur kon overko men. Maar ik zie niet hoe het nog grootser kan worden dan het nu is", zei hij eerder dit jaar in een interview met een Amerikaanse krant. Maar dat schijnt nog wel te kunnen. In Amerika wordt beweerd dat een nog onbe kende sponsor hem wil contracteren met het oog op de spelen van Sydney en dat tegen een multi-miljöenen gage. Armstrong zelf zegt geen flauw idee te hebben wat zijn inkomen precies is, wel dat het meer is dan hij ooit zou hebben kunnen denken. En ook vindt hij de prijs van 100.000 dollar die een bedrijf moet betalen voor een uur durende spreekbeurt van hem, absoluut te hoog. Daar denkt zijn manager sinds jaar en dag, Bill Stapleton, heel anders over. „We praten nu alleen nog maar over contracten die een miljoen dollar of meer opleveren." Hij is het waard, vindt Stapleton. En dat vindt ook General Mills, producent van Whe- aties, die de dozen ontbijtcereal met het ge zicht van Armstrong erop niet kan aansle pen. Het fietsmerk Trek meldt dat de verko pen van de Annstrong-replica (kostprijs: een dikke achtduizend gulden) verdubbeld zijn. Zelf de Amerikaanse posterijen, de hoofd sponsor, beweert vele miljoenen extra te ver dienen doordat klanten afkomen op de naam Lance Armstrong. De renner houdt het geld niet allemaal voor zichzelf. Hij heeft na het overwinnen van zijn ziekte een stichting opgericht die zich inzet voor de strijd tegen kanker, de Lance Armstrong Foundation. Sinds de op richting in 1997 heeft die organisatie al bijna 25 miljoen gulden binnengehaald. Een klei ne twee miljoen daarvan legde Armstrong zelf op tafel. Ook dat draagt bij aan zijn ima go en handelswaarde. RENÉ BANIERINK Onze Taal Mussen tsjilpen, merels fluiten, kraaien krassen en kippen kakelen, maar wat doet een ekster? Dat weet ik niet. Ik heb dit hiaat in mijn ken nis, of misschien is het wel een hi aat in onze taal, nooit eerder opge merkt. Maar deze week kwam ik opeens een woord tekort. Dat komt door onze kat. Of eigenlijk: door een van de twee katten. De moedige kat, om precies te zijn. Want wij hebben ook een vreesachtige kat, die meteen naar binnen sluipt zodra de eksters zich vertonen. Maar de moedige kat dus, die laat zich niet uit het veld slaan en gaat erop af. Ze heet Vondel. Over het afdakje boven het haardhout, via de goot over het dak. Geregeld ligt ze in de goot, rustig te wachten en te kijken, terwijl er voor haar en achter haar, op nog geen halve meter af stand een ekster heeft plaatsgenomen. Je moet dan inderdaad koelbloedig zijn, want die twee eksters maken een hels ka baal. Al weet ik niet hoe het heet, ze probe ren met hun geschreeuw, gekras of gekakel de kat schrik aan te jagen en haar te verdrij ven uit die goot. Zonder succes. Er is dan een pat-situatie, en die herhaalt zich dage lijks. We hebben alle gelegenheid om het tafereel gade te slaan. En ons af te vragen hoe het heet, wat de eksters doen. Waarschijnlijk zijn er meer vogelsoorten waarvan ik niet zou kunnen zeggen hoe hun geluid heet. Vraagt u mij hoe het typische geluid van de kale strandplevier heet, de groene moerasvink of de herfstlijs- ter, dan moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik zit daar niet mee. Ten eerste niet omdat ik de groene moerasvink en de herfstiijster toch niet uit elkaar kan hou den: ten tweede niet omdat ik sterk de in druk heb dat die vogelsoorten bij ons in de buurt niet voorkomen. Ik kan een mus van een kraai onderschei den, en ook kan ik het verschil zien tus sen een merel en een kip, maar veel verder gaat mijn kennis niet. Dat is waarschijnlijk met meer mensen zo, en het zal wel de ver klaring zijn dat we voor enkele erg algeme ne vogelsoorten een apart woord hebben, en voor de rest niet. Misschien is de ekster een randgeval: algemeen genoeg om er een woord voor te hebben, maar niet zo erg al gemeen dat ik het ook ken. Met grotere dieren is het net zo gesteld, geloof ik. Koeien loeien, paarden hinni ken, ezels balken, muizen piepen en leeu wen brullen, maar wat doet de giraf, de panter of de neushoorn? Geen idee. Door dat ze nooit bij ons in de goot zitten of on ze kat de stuipen op het lijf jagen, heb ik zo'n woord niet nodig. Maar als je erover gaat nadenken, besef je dat je woorden ernstig tekortschieten. Misschien dat het personeel van de dierentuin over meer woorden beschikt. Of de ervaren jager in de binnenlanden van Afrika. Die spitst de oren, en zegt: wat hoor ik daar? Het lijkt wel alsof ik een krokodil hoor droemen. Of is het het getrengel van een zebra? Maar die woorden zijn zo zeldzaam, dat droemen en trengelen zelfs niet in Van Dale staan. In feite zit zo de hele taal in elkaar. Ik be doel: dat we woorden hebben voor de paar dingen die we kennen, voor enkele handelingen die we geregeld doen, en voor een aantal eigenschappen van de mensen en de dingen om ons heen. En dat is het dan. Voor heel de rest van de wereld heb ben we geen woorden. Omdat we, allemaal bijeen genomen, over heel wat zaken met elkaar praten, vult de complete woorden schat een fiks woordenboek. Maar 't is maar een schijntje van alles waarvoor een woord zou kunnen bestaan. Er zijn heel wat meer zaken waarvoor niet een woord is, dan waarvoor wel een woord is. Dat moet ons niet bekommeren. Zolang er in onze dagelijkse omgeving zo wei nig gedroemd of getrengeld wordt, hebben we die woorden niet nodig. We hebben wat we nodig hebben, en zelfs nog wel iets meer; maar niet oneindig veel meer. Het is maar af en toe dat je er iets van merkt dat de voorraad toch eindig is. Bijvoorbeeld als twee eksters in de goot een aanslag op de kat doen. Katten miauwen. Maar in de dakgoot mi auwt Vondel niet. Dat zou haar positie, dunkt me, dan ook ernstig verzwakken. Nee, ze ligt daar zwijgend en bewegingloos en loert. Zou ze ook geluid geven, dan werd het een ordinaire ruzie. Juist haar zwijgen maakt die eksters bang.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 53