'Er staat
nu een
materiële
streep
onder
veel leed'
231
ZATERDAG 24 JUNI 2000
Ronny Naftaniel doet
een stap terug uit
Centraal Joods Overleg
Ronnie Naftaniel: „Als je gelijken ongelijk behandelt, is er sprake van discriminatie, maar als je ongelijken gelijk behandelt, is dat evengoed discriminatie." foto gpd roland de bruin
Hij had rijk kunnen zijn,
maar Ronny Naftaniel
(51vindt het veel leuker
voor mensen op te komen
dan voor zaken. Vier jaar
lang zette hij zich in voor
de oorlogsclaims van de
joodse gemeenschap. Nu
het akko'ord met de
banken is getekend, treedt
hij terug als woordvoerder
van het Centraal Joods
Overleg. Gesprek met een
even bewogen als koele
onderhandelaar. „Ik ben
een simpel mens.
Koel? Ja, in zekere zin ben ik koel. Als ik dat niet was, zou
ik dit werk niet kunnen doen. Om dingen te bereiken
moet je afstand kunnen nemen, moet je niet te snel ge-
raakt worden.^Ep dat gebeurt mij ook niet. Als ik zo af en
toe weer eens een antisemitische e-mail krijg, maak ik me
daar niet druk over. Het hoort er bij, ik haal mijn schouders op:
domme mensen.
Als je emotioneel bent, komt niet meer over wat je wilt zeggen en
bereik je uiteindelijk niets. Je kunt het een keertje doen, zoals Hans
Wiegel na de dood van zijn vrouw, en misschien twee keer, zoals
Karin Adelmund, maar als je steeds maar weer emotioneel reageert,
schaad je uiteindelijk het belang van de mensen voor wie je wilt op
komen. Voor de betrokkenen is het altijd emotioneel, maar als je
die emoties vertolkt, moet je een zekere zelfbeheersing bewaren.
Als het me een keer te veel wordt, want die momenten zijn er na
tuurlijk ook, ga ik er even tussenuit. Lekker met de kinderen spelen,
in de tuin elkaar natspuiten, dat soprt dingen.
De verhalen van de joden voor wie ik heb onderhandeld over de
oorlogstegoeden, zijn natuurlijk verschrikkelijk, daar kun je niet
koel onder blijven. In zijn algemeenheid maak ik me er wel druk
over, maar ze raken mij minder in mijn persoon. Ik heb die last niet
echt en daardoor kan ik dit werk blijven doen. Ik voel me wel heel
erg begaan met die mensen en ik vecht ook voor de kleinste claim.
Al hebben ze maar recht op een paar honderd gulden, je mag ze
niet in de steek laten.
Er zitten hartverscheurende geschiedenissen bij. Zowel over de
oorlog als over de periode erna, dat is een hoofdstuk apart. Joden
die de concentratiekampen hadden overleefd en bij terugkeer ont
dekten dat ze niet welkom waren. Ze moesten lang wachten bij de
sociale dienst om hun woning terug te krijgen, ze zagen soms de
buurvrouw lopen in de jurk van hun omgekomen moeder. Een
vrouw die haar broer had verloren en een brief kreeg van de sociale
dienst waarin stond dat die nog elf gulden van haar kreeg. Dat be
drag had die broer moeten lenen om een schop en een kiel aan te
schaffen, omdat hij naar een werkkamp werd gestuurd voordat hij
via Westerbork in de vernietigingskampen terecht zou komen. De
bureaucratie was gigantisch.
Ik ben ook in de geschiedenis van mijn eigen familie gedoken en
in het Rijksarchief stuitte ik op een achterneef. Zijn ouders en zusje
waren vermoord, hij was de enige overlevende van zijn familie. Na
de oorlog probeerde hij zich weer te vestigen door de zaak van zijn
vader voort te zetten. Kwam er een brief van de Raad voor Rechts
herstel: Meneer, dat kan niet doorgaan, want u bent in 1937 veroor
deeld tot een boete van vijftien gulden.
De joden-zijn meer dan enig ander getroffen door de oorlog en ze
hadden een andere behandeling verdiend. Een voorkeursbehande
ling. Maar ze moesten net zo lang wachten als ieder ander, moes
ten ook in lange rijen staan. Als je gelijken ongelijk behandelt, is er
sprake van discriminatie, maar als je ongelijken gelijk behandelt, is
dat evengoed discriminatie.
Ik voel niet echt de last van het verleden, zoals de oudere generatie.
Misschien komt dat ook omdat mijn familie vergeleken bij zoveel
andere joodse families redelijk ongeschonden door de oorlog is ge
komen. De vader van mijn moeder is vergast. En mijn vader, die uit
een gezin van dertien kinderen kwam, heeft twee broers verloren.
Ik heb als kind veel gelezen over de oorlog en mijn ouders vertel
den er zeer openhartig over. Ze zwegen beslist niet, zoals in menig
ander joodse gezin, waar het na de oorlog heel lang een taboe was.
Van mijn vader weet ik bijvoorbeeld dat de Nederlandse mare
chaussee in Westerbork heel fanatiek was, soms nog erger dan de
Duitsers. Nee, ik heb helemaal niets tegen de marechaussee, ik heb
er geen enkel bijgevoel over. Je kunt de huidige generaties niet aan
rekenen wat vorige generaties hebben gedaan. Er is alleen wel een
verantwoordelijkheid voor de volgende generatie, er is altijd een er
fenis.
Daarom is het zo goed, dat Nederland officieel zijn spijt heeft be
tuigd over hoe de joden zijn behandeld. Dat betekent dat er een ge
voel van schaamte is. Het akkoord over de 314 miljoen gulden dat
we met het Centraal Joods Overleg hebben bereikt met de banken
en de beurs, is eveneens een heel goede zaak. Het geeft aan dat ook
de huidige, naoorlogse generaties vinden dat het niet goed is ge
weest zoals er met de joden is omgegaan.
Ik denk dat veel Nederlanders vinden dat het een kwestie van
rechtvaardigheid is, dat het niet meer dan normaal is dat de joden
op enige manier schadeloos worden gesteld. Dat er nu hier en daar
wordt gezegd dat het morele chantage is, daar kan ik niet bij. Ik zou
eerder zeggen dat het een morele verplichting is om alsnog iets te
doen voor al die mensen. Volgens een schadeberekening van een
accountantsbureau ging het om 500 miljoen gulden. Nou dan is de
uiteindelijke 314 miljoen niet overdreven en moetje achteraf niet
gaan zeuren.
Dat bedrag is ook het resultaat van koel onderhandelen, ja na-
tüürlijk. Je kunt zeggen: 'Waarom praat je over geld als je te maken
hebt met mensen die hun familie hebben verloren, die zo veel el
lende hebben meegekregen?' Maar die oude generatie is na de oor
log onrechtvaardig behandeld en voor die mensen wil ik mijn best
doen. Ik voel daar beslist geen gêne over, ook al gaat het dan over
geld. Er staat nu een materiële streep onder dat verleden, maar
daarmee is niet al het leed weggenomen, natuurlijk niet. Al zie je
wel dat jonge joden steeds meer afstand nemen van dat verleden.
Niet dat ze zeggen: 'Vergeet die oorlog', want dat kan niet, het is
helaas een onderdeel van de joodse traditie geworden. Maar hun
band met het jodendom is niet meer zozeer de Holocaust, maar
veel meer de kunst, de cultuur en de wetenschap. En zo moet het
eigenlijk ook.
Ik ben van een generatie die de belasting van het verleden minder
voelt dan de generatie die het allemaal heeft meegemaakt. Sommi
ge ouderen gaan er niet altijd goed mee om, ze schamen zich er
voor dat ze joods zijn, drukken het weg. Joden hebben heel sterk
het imago van de geslagen hond, maar ik vind dat je juist trots kunt
zijn op je wortels, dat je niet angstig hoeft te zijn. maar moet opko
men voor je rechten. Bij de jongste generatie zie je dat nog sterker
en ik vind dat een uitstekende ontwikkeling, heel inspirerend.
Toevallig heb ik de gave van het woord, en ik vind dat ik daar iets
mee moet doen. Als kind, ik ben enig kind, was ik ooit met mijn ou
ders op vakantie, toen iemand op de camping tegen ze zei: Die jon
gen van jullie kan zo goed praten, die moet dominee wórden-
Rabbi? Nee, nooit overwogen, rabbi, ben je gek zeg. Ik heb het
diepste respect voor rabbijnen die een gemeenschap religieus kun
nen motiveren, maar religie is niet mijn eerste band met het joden
dom. Het typische godsgeloof is voor mij vrijwel non-existent.
Traditie is veel belangrijker, de lotsverbondenheid van de joden,
het gevoel dat je tot één en hetzelfde volk behoort met een eigen
geschiedenis. En in zekere mate ook een eigen toekomst, want over
een eeuw zal toch zeker zeventig procent van de joden daar wonen,
in Israël. De aantrekkingskracht van het land is zó groot en de assi
milatie van joden in de Verenigde Staten en Europa is zo gigan
tisch, dat in die landen het joodse leven afneemt.
Ik hoop dat ik het fout zie, maar de cijfers laten tot nu toe zien
dat het zo is, en dat de joden daardoor uiteindelijk toch het liefst
naar hun eigen land willen. Daar zijn ze één, met elkaar, met hun
eigen traditie, hun geschiedenis en cultuur. Het is belangrijk om
die verspreide joodse gemeenschap hechter te maken. Kijk naar de
literatuur, de typische joodse verteltrant die je in zoveel romans uit
Oost-Europa tegenkwam, die is er nauwelijks meer, maar in Israël
bloeit-ie voort. Daar is het joodse element bewaard gebleven.
Ik ben jood, ik voel me jood, maar dus niet in de traditionele religi
euze zin, al ben ik wel Bar Mitzwah geworden. Als jongetje van der
tien wordt je tijdens een dienst in de synagoge opgenomen in de
gemeenschap van de volwassenen. Dan krijg je het gevoel dat je er
bij hoort. Maar verder zeggen de religieuze tradities me niets. Ik
heb wél iets met Israël. Als ik door Jeruzalem loop, voel ik me thuis.
Misschien, op mijn oude dag, misschien dat ik er dan ga wonen. Ik
ga er graag heen, maar in Nederland voel ik me net zo thuis. Ik voel
me Nederlander, ik ben hier geboren en getogen, mijn vier kinde
ren zijn Nederlands, mijn familie woont in Nederland. En zelfs met
het voetballen, wat mij niet zoveel doet, merk ik dat ik Nederlander
ben. De winters in Jeruzalem zijn trouwens verschrikkelijk. Koud
en ellendig, de huizen zijn er niet op ingericht. Dan ben ik veel lie
ver hier.
Als'ik me geen Nederlander zou voelen, had ik ook nooit vier jaar
lang kunnen onderhandelen voor de joodse Nederlanders. Juist
omdat ik Nederlander ben, voelde ik heel sterk dat het tijd was om
grote schoonmaak te houden, dat er eindelijk eens duidelijkheid
moest worden verschaft. Als Nederlander vind ik het belangrijk dat
de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op correcte wijze
wordt verteld. Toen ik op school zat, leerde ik alleen maar verhalen
over het heldendom; de geschiedenisboeken en de jongensboeken
gingen alleen maar over de helden van de oorlog. Die zijn er ge
weest, maar het was een zwaar vertekend beeld van de werkelijk
heid. De meeste Nederlanders keken de andere kant op. Dat is heel
menselijk, ik spreek daar geen oordeel over uit, maar je mag het wel
constateren als je de geschiedenis schrijft. Dat is één van mijn drijf
veren geweest: ertoe bijdragen dat de geschiedenis goed wordt ver
teld.
Koningin Beatrix heeft daar veel aan gedaan met haar toespraak
in de Knesset, het Israëlische parlement. Daarin wees ze er op dat
de meeste Nederlanders toekeken hoe de joden werden wegge
voerd. Ik ben bezig met de periode na de oorlog, waarin Nederland
zich ook niet alleen maar heldhaftig heeft gedragen. Er waren zeker
wel mensen die de teruggekeerde joden met open armen ontvin
gen, die wel behoorlijk op hun spullen hadden gepast en die ook
teruggaven. Maar dat was slechts een kleine groep.
Ik praat niet namens elke jood. Er zijn 30.000 joden in Nederland
en die hebben allemaal een eigen mening en die uiten ze ook alle
maal, want de joodse gemeenschap is zeer democratisch. Dat is de
traditie van de Talmoed: elkaar de waarheid zeggen, vaak op harde
wijze, dat houdt de boel fris. Moet je zien hoe keihard politici in de
Knesset met elkaar omgaan, daar werpen mensen elkaar de vrese
lijkste dingen voor de voeten. Dat is goed, je moet luisteren naar
harde woorden, daar word je beter van.
Joden zijn in elk geval geen binnenvetters. Ik ook niet, ik ben
geen softie, ik vertel graag mijn mening en ik heb geen probleem
met kritiek.
In de Tweede Kamer zou ik dat wel meer willen zien, hard tegen
hard. Ze zouden een voorbeeld aan de joodse gemeenschap kun
nen nemen, want het is nu wel een heel gezapige, heel vlakke toe
stand waar iedereen het met elkaar eens is. Het gaat goed hè, en
dan worden alle tegenstellingen weggemoffeld en dan verliest de
burger zijn interesse. Aan een samenleving moet je blijven bouwen
en werken, anders bepalen enkelingen wat er gebeurt.
Ik heb zeker wel politieke interesse, maar ambitie, ach... Ik blijf
directeur van het CIDI, het Centrum voor Informatie en Documen
tatie Israël, maar ik wil het wel een tijdje wat rustiger aan doen.
Omdat we met het Centraal Joods Overleg hebben bereikt wat we
wilden bereiken. Dat is het werk van velen geweest. Afram Roet,
voorzitter van het Platform Israël en mede-onderhandelingpartij,
en vice-voorzitter Philip Staal hebben steeds goot strategisch in
zicht getoond. De verdeling van het geld moeten anderen maar
doen, al hoop ik wel dat het snel gaat, dat er niet allerlei onnodige
bureaucratische rompslomp aan te pas komt, waardoor al die men
sen nog langer op hun geld moeten wachten.
Ik doe beslist geen stapje terug, omdat er veel weerstand zou zijn
geweest. Dat valt enorm mee, ik heb juist veel steun ondervonden
vanuit alle hoeken van de Nederlandse samenleving. In Zwitser
land en Oostenrijk zie je wel veel weerstand en daarmee ook antise
mitische uitingen. In Nederland is dat zeer, zeer beperkt. Hier den
ken gelukkig maar heel weinig mensen dat joden op hun geld zitten
en altijd meer willen. De reacties van het Nederlandse publiek zijn
juist heel positief. Op straat en in de trein krijj» ik spontaan felicita
ties, en ik heb ook nooit het gevoel gehad dat de mensen met wie
we onderhandelden er niks van begrepen.
Ik ben... eh... ik kan niet zeggen tevreden, dat klinkt raar in dit
verband. Het geeft voldoening, dat is het meer. Ik doe dit werk, om
dat ik het met mijn hart doe. Het is geen fopbaan, nee hou op zeg.
Ik ben een simpel mens, ik leef simpel. Ik woon met mijn vrouw en
kinderen in een rijtjeshuis in Amstelveen. Ik ben cum laude afge
studeerd als econoom en dan mag je wel zeggen dat de wereld een
beetje voor je open ligt. Ik had die kant op kunnen gaan, had crisis
manager kunnen worden of weet ik wat, en dan was ik vermoede
lijk heel rijk geworden. Had ik in een prachtig buiten gewoond, met
een boot er bij en nog meer van dat soort dingen. Waar kijk je dan
op terug aan het eind van je leven? Dat je zo veel had? Dat is niet
mijn drijfveer, mijn bevrediging ligt op een heel ander terrein. Ik
vind het veel leuker voor mensen op te komen dan voor
zaken. Ik brei liever iets recht voor een ander dan voor
mezelf. Dat geeft veel meer voldoening.
DICK HOFLAND