Het gaat goed met het damhert Jupitermaan Io blijft verbazen ziekte houdt p°pulatie g« In Natura Tijd van leven Kaapse bijen verton; parasitair gedrag Gemengde bossen doe het beter dan monoculti WOENSDAG 14 JUNI 2000 REDACTIE MARGOT KLOMPMAKER De hemel heeft dezelfde kleur als het zink van de go ten waarin het regenwater zich gorgelend naar de af voerpijpen haast. Ze hangt vol met donkere, rafelige wolkenflarden. In de verte gromt de donder, als een hond die tot bedaren komt na woedend te hebben ge blaft. Gedurende de voorbije uren heeft het noodweer de aarde er flink van langs gegeven: overal ligt het be zaaid met bladeren, takken, afgerukte bloemen en bloesems. Een nestkastje is naar beneden gekomen. Tussen de losgeslagen plankjes liggen vijf dode mees jes. Alles vergaat. Alles heeft zijn tijd van leven. Dit geldt voor mier, mens en mus, maar ook voor begrippen en zelfs voor levenloze dingen. Zo spreken we over de le vensduur van een ster, over de geboorte van een cul tuur en zeggen we bijvoorbeeld dat het communisme geen lang leven beschoren is. De levensduur is ge woonweg de tijd gedurende welke iets op deze aarde aanwezig is. Een hond is slechter uit dan de mens. De laatste leeft zo'n vijfmaal langer dan de eerste. Veel zegt dit echter niet. Er zijn bacteriën aangetroffen in 650 miljoen jaar oude zoutafzettingen, die, na op een geschikte voe dingsbodem te zijn gezet, uit hun slaap ontwaakten en vrolijk verder leefden. Nee, het leven van de mens is te kort om als standaardmaat te dienen. Om de relativiteit van het aardse bestaan goed te be seffen, zou elk leven afgemeten moeten worden aan het langst durende bestaan dat we kennen: dat van het heelal. Dat is 20 miljard jaar oud en heeft, zo be weren de geleerden, de middelbare leeftijd nog niet eens bereikt. Als het dit stadium ooit zal bereiken, want er zijn ook wetenschappers die de mening zijn toegedaan dat het heelal een oneindige levensduur heeft. Het mag echter duidelijk zijn dat geen enkel tijdsbestek afgemeten kan worden aan de eeuwigheid. Dat zou onredelijk zijn. Hoe lang iets ook mag be staan, in verhouding tot de eeuwigheid is het niets. Een zandkorrel in de Sahara. Laten we de menselijke proportie toch maar als maat nemen. Binnen het dierenrijk is de mens één der langst leven den. Onze directe familieleden, de mensapen, halen in het wild nauwelijks de twintig jaar. De olifant is het enige zoogdier dat onze gemiddelde leeftijd benadert. In de vogelwereld blijken méér volhouders voor te ko men. Er zijn papegaaien die het tot de zeventig heb ben gebracht. Een geschoten struisvogel bleek twee enzestig jaar oud te zijn. En in een New Yorkse die rentuin haalde een oehoe de achtenzestig. Zwanen zijn beroemd om hun hoge ouderdom: ze kunnen tot zeventig jaar oud worden. Senioren van dit kaliber treffen we ook in de vissen- wereld aan. Er zijn palingen die hun zestigste verjaar dag hebben gevierd. Ook zeewolven halen de zestig, evenals sommige soorten heilbotten. De steur is de onbetwiste kampioen. In 1953 werd er een gevangen die door experts werd geschat op honderdvijftig jaar. Schildpadden steken deze vis nog naar de kroon: ver schillende soorten landschildpadden leven langer dan honderd jaar, maar de zwarte schildpad van de Sey chellen wordt met gemak honderdzeventig. Kampi oenhouders zijn zeeanemonen en sponzen. Van beide soorten wordt wel beweerd dat ze eindeloos kunnen doorleven. Is dan tóch niet alle leven sterfelijk? De meeste medeschepselen moeten het echter met minder doen. De sprinkhaan leeft maar vijf maanden: net zo lang als de honingbij. Kevers worden hooguit twee jaar oud. De gewone huisvlieg wordt zelden ou der dan een maand, maar een spin kan al vijfjaar ha len, evenals de slak. Regenwormen kunnen verhou dingsgewijs stokoud worden: tien jaar. Dit is een heel gewone levensduur in de vogelwereld. Mees, specht, spotvogel, gierzwaluw en een heleboel andere vogels van dit formaat hebben een maximale levensduur van tien jaar. Uitzondering is de huismus, die wel twintig kan worden. Het hoeft natuurlijk geen betoog dat der gelijke leeftijden in het wild vrijwel nooit behaald worden. Het leven slijt eerder dan wat wij levenloze materie noemen. Goede contactlenzen en kunstgebitten van hoge kwaliteit hebben theoretisch gezien het eeuwige leven. Ook een uitstekend onderhouden en veel be speelde piano is nauwelijks stuk te krijgen. Da's ande re koek dan het kortste bestaan dat we kennen: het le ven van een groep minuscule subatomaire deeltjes, die onstabiele hadronen worden genoemd, duurt slechts een fractie van een seconde: nog korter dan de tijd die het licht nodig heeft om twee en een halve centimeter af te leggen! THEO SCHILDKAMP Damherten komen van oorsprong niet voor in ons land, maar zijn afkomstig uit Perzië. Ze zijn in de jaren vijftig en zestig ingevoerd als attractie in hertenkampen en kinderboerderijen. foto mark lamers Het gaat goed met het damhert in de Nederlandse duinen. De wilde populaties in de Amster damse waterleidingduinen, de Kennemerduinen en op Wal cheren groeien razendsnel. Hoewel er hier en daar proble men optreden met omliggende bollenvelden en bewoners, wil len natuurbeheerders niet in grijpen. Damherten komen van oor sprong niet voor in ons land, maar zijn afkomstig uit Perzië. Ze zijn in de iaren vijftig en zes tig ingevoerd als attractie in hertenkampen en kinderboer derijen. ,,De ontsnapte exem plaren zijn uitgegroeid tot klei ne populaties, die tientallen ja ren op hetzelfde niveau bleven schommelen. De laatste tien jaar is het aantal explosief ge- groied. Waarom weten we niet", zegt onderzoeker Sip van Wieren van sectie Natuurbe heer van de Wageningen Uni versiteit. Uit de laatste telling blijkt dat er in de waterleidingduinen, net onder Zandvoort, ongeveer driehonderd damherten zitten. In het aangrenzende Kenne merduinen zitten er net zo veel en op Noord-Walcheren leven ongeveer tweehonderd dam herten. Daarnaast telt de Velu- we er nog zo'n vijfhonderd. Damherten zijn niet kieskeurig en eten alles. Een ree heeft voorkeur voor houtige gewas sen, maar damherten lusten ook gras en kunnen makkelijk omschakelen. „Dankzij die flexibiliteit zijn ze zo succes vol", zegt Van Wieren. De herten trekken zich niets aan van de duingrens en verleg gen hun fourageergebied. Ze beschadigen soms bloembol- percelen en akkers en vreten zelfs geraniums op bij mensen in de tuin. Ook brengen ze het verkeer in gevaar. Van Wieren: „Reeën sprinten snel een weg over. Damherten niet. Die zijn nieuwsgierig en blijven stil op de weg staan en kijken recht in de koplampen van aanstor mende auto's, waarvan ze de snelheid niet kunnen inschat ten. Niet zelden met fatale af loop." Ondanks de schade ziet Van Wieren niets in rasters, afschot of andere drastische beheers maatregelen. „De overheid wil de natuur juist zoveel mogelijk haar gang laten gaan. Laat de dieren zelf maar hun territori um bepalen. Dat kan wel wor den begeleid, via gedeeltelijke afrastering en veilige oversteek plaatsen. Nodig is om diverse leefgebieden met elkaar te ver binden. Zodat de ecologische draagkracht groter wordt." Zo zijn de Kennermerduinen en de Amsterdamse waterleiding duinen slechts van elkaar ge scheiden door een drukke weg. „Als je het wegverkeer tussen Heemstede en Zandvoort over een lengte van pakweg een kilo meter langzamer laat rijden is het probleem al grotendeels opgelost", meent de ecoloog. De groei van de hertenpopula tie zal zich naar verwachting voortzetten. Nu leven er gemid deld tien damherten per hon derd hectare. Maar in Italië en Spanje komen, in gebieden met vergelijkbaar voedselaanbod, dichtheden voor die vijf keer zo groot zijn. De onderzoeker denkt dat ook in de Nederland se duinen spectaculaire aantal len mogelijk zijn. Met de huidi ge jaarlijkse populatiegroei van 27 procent is dat binnen tien jaar bereikt. Om de eventuele overlast te be perken moeten de leefgebieden worden uitgebreid via verbin dingszones. Benadeelde boeren kunnen financieel worden ge compenseerd voor gewasscha- de. „Damherten zijn niet langer louter een zaak van de duinbe heerder. Ook de gemeente, de provincie en het rijk moeten er bij worden betrokken. Alleen via een gezamenlijke aanpak kunnen de damherten in ons land een zekere toekomst tege moet." PETER DE JAEGER Honingbijen afkomstig van de Kaap van Zuid-Afrika blijken in korte tijd een revolutie te kun nen ontketenen in andere bij envolken in dit land. Broed van de Kaapse honingbij, dat wordt ondergebracht in een ander bij envolk, slaagt er op een of an dere manier in de werksters aan te zetten de Kaapse larven extra te voeren. Hierdoor ontwikke len deze larven zich tot konin- gin-achtige bijen. Door de aan wezigheid van grote hoeveelhe den van deze pseudo-koningin- nen raakt het complete bijen volk in anarchie, waardoor het voortbestaan van het bijenvolk in gevaar komt. Dit blijkt uit onderzoek van en tomologen van de Universiteit Wageningen. De ontdekking verklaart wellicht waarom de Kaapse honingbijen, die in het verleden behoorden tot de be dreigde diersoorten, zich nu noordwaarts verspreiden ten koste van de Afrikaanse ho ningbij. Het is voor het eerst dat bij bijen een vorm van parasi taire broedzorg is gevonden, waarbij werksters worden aan gezet larven, afkomstig uit een ander bijenras, extra te voeden ten koste van eigen verwanten. Bijen staan bekend als sociale insecten, die een unieke vorm van samenleving kennen. Bij de meeste honingbijen bestaat een volk voornamelijk uit werksters die ontstaan uit onbevruchte (haploïde) eitjes van de konin gin. Deze verwantschap met de koningin verklaart tevens waar om de werksters zo 'onbaat zuchtig' het nageslacht van de koningin verzorgen. Een nieuwe koningin ontstaat als een larve zeer speciaal voed sel krijgt toegediend door de werksters: de zogenaamde ko- ninginnegelei. Bij de Kaapse honingbij Apis mell pensis) is er sprake v dere vorm van voort] j de werksters product ,e delijke (diploïde) eitji - afhankelijk van het den voedsel - ontwik werkster of koningin. Tot voor kort werd de Kaapse honingbij van uitsterven stond, r sinds een aantal jarei bij een opmerkelijke naar noordelijke dele Zuid-Afrika, waarbij) volken van de Afrikaa |j ningbij (Apis mellifei ta) koloniseert. De wetenschappers c ij dat de larven van Kaa ningbijen die door w van Europese honing den verzorgd veel sni j, en dan de Europese 1 e vens blijken de vrouu a komelingen een vreei fj lijk te hebben dat mii tussen die van werksi ningin ligt. Nadere ai nen aan dat de Kaaps bijna drie keer zoveel toegediend kregen d< werksters als de Euro z ven. In vergelijking n larven die opgroeien Kaaps bijenvolk is er ke van een zesvoudig aanbod. Het extra voedsel, en ook de samenstelling voedsel, zorgt er vooi werksters zich als pst ninginnen gaan gedr de sociale structuur! bijenvolk betekent di staan van anarchie, het bijenvolk in korte ren kan gaan. Volgen tenschappers roept I dekking veel vragen vervolgonderzoek be moeten worden De Jupitermaan Io blijft verba zen. Het oppervlak is onderhe vig aan intens vulkanisme en toch is het er extreem koud. Sommige plaatsen zijn fel geel, rood of groen gekleurd en ver tonen allerlei gedaanteverwis selingen. Boven andere plekken hangen enorme pluimen van vulkanische zwaveldampen. Een kleine, verre wereld met het uiterlijk van een rijk gevulde pizza, maar met een geologi sche activiteit groter dan die van onze aarde. En toch is er geen sprake van plaattektoniek, botsende en over elkaar schui vende delen van de oppervlak tehuid, zoals bij ons. Hoe kan dat? „Over die vraag breken planeet wetenschappers zich al jaren het hoofd", zegt dr. John Spen cer, geoloog en planeetweten schapper aan de Lowell-ster- renwacht in Flagstaff, Arizona. „Het blijkt de combinatie van vulkanisch zwavel en kou te zijn die al die kleuren en kleur veranderingen veroorzaakt. En wat we voor vulkaanbergen hielden blijken helemaal geen vulkanen te zijn, maar enorme blokken korst die bovendien uit elkaar lijken te drijven door iets dat nog het meeste lijkt op ons aardse plaattektoniek. Maar er kan daar helemaal geen sprake zijn van plaattektoniek, dus dat moet nog worden opgelost." Spencer is hoofdauteur van twee van de vijf artikelen over de maan Io, een van de vier grote manen van de reuzenpla- neet Jupiter, die in het Ameri kaanse wetenschapsblad Scien ce van 19 mei verschenen. Meer dan 40 onderzoekers van over de hele wereld droegen bij aan deze artikelen die gebaseerd zijn op bevindingen van de ruimtesonde Galileo, die nu al viereneenhalf jaar lang uitge kiende rondjes door het uitge strekte Jupitersysteem draait. Tijdens zijn 25-ste omwenteling in oktober 1999 scheerde de sonde vlak langs Io. Tegelijker tijd werd de maan in het ultra violet afgetast door de om de aarde draaiende Hubble ruim tetelescoop (HST). „Omdat de hoofdantenne van Galileo nooit helemaal goed is opengeklapt kunnen foto's en Culann Patera, een van de kleurrijkste vulkanische gebieden op de Jupitermaan Io. andere meetgegevens slechts heel langzaam naar de aarde worden geseind", aldus Spen cer. „Denk aan een melkfles met zand met zo'n nauwe hals dat er maar één zandkorrel te gelijk door kan. Foto's van de Galileo kunnen weken of maan den in beslag nemen voor we ze hier compleet hebben. En dan moeten ze ook nog eens diep gaand worden onderzocht. Daarom konden we nu pas pu bliceren wat ruim een half jaar geleden werd gemeten en gefo tografeerd." „De HST registreerde de vul- kaanpluim van een gebied op Io dat bekend staat als Pele. Al sinds de passage van de Voy ager-1 op 5 maart 1979 wekt dat vulkanisch actieve gebied grote verbazing. Door Pele's 350 kilo- Cryptogram Horizontaal: 1. Hierdoor is het goed te zien (8), 5. Plant met een punkkapsel (8); 6. Op z'n hoogst in de buurt van de bevrijding (4); 8. Gerecht in de kreukels (4); 10. Dicht bij een bijbelse stad zit er een luchtje aan (5); 12. Beest van een verwarde godin (5). Verticaal: 1. Versterking om vanaf te springen (6); 2. Ziekenhuisfoto (6); 3. De blauwe zijn levensgevaarlijk (5); 4. Beeld van een insect (5); 7. Samengepakt bovenaan de hitlijst (5); 9. Geld is van gewicht (4); 11Vreemde rivier in Brazilië (3). Oplossing van dinsdag: dorp-prado-Hardop rail-larie-Alhier lies-asiel-Valies deen-einde-Einder geer-regen-Negery tent-tante-Latent doel-dolen-Onedel toer-store-Oester neer-reden-Denker spit-strip-Script Gevraagd woord: HAVENLOODS meter hoge vulkaanpluirtr in het ultraviolet te registreren kwamen we er achter dat de zwavel in die wolk bestaat uit twee aan elkaar gekoppelde zwavelatomen, S2 dus." Dit biedt volgens Spencer een verklaring voor de merkwaardi ge rode, groene en gele kleuren van de vulkaangebieden op lo. De zwaveldamp uit een vul- kaanpluim slaat tot op meer dan 1.000 kilometer afstand van de oorsprong van de pluim op het bitter koude Io-oppervlak neer. Het gebied waar de zwa veldamp uit Io's hete interieur omhoog komt, is meer groenig getint. „De temperatuur op het opper vlak van Io is 160 graden onder nul", zegt Spencer. „Door de sterke afkoeling wordt de S2- vorm instabiel en recombineert tot drie of meer zwavelatomen per molecuul. Die verbinding is rood. Ook die verbinding is niet echt stabiel. Uiteindelijk bereikt de zwavel de stabiele fase door de vorming van ringvormige zwavelatoomketens, bestaande uit acht atomen, die de typisch gele kleur van zwavel verto nen." Het raadsel van de felle kleuren op Io lijkt dus opgelost, maar er zijn wel twee mysteries bijgeko men. Allereerst is bij een ander vulkaangebied op Io, Prome theus geheten, de oorsprong van de gaspluim sinds 1979 flink opgeschoven. „Prome theus heeft veel weg van het vulkanisme dat we op Hawaï aantreffen", aldus Spencer. „Het gebied is qua vorm en af metingen zo goed als gelijk ge bleven sinds het in 1979 door de Voyagers voor het eerst werd gefotografeerd. Maar de zwa- velpluim is 85 kilometer opge schoven. Erg vreemd." Zo mogelijk nog vreemder is raadsel nummer twee: de ber gen op Io die men vóór de komst van Galileo voor vul- kaantoppen hield, blijken geen vulkanen te zijn, maar enorme blokken die bovendien uit el kaar lijken te worden getrok ken. Een ervan, Hi'iaka Patera, wordt geflankeerd door twee langgerekte rotsblokken die als de stukjes van een legpuzzel in elkaar lijken te passen. Bij el kaar zijn ze even groot als heel Nederland. „Dat uiteendrijven is nog het meest raadselachtige," zegt Spencer. „Io ligt weliswaar rela tief dicht bij de reus Jupiter, die hem met zijn zwaartekracht als het ware kneedt, maar plaattek toniek zoals hier op aarde, waarbij aardschollen langs el kaar schuren of onder elkaar door de diepte in duiken, be staat op Io niet. Aan het uit el kaar drijven van stukken van die enorme bergen op Io moet een andere oorzaak ten grond- Een natuurlijke ziekte helpt de omvang van wilde populaties op een gezond peil te houden. Dat blijkt uit een onderzoek naar de aanwezigheid van de vink in Amerika door onderzoe kers van de Cornell universiteit in Ithaca, New York. Deze stu die kan onder meer inzicht ge ven in het effect van aids op het verloop van populatieniveaus. De Amerikaanse vink (Carpoda- cus mexicanus) werd begin ja ren negentig getroffen door een nieuwe bacteriële ziekte die de luchtwegen aantast en ook tot blindheid kan leiden. Een vink die blind is kan geen voedsel vinden en sterft de honger dood. Binnen drie jaar na de in fectie daalde in de oostelijke helft van Noord-Amerika het aantal vinken dramatisch. Het aantal bleef hangen rond zestig procent van de voormalige overvloed. Dezelfde dichtheden worden geteld bij nieuwe po pulaties elders. Theoretisch is het logisch dat bij de opkomst van een ziekte in een dichte populatie grote aantallen dieren in één klap worden weggevaagd. Gezonde exemplaren hebben immers een grote kans in contact te ko men met zieke dieren. Aan de andere kant lopen vogels in een dunbevolkte populatie minder risico op infectie. Deze popula ties kunnen dus verder groeien tot een bepaalde natuurlijke li miet. Als die grens wordt over schreden brengen ziekten de aantallen weer terug naar een gezond niveau. „Deze theorie is nooit eerder aangetoond in de vrije natuur, omdat het moeilijk is om voor, tijdens en na de epidemie gege vens te verzamelen, ten de symptomen tij den opgemerkt", zeg Dhondt van de Corm siteit. Tot nu toe zijn studies geweest naar geïntroduceerde ziek niet-inheemse soorte de duim te houden. De ornithologen van waren in de unieke p ze een beroep kondei waarnemingen van d vrijwillige birdwatchf spreid over de Vereni ;f ten. Deze amateurvo houden een oogje in voedselplekken. Indt van 1993-'94 werden eerst vinken gesignal fj gezwollen ogen in de rond Washington DC c lingen bleek dat in hi j van het land de aant; s ten van 300 miljoen joen. De ziekte is nuj n seerd. „Dat betekent huidige aantallen opi c voor een gezonde lee c van de vink", zegt Dl De bacterie Mycopla septicum wordt vooi spreid op de voerstal t gels steken hun hoof gat om zaden op te p de ogen van zieke vo ji contact komen met kan de volgende bez< ci worden besmet. Een manier van ziekteveren is de gezamenlijke sl< waar duizenden vogi elkaar gepakt overnai ziekte is overigens nil draagbaar op mensei drukt Dhondt. PETER DE JAEGER* De onderzoekers zijn het er over eens dat de analyses van het vulkanische gas van de plui men veel zal leren over aard en samenstelling van Io's interi eur. „Misschien vinden we daar ook wel de sleutel voor dat uit elkaar drijven van die enorme brokken", hoopt John Spencer. BEN APELDOORN Gemengde bossen met berk en grove den leveren meer hout dan een bos met slechts één boomsoort. Re den is een betere benutting I van de lichtinval en de be- j schikbare voeding. Dit blijkt uit onderzoek van het Wa- geningse Alterra. De bosbouwers bestudeer den 22 opstanden van grove den en berk op de Veluwe en de Sallandse Heuvelrug. „Daaruit blijkt dat de hout productie samen tien tot twintig procent hoger ligt dan in monoculturen", zegt onderzoeker Anne Ooster- baan. Er zijn nog te weinig metingen verricht om te we ten welke boomsoort de meeste meeropbrengst op levert. Naast een hogere productie neemt ook de biodiversiteit toe. Zo trekt de berk talloze insecten aan, die op hun beurt weer insecten etende vogels en vleermuizen lok ken. Door een andere strooiselvertering op de grond ontstaat een rijkere bodemvegetatie tussen de bomen. Maar dat is< rl proces dat tientallen duurt. De onderzoek Ji zen op nog een ande I- deel van een afwissejvi opbouw, namelijk ei re weerstand tegen strl schade. „Niet alleen Ig er dikke en dunne sti t kriskras door elkaar, 5 hebben ze uiteenln] I lengten. Daardoor zij w bossen minder vatba b rukwinden en hevige ti men. Als er iets gebe 8 een opstand met alle n ve den, ligt alles met plat." Gemengde bossen st volgens Oosterbaan met het huidig natut leid. „Louter bos voc j houtproductie besta wel niet meer. Alle b zijn tegenwoordig te bestemd voor recrea natuur. Naast berke; den passen hierin 00 zomereik en op de b< plekken de beuk." PETER DE JAEGER*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 10