NGEN 'VOORBIJGAAN S)oddassers, trambommetjes en lijkkisten met wapens Leiden Regio STADSGEZICHT IP 10 JUNI 2000 972 15 De jonge Joop Seugling: „Wij stonden bekend als belhamels. We maakten ook van die bommetjes die we op de tramrails legden van het hoge trammetje dat naar Oegstgeest reed," foto archiefseugunc Met de pinksterdagen in 1940 woonden ook wij daar tijdelijk, omdat mijn vader zich op een gegeven moment elk uur moest melden bij het politiebureau aan de Zonneveldstraat. Vanuit de Breestraat was dat dichtbij. moeten weten. Later kregen wij op ons donder van het hoofd van onze school. Dat was niet misselijk, wantje werd met gro te latten verrot geslagen. Of je moest naar het politiebureau. Dat was een hel, want je werd dan in de cel door de politie in elkaar geramd. Ik ben tot ongeveer 1943 op de ULO geweest. Daarna ben ik naar de ambachtschool aan de Haagweg gegaan. Daar heb ik een leuke tijd gehad. Alleen, in de laatste oorlogsjaren, was er geen elektriciteit meer en moest je alles met de hand doen. Draaibanken moest je met een slinger gaande houden en vuur moest je zelf aanmaken. We hadden op die school ook een communistische automonteur. Die hielp ons met accu's opla den voor het binnenlands ver zet waar wij in zaten. Die man was een moordkerel. In 1944 had je de hongertoch ten. Dat was een vreselijke pe riode. Mijn vader, broer en ik gingen toen aardappelen halen in de Haarlemmermeer. Daarna ook in de Wieringermeer. Bij boeren ruilde mijn vader shag voor aardappelen. Ie moest bij na je ondergoed uittrekken, omdat je alles moest ruilen bij die boeren. Zijn wilden geen geld hebben, maar spullen. In maart '45 ben ik nog met een vriendje via Amersfoort de Ou de Zuiderzeeweg afgelopen en bij Zwolle de IJssel overgetrok ken naar Oldeberkoop. We gin gen terug met een dood konijn, rogge, brood en aardappelen. Dat was een vreselijke periode. In de meidagen van '45 zijn wij als padvinders opgeroepen om te helpen bij de voedselvoorzie ning. Eerst hebben we de spul len van de voedseldropping bij Valkenburg overgebracht naar de Leidse Meelfabriek. Daarna werd ik ingedeeld als koerier bij de bewakingsdienst van de staf van de binnenlandse strijd krachten aan de Twentse Bank. Aan de overkant van die bank zat een oom van mij en die ver zorgde met een nicht en een ander de voedselvoorziening van Leiden. Dus eigenlijk heeft de hele familie in het verzet ge zeten" CONNIE VAN UFFELEN» uit de Leidsch Dagblad A11CII11 VI ANNO 1900 Zaterdag 9 Juni NOORDWIJK-AAN-ZEE - Nu de 'trek' naar on ze badplaats weer begint, komt men er als van zelf toe, als belangstellende in haar vooruit gang, een nader kijkje te nemen op al wat er sedert het vorige jaar ter verbetering, verfraai ing of vergroting is aangebracht. En dan treffen ook dingen aangenaam het oog. Het aantal vil la's op en aan de duinen is met eenige schoone exemplaren verrijkt, gebouwd zoowel door vreemdelingen zeiven, die hier een vast optrek je willen hebben, als door vooruitstrevende in gezetenen, die door verhuring de badgasten in de gelegenheid willen stellen, onze verkwik kende zeelucht en onze heerlijke omgeving te genieten. Behalve genoemde villa's zijn het vooral het badhotel of, moderner, het Kurhaus 'Huis ter Duin' en het nieuw opgericht pension 'Noordzee' van den heer W. Van Beelen, die de aandacht trekken. Laatstgenoemde fraai aan gelegde inrichting bevat 36 kamers, alle dege lijk gemeubileerd en van electrische schellen voorzien, die aan de voorzijde ieder met afzon derlijke veranda, vanwaar men een ruim ge zicht op de volle zee heeft, de slaapkamers aan de achterzijde met prachtige vergezichten over de duinrijke omgeving. ANNO 1975 LEIDEN - Gisteravond is de Leidse Avondvierdaagse weer van start gegaan. Het aantal deelnemende wandelaars bleef beneden de verwachting: het waren er niet meer dan 168. De start vond plaats bij het sportpark De Vliet aan de Voorschoterweg. foto archief leidsch dagblad Dinsdag 10 juni DEN HAAG - De namen van prins Bernhard en zijn invloedrijke vriend J. Teengs Gerritsen ko men voor in officiële documenten van de vlieg tuigfabrikant Northrop. Vandaag begint een Amerikaanse senaatscommissie met haar on derzoek of er sprake is geweest van ongewenste politieke beïnvloeding of het betalen van steekpenningen door Northrop om de verkoop van de Cobra, de F-17, te bevorderen. LEIDEN - Leraar Nederlands Paul Marijnis zal toch aan de Rembrandt Scholengemeenschap verbonden blijven. Het college van B. en W. heeft besloten om hem in de gelegenheid te stellen een proefjaar aan te vragen. B. en W. komen daarmee terug op hun besluit van 25 april j.l. toen ze het advies van de schoollei ding om Marijnis niet te continueren, opvolg den. HAZERSWOUDE/RIJNSATERWOUDE - De houtzaagmolen van Dekker is uit het dorps beeld van Hazerswoude verdwenen. Voor één harde gulden heeft molenmaker Van Beek uit Rijnsaterwoude zich over dit unieke monument (het enige, dat in deze vorm nog op de wereld te vinden is) ontfermd. Met een aantal vrijwilli gers is de houtzaagmolen overgebracht naar zijn nieuwe omgeving: het dorpje Rijnsater woude. Al vroeg was Van Beek in Hazerswoude te vinden. In zijn stem klinkt enige opwinding als hij vertelt dat hij al jaren wist, dat men de molen kwijt wilde. "Toen ik ergens kwam, waar ook burgemeester Ten Heuvelhof was, ben ik naar hem toe gegaan en gezegd, dat ik die mo len wel wilde kopen. Ik heb er één gulden voor geboden, de kosten van transport waren voor de gemeente. Nou, daar is de gemeenteraad mee akkoord gegaan". Met het kopen van dit monument heeft Van Beek wel de plicht op zich genomen om de molen te onderhouden. "Dat maakt natuurlijk niks uit, zoiets doe je in je vrije tijd. We gaan er een schuur omheen bouwen en als er wat wind staat zullen we er ook mee zagen." n ling werd op 15 september 1928 an de Middelweg in Leiden. In van de evangelisch-lutherse ouders waren daar het ir. Joop werd al vroeg welp bij derij, maar deze ging ondergronds door het uitbreken van de oorlog. Samen met zijn vader en broer belandde hij in het verzet. In deze aflevering van 'De dingen die voorbijgaan' vertelt hij hoe hij de oorlog doorkwam. Door de oorlog is de padvinde rij opgeheven. Althans, wij zijn ondergronds gegaan. Wij kre gen de order dat de boel dicht moest. Al het materiaal werd in beslag genomen en aan de Jeugdstorm gegeven. Dat waren van die lui die op de Hoogland se Kerkgracht zaten, vlak naast de lutherse kerk. Daar konden wij zo over de muur van het weeshuis klimmen, hun tuin in. Na de lagere school ben ik naar de jongens-ULO gegaan aan de Pieterskerkhof. Daar hadden we altijd enorme mot met de Duit sers. We moesten wij allemaal verplicht Duits leren, maar als je dat niet goed deed, dan kreeg je daar voor op je sodemieter. Wij waren van die jongens die zich omdraaiden, als we op de Breestraat liepen en de WA daar van die marsen hield. Wij moesten naar die lui kijken als zij daar marcheerden, maar wij keken in de winkels. Wij stonden bekend als belha mels. We maakten ook van die bommetjes die we op de tram rails legden van het hoge tram metje dat naar Oegstgeest reed. Als die Duitse colonnes met paarden voorbijgingen, was het net of er een geweer afging. Dat was pesten, maar je kunt het ook sabotage noemen. Die trambestuurder kreeg dan op zijn donder, omdat hij dat had •ortbrug. FOTO HENK BOUWMAN We hebben toen ingebroken en een heel groot deel van de spul len weer teruggehaald. Dat was natuurlijk wel gevaarlijk, maar dat hebben wij gewoon geris keerd. Je was jong en je had er de schurft aan dat die lui je spullen hadden gestolen. Niemand heeft in die tijd in de gaten gehad dat wij eigenlijk Duits waren. Het probleem was dat mijn grootvader uit Betten- hausen kwam. Mijn vader was daardoor geen Nederlander, maar vreemdeling. Met als ge volg dat wij volgens de Duitse wet ook Duits waren. In 1918 is hij bij de vrijwillige landstorm terechtgekomen en ingedeeld bij de Morspoortkazerne. Hij was toen oppasser van de kapi tein. In de oorlog heeft hij ont zettend veel problemen gekre gen omdat hij dus werd aange zien voor vreemdeling. Wij heb ben eigenlijk de hele oorlog in angst gezeten dat we zouden worden opgeroepen voor de militaire dienst. Als tegenwicht zijn we toen in de ondergrondse gegaan. Mijn vader, mijn broer en ik. Mijn broer heeft bij de bewakings dienst gezeten en ik heb als padvinder dienst gedaan als koerier. Ik verspreidde De Vrije Pers die mijn vader drukte in zijn kartonnagefabriek op de Uiterstegracht 125. Onze stroom haalden we van het Tu berculose Centrum naast ons op de Middelweg. Daar hebben wij accu's opgeladen voor de verlichting en voor de bedie ning van de zenders waarmee we berichten doorzonden voor de illegale blaadjes. Mijn vader heeft ook erg veel wapens gesmokkeld. Die kwa men van een dropping bij de Nieuwkoopse Plassen. Dan kwamen ze met schepen langs de Zoeterwoudseweg binnen, de veiling ingevaren. Ik kan me nog goed herinneren dat er een schip met rode kool en een schip met witte kool kwam. Een van die twee schepen mocht niet gepakt worden, want daar lagen de wapens in. Mijn vader smokkelde de wapens via lijk kisten. Hij was namelijk ook doodbidder, omdat dat bij het kosterschap hoorde. Die wa pens werden dan opgehaald door studenten en opgeslagen op de zolder van het Tubercu lose Centrum en in de lutherse kerk, onder het gewelf. Mijn oma is na het overlijden van mijn grootvader als baker verder gegaan en heeft met een van haar dochters het studen tenhuis aan de Breestraat 135a opgezet. Daar hebben ze een kast gehad zoals bij Anne Frank. In het achterhuis was een schuilhoek. Daar hadden we onder anderen de familie Van Beuningen zitten. De grote Van Beuningen uit Rotterdam. Van Boymans-Van Beuningen. Leidenaars blikken terug op hun verleden ïgel lud dei I der is veertig jaar koster ge weest. Met mijn broer zat ik eerst op de gereformeerde school aan de Hooglandse Kerkgracht, maar later gingen we naar de openbare lagere school. Dat kwam door een geloofspro- bleem. Wij moesten namelijk elke maandagmorgen een psalmpie leren en werden over hoord of we in de kerk waren geweest. We gingen natuurlijk nooit naar de gereformeerde kerk, want dat was een speciale richting. We kregen dan op ons kop als we het psalmpie niet kenden en niks van die preek wisten. Maar ja, later is dat wel een beetje bijgedraaid. Toen mijn vader ging dreigen, van: 'ja, maar wij zijn helemaal niet gereformeerd, wij zijn evange- lisch-luthers'. Maar omdat het zo vlakbij ons huis was, zo'n vier of vijf stap pen verder, zaten wij op die ge reformeerde school. De ge dachte was dat dat toch niet zo problematisch zou zijn. Maar dat was het wel, want mijn broer kwam thuis en zei: 'Zó deed Mozes'. Hij ging op tafel staan, pakte een paar borden beet en donderde ze zo op de grond. 'Want Mozes deed dat ook met de stenen tafelen.' Hij was zo fanatiek gemaakt met dat verhaal. En wij waren zo fa natiek opgevoed, dat alles wat Spanjaard en alles wat katho liek was, hel en verdoemenis voor ons was. Terwijl dat na tuurlijk de waanzin ten top is. Maar ja, dat was in die jaren nu eenmaal zo. Er mocht op school ook geen sinterklaas worden gespeeld. Later werd dat stiekem gedaan. Zo was die oude gereformeerde tijd. In '37 of '38 zijn we op de open bare lagere school aan de Lan- gebrug gegaan. Daar kwamen veel kinderen van het joodse weeshuis. Later met de Duitse razzia's in '42 of '43 zijn zij weg gevoerd. Daar heb ik veel ver driet van gehad, want ook mijn vriendje Charles Tors is wegge voerd. Hij woonde aan de Hooigracht, maar die hele fami lie is uitgemoord. Ik zat met hem bij de padvinderij, in groep 1. De rooddassers. Elke groep had zijn eigen kleur das. Wij hadden rood, maar je had ook geel. En bruin misschien. Allerlei kleuren. In '37 heb ik nog de World Jamboree meege maakt. st „Wij waren zo fanatiek opgevoed, dat alles wat Span- wat katholiek was, hel en verdoemenis voor ons was." foto wim dijkman kant en een deur die naar bui ten toe openging. Dat was iets prachtigs, want als volk en va derland bij ons op de stoep stond en de deur openging, dan donderde dat zo van de stoep af. Mijn vader was niet alleen kos ter, maar had ook een karton nagefabriek. Een doosjesfabriek aan de Uiterstegracht 125. Kos terschap is maar een erebaan tje. Dat is alleen maar vrij wo nen. En je een bult schrobben aan die kerkgangen. Al dat witte houten spul. Die banken en zo. De vloeren waren allemaal van leisteen en moesten dan netjes worden gepoetst. Dat deden mijn vader en moeder. Mijn va- thuis met vijf kinde- dens de roodvonk- de twintiger jaren -erleden. Twee i zusje. In onge- na alve maand tijd. Ik ,te en heb nog een dere broer. Mijn ^verleden in 1932. Ik r jaar. Tot overmaat andde de kosterij '34 of '35. Het al een oud zooitje, en het niet eens zo 2 dat niet eerder in n steken?', merkte sen cerkeraadsleden op. it huis mooi ver heeft namelijk een oep aan de voor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 15