In één klap berooid en dakloos Sorry meneer, u kunt niet terug naar uw woning' ZATERDAG 20 MEI 2000 Plotseling heb je niets meer. Geen huis, geen kleren, geen eten en geen geld. Het overkwam vorige week zaterdag vele honderden inwoners van Enschede. Als gevolg van de vuurwerkramp verloren ze hun hebben en houwen of mochten ze vanwege brand en instortingsgevaar hun woning niet meer betreden. Wat gebeurde er na de explosie met deze bewoners? Een van onze verslaggevers trok vijf dagen op met Frank de Bont, die samen met zijn hond Moro op zoek moest naar een nieuw onderkomen en een nieuwe toekomst. Op de parkeerplaats bij de Diek- manhal in Enschede biedt een oude Ford Sierra nachtelijk on derdak aan een man met hond. Het raampje staat open, anders zou het er binnen niet uit te houden zijn. Frank de Bont (40) kan de slaap moeilijk vatten en met zijn pikzwarte viervoeter Moro is het niet anders gesteld. Allemaal het gevolg van emoties na de vuur werkexplosie. Net als veel van zijn medebewoners uit de wijk Mekkelholt is de alleenstaande Ensche- deër naar de noodopvang in de sporthal ver wezen. „Goed bedoeld, maar eenmaal bin nen kon ik het..er gewoon niet uithouden. Die enorme drukte, de spanning en voortdu rend huilende mensen om je heen. Ik werd gek van het gejank en moet nu eerst rust voor mezelf zien te vinden. Dat lukt niet op een stretchbed in die hal. Daarom ben ik in de auto gaan liggen. Is ook beter voor mijn hondje, want die is compleet van slag." Frank de Bont is die zaterdagmiddag met Moro gaan wandelen in de omgeving van de vliegbasis Twenthe. Even er op uit na een week hard werken als timmerman in de bouw. Met de auto rijden ze rond half vier terug naar de Hulsmaatstraat, waar Frank de bovenverdieping van een duplex-huurhuisje bewoont. Zijn woning zal hij niet meer berei ken. „Ik kwam terecht in een dikke rookwolk en in een chaos van wegrennende mensen." Door de ontploffing slaan bewoners op de vlucht.'Alle straten in de omtrek zijn bedekt met glas, dakpannen en andere stukken puin. Een kolossale zwarte rookwolk blijft nog uren boven het getroffen gebied hangen. „Wat ik na de explosie gedaan heb staat me absoluut niet meer bij. Ik ben een groot deel van de film kwijt. Vermoedelijk ben ik dom weg door de stad gereden en heb ik mensen aangeklampt mét de vraag wat er in hemels naam was gebeurd." Onbereikbaar Zijn ouders kan hij niet inlichten. Ze houden vakantie in Hongarije en zijn onbereikbaar. De mobiele telefoon biedt geen soelaas. De voeding is op en Frank heeft de acculader nog in zijn onbereikbaar geworden woning liggen. Zondagmorgen om zeven uur stapt hij de Diekmanhal binnen. Het is opnieuw een warme dag. Met Moro op de arm gaat hij eerst op zoek naar een beker koffie. Het is druk in de hal. Aan de linkerkant bevindt zich het slaapgedeelte, rechts staan banken, stoelen en klaptafels. Frank wrijft zich de ogen uit. Het is allemaal zo onwerkelijk. Groepjes allochtonen zitten dicht bij elkaar gekropen. Turken, Marokkanen, Afghanen, Antillianen en Afrikanen. Allemaal proberen ze de klap op hun eigen manier te verwer ken. Tegen de muur staan tafels met brood jes, fruit en drinken. Iedereen kan er pakken wat hij wil. Wanneer in de loop van de dag koningin Beatrix zich in de hal op de hoogte komt stellen van de situatie verdringen de gedu peerden zich rond de vorstin. Frank blijft op afstand en neemt Moro voor de zoveelste keer op de arm. Hij is bang dat zijn zeven jaar geleden van een vakantiereis naar Span je meegenomen straathondje onder de voet wordt gelopen. Hij wijst op de koningin, omstuwd door de tijdelijke bewoners van de Diekmanhal. „Weet je dat ik jaren geleden haar woning heb vertimmerd? Ik ben met een groep bouwvakkers lange tijd werkzaam geweest op grote projecten in Den Haag. In die perio de woonde ik er ook. We hebben paleis Noordeinde gerenoveerd en Huis ten Bosch. Ik heb de ornamenten nog in haar kamer aangebracht." Maar nu is de huisvesting van het staats hoofd geen gespreksonderwerp. De vorstin trekt zich het lot aan van de vele getroffen burgers. Hoe het met de woonhuizen staat is in de vele gesprekken eigenlijk een onder werp van ogenschijnlijk ondergeschikt be lang. De zorg om gewond geraakte en ver miste familieleden of buurtgenoten is vele malen groter dan de materiële nood. Frank weet zich met de situatie niet goed raad. Hij verneemt van buurtgenoten dat de wonin gen in zijn straat weliswaar beschadigd zijn, maar nog wel overeind staan. Tegelijkertijd melden huilende plaatsgenoten dat hun huis tot de grond toe is afgebrand. Het bewijs is er: de beelden van een in de hoek opgesteld televisietoestel brengen de harde werkelijk heid over. Naarmate de zondag vordert be seffen steeds meer opgevangen gezinnen dat ze alles zijn kwijt geraakt. „Die mensen zijn getroffen, ik ben alleen gedupeerd." Hulpgoederen De tweede nacht slapen Frank en Moro op nieuw in de auto. Er zijn inmiddels vele vrachtwagens met hulpgoederen gearri veerd. Van alle kanten worden meubels, kle ding en voedsel aangevoerd. Het is opnieuw een onrustige nacht. Na een provisorisch ontbijt in de hal neemt Frank 's ochtends te lefonisch contact op met uitzendbureau Constructief. Via dit bureau werkt hij op di verse bouwprojecten. Hij legt de situatie uit. „Ik kan op dit moment niet werken, want ik moet eerst een aantal dingen gaan regelen. Hoe kom ik aan onderdak, aan geld en aan wat extra kleding?" Zijn werkgever moet het antwoord schuldig blijven. Voor de timmer man zit er niets anders op dan geduldig te wachten. Iedereen die een tijdelijke woning nodig heeft, staat inmiddels geregistreerd. Een voor een worden ze in de Diekmanhal opgeroe pen. Het valt op hoeveel buitenlanders er in de getroffen volksbuurt woonden. „Wil de familie Aidin boven komen?" klinkt het in de hal. „Waar is Domingo Santos? Hij heeft zich nog steeds niet gemeld." Wie na lang wachten zijn of haar naam hoort, veert op en baant zich een weg naar de balustrade, waar de bemiddeling en toe wijzing van tijdelijke woonruimte zich af speelt. Rond het middaguur begint Frank nerveus te worden. „Zou ik wel op de lijst staan?" Hij durft de hal niet te verlaten. Om Moro een plasje te laten doen moet dat toch. Aan tafel beloven enkele lotgenoten alert te zijn. Iets verderop zitten Martin van Helsdin- gen en diens vriendin Cindy. Ze bewoonden een flatje aan de Fazantstraat en zijn uit nood bij een van de ouders ingetrokken. Cindy moet het rechterbeen omhoog hou den. Er zit glas in haar voet. Martin steekt ge spannen de ene sigaret na de andere op. Hij heeft zojuist een groepje Afghanen gespro ken. „Voor die lui vind ik het echt vreselijk. Eerst slaan ze in hun eigen land op de vlucht. Denken ze veilig te zijn in Nederland, moeten ze zich weer uit de voeten maken. Die zijn dus twee keer alles kwijt geraakt. Zouden die nog geloven in de todkomst?" De dakdekker en zijn vriendin houden het in de loop van de middag voor gezien. „Waarschijnlijk komen eerst andere mensen in aanmerking voor een woning. Laten wij maar weer naar de familie gaan." Frank staat kennelijk ook niet hoog op de prioriteitenlijst. Als hij aan de praat komt met vrijwilligster Dorothee dient zich een welkome noodoplossing aan. „Ik heb nog een goede tent in huis. Die kun je krijgen." Frank heeft er wel oren naar. We besluiten op zoek te gaan naar een camping. Bij het verlaten van de sporthal heeft een andere hulpverlener nog een goede tip. „Ga eens kijken op camping Twenthe. Via een kennis hoorde ik dat daar nog wel eens een caravan of een bungalow leeg staat." Padvindershut Het recreatiepark biedt uitkomst. „Ik heb in derdaad nog wel iets beschikbaar", zegt ei genares Thea Wissink zonder omhaal en neemt ons mee naar een soort houten pad vindershut. Huisje 'Mees' heeft zijn beste tijd gehad en moet na dit zomerseizoen worden afgebroken. Een van de ruiten is stuk en bin nen hangt een muffe geur. Frank is evenwel razend enthousiast en neemt het aanbod in dank aan. Hij belooft om zes uur die avond terug te komen, maar wil voor alle zekerheid eerst nagaan of de woningen in zijn straat in middels door de politie zijn vrijgegeven. Een deel van de buitenste afzettingsring wordt 's middags opgeheven. Dat brengt een ware volksverhuizing teweeg. We staan een uur in de file en bereiken dan een controle post. „Ik mag doorlopen", juicht Frank. We spoeden ons naar de Hulsmaatstraat. Daar aangekomen wacht Frank een teleur stelling. De helft van de straat is inderdaad weer toegankelijk, maar honderd meter rondom de duplexwoningen en een naburi ge flat staat nog een hek. De man van de Mo biele Eenheid die er de wacht houdt is vrien delijk doch onverbiddelijk. „Sorry meneer, u kunt niet naar uw woning." De flat ontneemt het uitzicht op zijn huisje. „Sta je zo dichtbij en weet je nog niet wat er allemaal kapot is." Op camping Twenthe is het 's avonds een drukte van belang rond huisje 'Mees'. De be hulpzame eigenaar komt af- en aanrijden met inventaris. Achtereenvolgens worden een matras, dekens, tafel, stoelen, schemer lamp en televisie uitgeladen. Een overbuur man brengt ongevraagd hoeslakens en handdoeken. „Ik zal je meteen even naar het toilet en de douche brengen." Intussen sluit de campingbaas gas en water aan. Later op de avond maken we kennis met nog een 'vluchtelingengezin'. Edwin en Bi- anca Koll en hun dochtertjes Wesley en Christi betrokken een week geleden een sei zoenplaats met hun caravan. Dat komt goed uit want ze kunnen niet terug naar hun huis aan de Bilderdijkstraat. Op het moment van de explosie zaten ze op veilige afstand op de camping, ongeveer vijf kilometer ten zuiden van Enschede. Zorgen maken ze zich om de twee katten die nog ergens bij de woning moeten rondzwerven. Terug van de douche ruimte heeft Frank zich van schone kleding voorzien. Uit de 'boetiek' in de Diekmanhal heeft hij twee spijkerbroeken, twee T-shirts een trui en een jas meegekregen. Hij ziet het opeens weer zitten. „Vannacht slaap ik hier als een roos." Kleed en voedingsgeld Dinsdag toch maar weer naar de Diekman hal. „Ik moet toch weten hoe het met mijn rechten en plichten staat? Omdat ik niet werk mis ik natuurlijk ook inkomsten. En ben ik nu nog wel verzekerd?" Pieter Mer- tens van de maatschappelijke dienst stelt Frank gerust. Hij verwijst hem naar de Stads bank Oost-Nederland. Alle ontheemden kunnen zich daar melden voor kleed- en voedinggeld. Op de parkeerplaats achter de bank staat een rij van zeventig gedupeerden. Het is bloedheet en sommige oudere mensen heb ben het zichtbaar moeilijk. Medewerkers van de bank delen limonade en water uit. De re gistratie verloopt voorbeeldig. Aan de hand van het bevolkingsregister zijn namen- en adressenlijsten opgesteld. Iedere gedupeerde wordt opgevangen door een employé van de bank. In het fietsenhok kunnen de benodig de formulieren worden ondertekend. „Kijk eens, vijftienhonderd gulden roept Frank opgetogen, wanneer hij na een uur het bankterrein verlaat. Het bedrag hoeft niet te worden terugbetaald. „Grote klasse", vindt ook Vernon Royer. De 21-jarige Arubaan woonde met zijn vriendin onder de rook van de Grolsch-fabriek. Hun huurwoning is vol ledig verwoest. De twee kinderen waren op het moment van de explosie juist vertrokken naar het zwembad en bleven gelukkig onge deerd. „Dat heeft God zo gewild", zegt de moeder van Vernon. „Het heeft dus toch zin dat we elke zondag naar de kerk gaan." De volgende dag weerhoudt het ijzeren hekwerk Frank nog steeds van een terugkeer naar zijn huis. Even staart hij beteuterd om zich heen. Moro doet een plasje tegen de be tonnen staander. Baas en hond gaan een lange wandeling maken rondom de afzet ting. In de nabijheid van de bierbrouwerij en de vroegere vuurwerkopslag is goed te zien hoe verwoestend de ontploffing heeft uitge pakt. Geen huis staat nog overeind. „Mijn besluit staat vast", zegt De Bont even plotseling als gedecideerd. „Ik probeer of ik aan de bak kan komen bij een aanne mersbedrijf dat hier aan de slag gaat. Als timmerman meehelpen aan de wederop bouw van deze wijk is beter dan kozijnen plaatsen in Almere of Amsterdam." DOLFRUESINK Een onderzoeker in witte overall loopt door het nog steeds afgesloten ramp gebied in Enschede. FOTO ANP JASPER JUINEN Frank de Bont en Moro mogen nog niet terug naar hun woning. FOTO GPD CARLO TER ELLEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 53