'Voor mij hoeven die
excuses van Japan niet'
231
ZATERDAG 20 MEI 2000
Rudy Kousbroek: „Ik was niet op hen gesteld, Japanners waren de vijand. Maar wat bij mij ontbrak was het racisme."
FOTO CPD JEROEN POORTVLIET
Rudy Kousbroek hekelt slachtofferschap Indiëgangers
Onwillig en bars laat hij zich fotografe
ren. „Niet terwijl ik praat! En alsje
blieft geen groothoek. Daar krijg je
altijd afschuwelijke foto's van. Nederlandse foto
grafen maken altijd dezelfde foto's. Van beneden
naar boven."
De 'aaibaarheidsfactor' van Kousbroek (70), een
woord dat hij zelfheeft bedacht, is minder dan nul.
De schrijver is stuurs, op het onfatsoenlijke af. Als
de fotograaf verdwenen is, foetert hij nog even over
lawaaierige popmuziek die hem op mooie dagen
de tuin uit naar binnen jaagt. Maar dan verandert
hij in een vriendelijke man die met gevoel en ver
stand verhaalt over Nederland, Indië en Japan.
Schrijver, dichter, filosoof. Niet van hier. Geen
Hollander die op de bank zit met de voeten onder
de billen. Aan de muren hangen tientallen prenten
van het Indië uit zijn jeugd. Het Indië waar hij zo
naar verlangt, maar waar hij nooit naar terug kan
keren. Omdat het niet meer bestaat.
„Ik woon hier al weer langer dan me lief is. Ik
voel me meer thuis in Frankrijk. Daar heb ik veer
tig jaar gewoond. Maar ook in dat land ben ik een
vreemdeling. Het is de consequentie van het ver
dreven worden uit je land. Je voelt je niet senang,
je wilt weg. Maar er zijn ook tegenkrachten die me
hier houden. Mijn dochter van dertien gaat in de
buurt naar school. M'n lievelingspoes ligt begraven
in de tuin. En ik ben erg gehecht aan de vissen, één
in het bijzonder.
Hij loopt naar de vijver en wijst een gevlekte koi-
karper aan. „Augustus heet hij. Als je hem aankijkt
zie je een gezicht. Hij heeft een soort onbeholpen
beleefdheid over zich. Dat vertedert mij. Toen Au
gustus ziek was, is een dierenarts uit Hilversum zo
goed geweest naar hier te komen om hem beter te
maken." Hij strooit wat visvoer in de vijver. „Kijk,
zie je het? Augustus hapt mis. Doet hij altijd. Aan
doenlijk is dat. Ik ben me ervan bewust dat ik die
ren vermenselijk. Ik projecteer een persoonlijkheid
in dieren. Alleen zo ben ik in staat om van ze te
houden. Ik heb ook het idee dat Augustus mij her
kent. Ik wil er niet te veel van weten - om die illusie
in stand te houden."
Afleiding
Dieren maken hem vrolijk. Ze geven afleiding in
een hopeloos bestaan. „Ik ben altijd vroeg op. half
zes, zes uur. Dan lees ik kranten en ga boven aan
het werk. Dat werk bestaat ook uit mismoedig uit
het raam staren. Ik ben vaak vroeg op omdat
zwartgallige ideeën mij het slapen beletten. Ge
dachten over alles wat er is misgegaan in mijn le
ven. En dat het leven tot niets dient. Instinctief ge
loof ik in een soort cirkel van leven en dood. Maar
verstandelijk niet. Je gaat dood en het is afgelopen.
Er is absoluut geen hoop. Je kunt alleen afleiding
zoeken. In de wiskunde, muziek, literatuur, weten
schap. Het leven is een droevige poel. Je kunt maar
het best bij elkaar kruipen en een nummertje ma
ken. Dat is superieure afleiding. Het schrijven van
een boek is solitair, bij het bedrijven van de liefde
ben je samen en kijkje elkaar aan."
Hij vindt dat hij een leven van gemiste kansen
heeft geleid. En dan doelt hij niet op zijn afgebro
ken studies wiskunde of Japans. „Ik had graag in
Frankrijk mijn middelbare school willen doorlo
Mensen die vragen om excuses of geld van Japan wentelen zich in
hun slachtofferschap. Ze overdrijven hun leed en zijn racistisch.
Aan de vooravond van het bezoek van de Japanse keizer aan
Nederland, dat op 23 mei begint, klaagt schrijver Riuly Kousbroek
slachtoffers en historici aan. „We krijgen nu te maken met de
derde generatie kampslachtoffers. Deze mensen zijn veel
fanatieker dan mensen die er geweest zijn. Ze hebben iets te
verdringen, namelijk de waarheid.
pen. In die tijd waren scholieren in Frankrijk zó
belezen, zó doordrongen van hun eigen cultuur,
dat haal je op latere leeftijd niet meer in. Datzelfde
hopeloze verlangen heb ik ook als ik rond Kerstmis
die Engelse koorjongetjes moeiteloos kerkmuziek
hoor zingen. Nu is het onderwijs in Frankrijk ook
achteruit gegaan. Waar de popmuziek geweest is,
groeit geen gras meer. Popmuziek heeft een ver
nietigende uitwerking op een hele generatie."
Smoorverliefd
Andere gemiste kansen vindt hij in de erotiek. „Als
je van verlegen aard bent, zijn er nog wel eens ge
legenheden dat je smoorverliefd op iemand bent
zonder daar iets mee te doen. Nu zegt het zen
boeddhisme dat de allerhoogste liefde de nooit
verklaarde is. En het zou ook best zo kunnen zijn
dat de herinnering aan de niet-geconsumeerde
liefde intenser is. Maar ik zie dat toch niet als ide
aal. Ik hou van consumeren. Als ik niet zo verlegen
zou zijn of een mooiere jongen was geweest, was
het misschien anders gelopen. In de adolescentie
zijn meisjes absoluut niet geïnteresseerd in een
dromer. Ze willen onverschillige macho- voetbal
lers. Dat is één van de tragedies van het leven, dat
vrouwen vallen voor macho's.
Ik ben verlegen omdat ik denk dat mijn moeder
niet van me hield. Ik probeerde voortdurend bij
haar in de smaak te vallen, maar ik ben ervan over
tuigd dat ze mij een waardeloze nietsnut vond. En
dan trek je je als kind terug. Dat ondermijnende
gevoel dat alles wat je doet niet goed is en dat an
deren het beter doen is vreselijk. Toen ik de P.C.
Hooftprijs had gekregen was mijn moeder bij de
uitreiking in het Muiderslot. Vraagt ze: Staat er
vanavond nog een stuk van je in de krant? 'Nee
mamma', zeg ik, 'daar heb ik geen tijd voor gehad'.
Zegt zij: Ben je niet bang dat je wordt ontslagen?
Ik denk dat ik naar Frankrijk ben gevlucht om
m'n moeder te ontlopen en weg te zijn uit Neder
land. We bezochten elkaar vaak, maar binnen de
kortste keren was er dan ruzie. Zo erg, dat ik liever
dood wilde. Ik herinner me dat ze boos m'n appar
tement in Parijs verliet. Mijn vader erachter aan.
'Blijf toch hier', zei ik, 'laat haar haar bekomst krij
gen'. En toen zei mijn vader: Dat kan ik niet, ze is
toch m'n meisje geweest."
Zijn vader heeft zijn gevangenschap in de Japan
se kampen op Sumatra draaglijk gemaakt. „Hij was
een onuitputtelijke bron van kennis en literatuur.
Hij heeft me er Frans, Duits en Engels geleerd. Als
gevolg daarvan was ik totaal niet achter toen ik in
Nederland kwam en kon ik meteen eindexamen
doen."
Vreselijk bang is hij geweest dat zijn doodzieke
vader zou overlijden in Si Ringo Ringo, een van de
beroerdste kampen tijdens de Japanse bezetting.
Er verbleven tweeduizend mensen, van wie er 120
zijn gestorven aan tropische ziekten en ondervoe
ding. „Je had er een soort engelen des doods. Dat
waren mannen die op je af kwamen als je sterven
de was en die hielpen je dan sterven. Ze hielpen
ook met het uitzoeken van de eigendommen. Ze
hadden een soort engelenreputatie, maar vervul
den mij met afschuw. Het was alsof ze een akkoord
hadden met de dood: ik breng je nog wat nieuw
materiaal, als ik maar blijf leven."
De kampen overleefd, gaat Kousbroek in Parijs
Japans studeren, de taal van zijn onderdrukker.
„Als Indische kinderen waren wij geconditioneerd
dat Aziaten primitieve mensen waren die nauwe
lijks iets konden. Ze konden misschien een vlieg
tuig besturen, maar het in elk geval niet repareren.
Ze wisten niets van radio's, het waren gele apen.
Maar in de oorlog bleek dat de Japanners in alles
superieur waren. Het gaf me een gevoel van
schaamte en ontzag. Schaamte over de eerloze,
smadelijke nederlaag van de Europeanen met hun
grote bek en een heimelijk ontzag voor de Japan
ners."
Racisme
„Ik was niet op hen gesteld, Japanners waren de
vijand. Maar wat bij mij ontbrak was het racisme.
Als het gezag je voorhoudt Japanners minder te
vinden, dan doet 90, 95 procent van de mensen
dat. De meeste mensen zijn conformistisch, ik niet.
Racisme ten aanzien van Japanners is nog het enig
geoorloofde racisme. Van geen mens mag je nog
zeggen dat hij inferieur is, alleen van Japanners.
Als Japanners excuses aanbieden, kan dat nooit
oprecht zijn, want ze zijn van nature onoprecht en
slecht"
Kousbroek verwijt de Stichting Japanse Ere
schulden racisme en overdrijving. „De klaagcul-
tuur en het slachtofferschap hebben veel mensen
ertoe bewogen hun verhaal te overdrijven. Slacht
offerschap kent veel voordelen. Je mag niet tegen
gesproken worden, anders kun je gekwetst raken.
Je hebt recht op bijstand. En het is een verklaring
voor je eigen tekort schieten. Opleiding gestaakt?
Gebroken relatie? Mislukte carrière? Het komt alle
maal door die Japanners. Ik heb Indische mensen
willen overtuigen van hun kortzichtige standpunt
en racisme, maar dat is volkomen mislukt."
In plaats van begrip, krijgt Kousbroek dreigbrie
ven („Wij bidden dagelijks dat u dood mag gaan")
en wordt hij uitgemaakt voor 'Jappenvriend'. „We
krijgen nu te maken met de derde generatie kamp
slachtoffers. Deze mensen zijn veel fanatieker dan
mensen die er geweest zijn. Ze hebben iets te ver
dringen, namelijk de waarheid.
Kousbroek heeft nooit lichtzinnig gedaan over
de Japanse kampen, maar een vergelijking met de
Duitse vernietigingskampen zoals de schrijver Je
roen Brouwers heeft gemaakt, vindt hij ongepast.
In zijn boek Het Oostindisch Kampsyndroom
schrijft Kousbroek: „Er waren ongeveer evenveel
joden in Nederland als er Nederlanders in Japanse
gevangenschap zijn geweest (ca. 140.000). Uit de
Japanse gevangenschap kwamen ongeveer 120.000
mensen terug. Uit de Duitse vernietigingskampen
5450."
Kousbroek wijst er verder op dat de Indonesi-
sche bevolking meer heeft geleden onder de Ja
panse bezetting dan de Nederlanders. En dat er
onder het Nederlandse koloniale bewind veel wan
toestanden zijn geweest. „Excuses van Japan? Be
gin zelf maar met het maken van excuses aan In
donesiërs. Maar van mij hoeven al die excuses
niet."
Schijnheiligheid
Hij houdt Nederlandse historici verantwoordelijk
voor de 'overdreven claims'. „Zij hadden moeten
reageren. Maar uit gemakzucht en nationalisme
hebben ze niets gedaan. Ze hebben precies dezelf
de houding als Japanse historici die ook wel wisten
dat er vrouwen waren geronseld om Japanse sol
daten tot genot te zijn, maar ze hebben er niet over
geschreven. Japanners denken dat ze superieur
zijn aan alles en iedereen. F.r bestaat een enorme
schaamte om negatieve informatie naar buiten te
brengen. Nederlanders vertonen hetzelfde laakba
re gedrag. Weet je wat ik echt het afschuwelijkste
vind van Nederland? Die actie waarbij duizenden
briefkaarten met het opschrift 'Wij zijn woedend'
naar de Duitse overheid werden gestuurd na de
aanslag op een woonhuis van een Turkse familie in
Solingen. Het is typerend voor de Nederlandse
schijnheiligheid."
Bij het bezoek van keizer Hirohito riep Wim Kan
op tot demonstratie. „In hoge mate schande. Hij
wilde de keizer ook dood hebben. Infantiel. Alsof
de keizer, de kaartjesverkoper in livrei, de baas is
van de bioscoop." Bij het aanstaande bezoek van
de Japanse keizer verwacht Kousbroek opnieuw
heibel van slachtoffers of nakomelingen daarvan.
„Het stopt nooit. Het slachtofferschap is veel te
aantrekkelijk."
MONIQUE DE KNEGT