Een toerist in de werkelijkheid
Boeken
Popmuziek volgens
Thomas Verbogt
Grootste en bestendigste liefde van Maarten 't Hart heet Bach
Het moeilijke huwelijk tussen filosoof en schrijver
DONDERDAG 18 MEI 2000 144 pERC
Herkenning voor hele generatie
HANS WARREN/GPD
'My Generation' door Thomas Verbogt
128 pag.. Uitgeverij Veen. Prijs 24,90
Ooit waren schrijvers mensen
die ganzenlever aten, champag
ne dronken, zich laafden aan
verheven kunst en luisterden
naar klassieke muziek. Nu eten
velen van hen hamburgers,
drinken ze pils, volgen ze de
voetbalcompetitie en - het al
lerlaagste - houden ze van pop
muziek. Ze zijn er nog wel: de
letterkundigen die pop alleen
kennen als de stompzinnige da-
verdreun die uit auto's van a-
socialen opklinkt. Maar zelfs in
de Nederlandse poëzie - toch
het allerstilste genre - vind je
popfanaten. Thomas Verbogt
(geb. 1952) staat dus bepaald
niet alleen met zijn bundel au
tobiografische popverhalen die
onlangs verscheen.
Een geval van jeugdsenti
ment, zou je zeggen. Want is
popmuziek niet vooral iets voor
pubers? En wordt niet door me
nigeen de rest van het bestaan
gevuld met vertederd terugblik
ken op die moeilijke jaren?
Maar dergelijke gevoelens wor
den door de auteur in alle toon
aarden ontkend. De inhoud van
de verhalen maakt het ook dui
delijk: Verbogt wordt geestelijk
eenvoudig niet ouder. De pop
muziek was en is zijn leven. Het
liefst van al zou hij popzanger
willen wezen. Af en toe krijgt hij
daarvoor de gelegenheid. In het
verhaal Performer schrijft hij
over zijn ontnuchterende erva
ringen in dit opzicht. Hij wilde
wel, het publiek wilde niet: 'Het
gejoel bereikte nu bijna het
kookpunt. Er werd ook met
voorwerpen gegooid en met
plastic glazen bier. Wat ik zong
maakte niets meer uit'.
Dat werd dus gewoon weer
plaatjes draaien. Desondanks
voelt hij zich meer dan alleen
een passieve luisteraar. Over
die ervaring schrijft hij mooi in
het openingsverhaal, het relaas
van zijn ontdekking van de
popmuziek. Het wonderjaar
was 1966 met onder meer Sloop
John B van The Beach Boys,
Paint It Black van The Rolling
Stones en Substitute van The
Who. Doordat hij deze hits voor
het eerst zo vaak kon afspelen
als hij wou ontstond 'het gevoel
dat die muziek mij toebehoort
en dat ik er daarom ook iets
over kan zeggen dat ik in
een veranderende wereld leef
en daarin niet alleen de rol van
toeschouwer heb. Emoties krij
gen een klank, gedachten die ik
niet of nauwelijks kan formule
ren krijgen woordvoerders'.
Hij woont een optreden van
de Golden Earrings bij. Hij gaat
naar een concert van de Stones
waarbij zijn vriendin het onge
lukkige besluit neemt een Hells
Angel heel hard in de ballen te
knijpen. Hij wordt de buurman
van Hank the Knife, voor wie hij
af en toe teksten schrijft. Voor
hem en zijn medestudenten
was Toppop het venster op de
wereld. In dat televisieprogram
ma was veel vreselijks te zien,
'maar het kon ons niet vreselijk
genoeg zijn'.
We lezen over zijn ervaringen
met The Sweet en met Lou
Reed. Er is een bewonderend
stuk Wegwezen, Mr. Jones over
Bob Dylan. Hij schreef aardige
verhalen over Kaz Lux en Tow-
nes Van Zandt. Het gaat in dit
boek echter niet alleen over be
kende en minder bekende ar
tiesten, maar vooral ook over
Verbogt zelf. Liefst had hij ge
zien dat in Nijmegen de op
stand was uitgebroken en dat
Arnhem in plaats van het einde
van de wereld het middelpunt
van de kosmos was geweest.
De auteur spreekt als afge
zant van de eerste generatie
voor wie popmuziek een van
zelfsprekendheid was. De gene
ratie die zo graag kleurrijk wilde
zijn, maar juist heel grauw
werd. De generatie die de deli
catesse verving door de snack.
•De generatie die de literatuur
van haar plechtige gewaad ont
deed en in alledaagse confectie
hulde. Het boek draagt dus met
recht de titel My Generation. En
de uitvoering is niet minder
toepasselijk: een omslag als een
blikkerende spiegel. De juiste
verpakking voor tien popverha
len waarin een hele generatie
zich herkennen kan.
Thomas Verbogt: het liefst popzanger...
PUBLICITEITSFOTO
[roep
Zijn heldere stijl hed
één bezwaar: de va Pro^
van zaken alsof alles z§[^_
en duidelijk zou zijn.
dat betreft aan de lez
niet te laten verleiden
gemakkelijke conclus
vooral: vragen te blijvet
De schrijfster Connie
heeft een deel van haa P_
riteit te danken aan hi
fische kijk op het ma
ven. Vooral in De uti
debuut, laat Marie I s s
what's in a name! - h( 1
erdi
een aantal lezingen
waarin Palmen de ve 8?
tussen schrijven en de:
der uiteenzet. Het t
door anderen nogal af
Dat heeft waarschijnl
met emotionele
nen te maken. Na ll
ronduit slechte Boeke
schenk is er een soorti
Connie Palmen ontsl
vervelende aan Palme -Mi
haar narcisme vrijwd k
koombaar is. De P4?en:
zelfpresentatie, die oo
stijl van deze lezing*
is irritant.
Toch heeft zij iets te
Zij gaat er alleen stc he
staan en belemmert estij
zodoende het zicht
ideeën. Misschien dal
zelf ooit nog eens vajüi
bevrijdt en een mf ®ui
schrijft, filosofisch of
Hedonistische sensaties van Oscar van den Boogaard
vo
Als het waar is dat kunst, en dus ook literatuur, onder
meer commentaar geeft op de werkelijkheid, dan laten
jonge schrijvers steeds vaker de onmogelijkheid zien om
zinnige uitspraken over hun eigen tijd te doen. Mis
schien is die impotentie wel begonnen in de jaren tach
tig toen A.F.Th. van der Heijden zijn visie gaf op die tan
deloze tijd.
WIM VOGEL
Sensaties door Oscar van den Boogaard
Uitgeverij Querido. 179 blz Prijs 34,90
Het was het decennium waarin
ideologieën en wereldbeschou
wingen verbrokkelden, waarin
filosofen het post-modernisme
uitvonden en waarin het einde
van de geschiedenis werd ver
kondigd. Wat gold, en wat nog
nog steeds geldt, was en is het
hier en nu. En dat genereert ro
manpersonages die obsessief
geabsorbeerd worden door hun
eigen leven, hun eigen vragen.
Leven op het eiland nu, zoals
de vergeten criticus K.L.Poll dat
ooit noemde.
De veertig prozastukken die
Oscar van den Boogaard (1964)
verzamelde in Sensaties lees ik
als een geloofsbelijdenis van
die moderne eilandbewoners.
Al in de eerste alinea ironiseert
hij een oude vriend met wie hij
vroeger 'ideeën over de wereld'
deelde. Voor die vriend is nu ie
dere dag hetzelfde. 'Hij staat
om zeven uur op, fietst om acht
uur naar zijn werk, fietst om zes
uur naar huis, hij eet alleen,
kijkt naar het journaal van acht
uur, daana een film, iedere dag
hetzelfde.'
Nee, dan Oscar zelf. Hij is
vloeibaar maar niet vluchtig, in
tens maar niet oppervlakkig,
kiest voor voorlopigheid in
plaats van vastigheid, heeft ver
trouwen maar geen geloof.
Snelle treinen vervoeren hem
en partner Jan door gans Euro
pa, vliegtuigen brengen hem
naar elk werelddeel. Het leven
doet zich aan hem voor als een
veelvoud aan mogelijkheden
waar hij, verslaafd aan het toe
val en sociaal uiterst vaardig,
als een gretige toerist tussen
zweeft, het leven verheerlij
kend.
Binnen dat hijgerige en jach
tige bestaan dat voortdurend
geconsumeerd wenst te wor
den, lijkt alleen het schrijven de
ruimte te bieden om niet alleen
de werkelijkheid te vangen
maar tegelijkertijd te onthullen
wat zij verbergt. Wat er dan
onthuld wordt, blijkt minder
spectaculair dan je, gezien zijn
existentiële onrust, verwacht.
Uiteindelijk duikt ook Van
den Boogaard, deze vitalisti
sche hedonist, in zijn familiege
schiedenis. Worden oude lief
des opgerakeld en worden we
op een aangename manier ge
ïnformeerd over een toevallige
ontmoeting met Gert en Her-
mien, over zijn poging met Ge
rard Reve een zinnig gesprek te
voeren, over zijn jeugd in Suri
name en, hollend van de ene
afspraak naar de andere, ook
nog over zijn romans die alle
maal gaan 'over het gemis, over
het niets.'
Die laatste anal}
streept het vacuüm
jongere auteurs ervai
hen te doen staat is
opnieuw te bezien,
Van den Boogaard
'geabsorbeerd (zijn)
eigen leven en eigen vn
mag op een sensitivistu
ze iuezen voor een he
der verleden, vo
niet-aflatende verbaz
kwelt ook hem al die
de' nostalgie die ve
dat zijn zintuigen aa
verliezen. De beperkt! r
het eigen ik is ook v
vreemd, hoewel hij i
alsnog niets over wil ho
En zo becommentari
den Boogaard met z
stukken of hij wil of
eigen tijd en eigen
ving. Inderdaad, niksj
te idealen meer. Gew
op de plaats maken,
den. Sterfelijk.' Jezelf
ren zoals je bent. En
Sisyfus dag in, dag ui
verhalen nieuwe ma
hun beurt het spel r
de mens aardig weet
als zij dat al eeuwen
Grensgebied wordt verkend in aantal net verschenen boeken
FILOSOFIE/LITERATUUR RECENSIE
JAN-HENDRIK BAKKER/GPD
'Echt contact is niet de bedoeling' door
Connie Palmen. Uitgeverij Prometheus
Prijs 18,90. 'Schrijvende denkers' door
Klukhuhn (red Uitgevenj De Arbeiders
pers Prijs: 39,90 'Een pruik van paar
denhaar Over het lezen van een boek'
door Marjolijn Drenth en M Februari. Uit
gevenj Querido. Prijs: 65,00
Sinds Jean-Paul Sartre in het
café De wegen der vrijheid
schreef bestaat het algemene
beeld dat filosofie en literatuur
ongeveer hetzelfde zijn. Dat is
enerzijds een grote vergissing,
anderzijds is er aanleiding ge
noeg voor zo'n verwarring. Pla
to, Montaigne en Kierkegaard
zou men bijvoorbeeld kunnen
rekenen tot de wereldliteratuur,
terwijl het oeuvre van schrijvers
als Thomas Mann, Samuel Bec
kett en, in ons land, Harry Mu-
lisch ook om filosofische rede
nen heel interessant is.
In de laatste helft van de vori
ge eeuw is het beeld ontstaan
dat literatuur en filosofie, om
dat zij uit hetzelfde vaatje tap
pen van de taal, ook hetzelfde
zouden zijn. De redenering is
dan meestal dat beide, zij het
elk op zijn eigen wijze, verhalen
vertellen en daarbij de taal ge
bruiken om het publiek-van dat
vernaai te overtuigen. De een
construeert fictionele bouw
werken (die noemen wij dan
romans), de ander bouwwerken
van gedachten. Daaruit vloeit
dan weer de stelling voort dat
moeilijk leesbare filosofen, be
halve dat zij een aanslag doen
op ons geduld, geen goede filo
sofen zouden kunnen zijn. En
het omgekeerde komt ook voor.
Schrijvers die niets diepzinnigs
te vertellen hebben zijn geen
goede schrijvers. Zegt men.
Het buurtschap van filosofie
en literatuur is altijd problema
tisch geweest. Toch zou het niet
zo verstandig zijn een grote
omheining te timmeren, want
ontegenzeggelijk is er een inte
ressant grensgebied tussen filo
sofen en literatoren. Dat grens
gebied is de laatste maanden in
verschillende boeken van Ne
derlandse auteurs, filosofen en
schrijvers, verkend.In Schrij
vende denkers komt een groot
aantal Nederlandse essayisten
aan bod, die hun mening geven
over het verschil tussen denken
en literatuur maken.
Van Connie Palmen, die de li
teratuur en de filosofie in zich
zelf verenigt, ligt er al enige tijd
een bundel met opstellen en le
zingen. Dit voorjaar promo
veerde voorts de rechtsfilosofe
Marjolijn Drenth, die jaren ge
leden debuteerde als M. Febru
ari met de verhalenbundel De
zonen van het uitzicht. In haar
proefschrift roept de filosofe de
schrijfster regelmatig te hulp.
De neiging om literatuur en fi
losofie gelijk te schakelen komt
van twee kanten. In Schrijvende
denkers is Geerten Meijsing
daarvan een pakkend voor
beeld. Meijsing herleidt het
denken botweg tot de retorica.
Een heel klein beetje speling
laat hij nog wel, want hoe zou
je natuur- en wiskunde, logica
en wetenschapsleer restloos tot
de retorica terug kunnen bren-
Connie Palmen heeft iets te vertellen. Zij gaat er alleen steeds vóór
staan en belemmert de lezer zodoende het zicht op haar ideeën.
FOTO ARCHIEF TACO VAN DER EB
Sinds Jean-Paul Sartre bestaat het
beeld dat filosofie en literatuur
ongeveer hetzelfde zijn.
FOTO ARCHIEF
gen? Maar het is duidelijk wat
hij wil: een filosoof is gewoon
een tekstschrijver en als zoda
nig bedient, hij zich van alle
trucs, inclusief vertoon van ge
leerdheid, om zijn tekst aan de
man te brengen.
Het is een bekend geluid ove
rigens. In de postmoderne filo
sofie is het voornamelijk Ri
chard Rorty, een naam die dan
ook veelvuldig valt in deze bun
del, die het huwelijk tussen lite
ratuur en filosofie propageert.
De naam van Jacques Derrida
wordt weinig genoemd in deze
opstellen, maar hij is zeker ook
een van de drijvende krachten
achter de gelijkschakeling tus
sen filosofie en literatuur.
In de Oudheid was het opval
lend genoeg de literair begaafde
Plato die waarschuwde tegen
de mooie praatjes van de sofis
ten. Tegenover hun retorisch
geweld stelde hij de zoektocht
naar de waarheid. Tegenwoor
dig slikken wij zo'n argumenta
tie niet meer, want wat is de
waarheid eigenlijk? In het stuk
van Rudy Kousbroek, wiens
denken gevaarlijk dicht in de
buurt van schelden komt, zien
wij hoe het begrip 'waarheid'
eigenlijk een holle retorische
term is geworden waarmee
men zijn tegenstanders om de
oren denkt te kunnen slaan. De
erkenning dat de Waarheid niet
meer verkrijgbaar is in weten
schap en filosofie, houdt na
tuurlijk niet in dat wij voortaan
maar wat verhaaltjes aan elkaar
moeten vertellen.
Eigenlijk zie je het op dat
punt al fout gaan bij Arnold
Heumakers. Hij schrijft een
goede en instructieve inleiding,
ook zijn eigen bijdrage is inte
ressant, maar als het aankomt
op een stellingname komt hij er
niet uit. Ook Heumakers voelt
aan dat de huidige filosofie
meer is dan verhalen vertellen.
Zijn voorstel is dan om voort
aan te leren zwijgen. Dit mysti
cisme la Heidegger en Witt-
Schrijver Harry Mulisch is ook om
filosofische redenen heel interes
sant. FOTO ARCHIEF GPD ROB KEERIS
genstein is respectabel, juist
voor de dichter die het onzeg
bare probeert te zeggen, maar
het lijkt mij wel het laatste
waarmee de filosoof voor de
dag moet komen.
Een filosoof behoort vragen
te stellen. Dat is zijn taak. Kriti
sche vragen, pijnlijke vragen.
Met andere woorden: een filo
soof moet doorpraten waar an
deren zwijgen. Als niets waar is,
zoals sinds Nietzsche aangeno
men wordt, dan is het dus ook
geenszins zeker dat die stelling
op zich waar is. Filosofie blijft
daarom in de eerste plaats een
discipline van denkend onder
zoeken en denkend argumente
Volgens Geerten Meysing is een
filosoof gewoon een tekstschrij
ver. FOTO ARCHIEF GPD PHIL NIJHUIS
ren, zoals Hans Achterhuis heel
nuchter, maar zeer terecht be
toogt.
Een heel mooie bijdrage in deze
bundel is die van Jan Bor, co
lumnist en medeauteur van het
boekwerk De verbeelding van
het denken. Bor heeft zich een
soort minimalistische stijl aan
gemeten, waarmee hij in elk ge
val indruk maakt en laat zien
dat filosoferen iets zeer per
soonlijks kan zijn. Hij vormt het
bewijs dat stijl en inhoud niet
alleen in de literatuur, maar
ook in de filosofie elkaar op zijn
minst kunnen aanvullen (hoe
wel dat in de filosofie niet
noodzakelijk moet).
BOEK RECENSIE
HANS WARREN/GPD
Johann Sebastian Bach door Maarten 't Hart 200
pag Pnjs 9.95. Uitsluitend verknjgbaar bij Drogis
terij Kruidvat
Wonderschoon! Groots! Subliem! Maar
ten 't Harts toch zeer ruime woorden
schat schiet eigenlijk tekort om zijn be
wondering voor Johann Sebastian Bach
(1685 - 1750) uit te drukken. We wisten
uit zijn journaal over 1999, Een deerne
in lokkend postuur, dat hij met veel ple
zier aan een boek over Bach werkte. De
nu verschenen uitgave is ook een feest
om te lezen. Dat ligt aan het aanstekelij
ke enthousiasme van 't Hart. Hij schrijft
hier duidelijk over de grootste, besten
digste liefde van zijn leven.
Het begon allemaal toen hij als jon
gen van acht een pianobewerking hoor
de van Wohl mir das ich Jesum habe uit
cantate 147. Hij kreeg de indruk dat
Bach hem sindsdien 'onder zijn hoede
heeft genomen'. Hij zegt van de compo
nist te houden 'met heel mijn hart, heel
mijn ziel, heel mijn verstand en al mijn
kracht'. Dat zijn veelzeggend genoeg
woorden uit de geloofsbelijdenis. Bachs
werk wordt niet voor niets soms gezien
als het vijfde evangelie. Zijn muziek is
misschien het meest goddelijke dat
mensen ooit hebben gemaakt. Als nie
mand meer in het paasverhaal gelooft,
zal de hele wereld nog onvoorwaardelijk
in de Matthaus Passion geloven.
Dat is trouwens ook het favoriete
werk van 't Hart. Hij zegt het ietwat on
beholpen maar de strekking is duidelijk:
'Noch qua lengte, noch qua diepgang,
noch qua ontroeringskracht is er ook
maar iets wat daarmee te vergelijken
valt'. Sinds de ervaring op zijn achtste
lééft de auteur met Bach. De bewerking
van de cantate was een toetssteen: 'Zo
kwam het dat in de jaren zestig de
treurnis van de Beatles en Elvis Presley
en de Rolling Stones volledig aan mij
voorbijging. Ook voor zoiets vrese
lijks als jazzmuziek ben ik dankzij Bach
nooit gevallen'.
Diens composities waren er altijd om
hem te troosten in de moeilijkste mo
menten. Over de tenoraria uit cantate
87 beweert hij bijvoorbeeld: 'Met deze
muziek kun je jezelf al neuriënd uit elk
moeras omhoogtrekken'. Dagelijks
speelt hij Bach, 'vervuld van immense
dankbaarheid voor de componist die je,
als je zelf speelt, altijd het overrompe
lende gevoel weet te schenken alsof je
de muziek die je onder handen hebt zelf
hebt mogen componeren'.
Zijn boek Johann Sebastian Bach is
overigens veel meer dan een tweehon
derd pagina's lange liefdesverklaring.
Het is ook een heel geslaagd compendi
um. 't Hart weet alles wat er te weten
valt over Bach. Hij heeft zijn werk met
de grootste aandacht beluisterd. Hij
houdt als weinig anderen de Bachlitera-
tuur bij. Die is dermate uitgebreid dat
naar zijn zeggen 'zelfs als je stokdoof
bent je je hele bestaan aan de compo
nist kunt wijden. De auteur heeft niet de
pretentie met ontdekkingen te komen.
Hij biedt echter wel nieuwe invalshoe
ken en persoonlijke visies. Zo prijst hij
verrassend genoeg Bach vooral als 'de
grootste melodievinder in het rijk
der tonen'. Hij wijst erop hoe weinig we
over z'n leven weten en hoe veel van z'n
werk verloren is gegaan. Hij demon
streert dat in de biografieën de feiten
vaak door fantasie worden verdrongen.
De enkele overgeleverde brieven verlei
den hem tot de bekentenis: 'Bach kon
niet schrijven'. Hij wijst er ook op dat de
componist zich van barre teksten be
diende.
Maar dan de muziek! Daarover raakt
't Hart niet uitgejubeld. Er zijn hoofd
stukken over de concerten, de kamer
muziek, het Wohltemperierte Klavier,
de orgelstukken en uiteraard over de
Matthaus Passion. Het meest uitbundig
is de schrijver echter in een 'klein com
pendium van de cantates'. Het was voor
hem 'de taak aller taken' om ze allemaal
te beluisteren. Het is aandoenlijk om
zijn aanprijzingen te lezen, pogingen
om te zeggen wat niet te zeggen valt. In
drukwekkend! Een prachtwerk! Pure
magie!
Tekening van Johann Sebastian Bach.