In Natura Acrobaat in de lucht Kalf mist contact met moeder Domme aap toch slim Op de bres voor de bedreigde vlinder WOENSDAG 26 APRIL 2000 REDACTIE: MARGOT KLOMPMAKER 023-5 15! Wanneer de lucht vol bloemengeur is, de merels en zanglijsters het hoogste lied zingen en het gras al naar zomer ruikt, zijn ze er ineens: de gierzwaluwen. Plotse ling scheren hun sikkelvormige silhouetten langs to rens en gebouwen, terwijl ze krijsen alsof hun leven er van afhangt. Ze zijn er allemaal tegelijk. Van de ene op de andere dag hebben ze de hemel veroverd die giste ren nog zo winters leeg was. En nu lijkt het zomer, want gierzwaluwen behoren bij dat seizoen, net als de wiele waal en de nachtegaal. Boven elke stad en elk dorp zijn ze volop aanwezig, de ze merkwaardige vogels waarvan we nog maar zo wei nig weten. Veel van het leven van de gierzwaluw is zelfs voor de wetenschap nog volkomen onbekend. Oorzaak hiervan is natuurlijk dat het beestje in de lucht zijn do mein heeft. Nooit zult u een gierzwaluw op een paaltje of op een draad zien zitten. Op de grond treft u hem al helemaal nooit aan. Het beest kan namelijk nauwelijks staan en lopen op zijn kleine klauwtjes waarvan alle vier tenen naar voren zijn gericht. Apus is dan ook zijn wetenschappelijke naam. Hetgeen betekent: zonder poten. Pootjes heeft hij wel degelijk, maar deze zijn alleen geschikt om vast geklemd te worden aan verticale wanden. Het dier is helemaal gebouwd op een vliegend leven. Kijk maar naar de vleugels. Die zijn smal en scherp en vooral lang, wat grote wendbaarheid geeft. Geen vogel evenaart de acrobatische vliegkunst van de gierzwaluw. Allerlei voorzieningen maken zijn caprio len mogelijk. Zo zijn de ogen diep geplaatst, opdat ze beschermd worden tegen wind en zwevende stofdeel tjes. Met dit geperfectioneerde lichaam is de gierzwa luw altijd in de lucht. Hij eet vliegend door insecten op te happen. Hij drinkt vliegend door regendruppels te vangen. Hij paart vliegend, wat uniek is. Hij slaapt zelfs vliegend. Radarwaarnemingen hebben aan het licht ge bracht dat gierzwaluwen in hoge luchtlagen korte pe rioden van vleugelslagen afwisselen met glijvluchten tijdens welke geslapen wordt. Gedurende dit vliegende leven worden natuurlijk enor me afstanden afgelegd. In Engeland werd een sterven de gierzwaluw gevonden die - naar uit de ringgegevens bleek - achttien jaar oud was. Men berekeijde dat het dier gedurende zijn lange leven bijna zeven miljoen ki lometer had gevlogen: tien keer op en neer naar de maan. Het zijn dan ook echte wereldreizigers. De jonge vogels vangen al enkele dagen na het verlaten van het nest aan met de trek naar Afrika. Er is een geval bekend van een gierzwaluw die op 31 juli uitvloog in Oxford en drie dagen later dood werd aangetroffen in Madrid, dertienhonderd kilometer zuidelijker. De volwassen vogels reppen zich met dezelfde snelheid zuidwaarts, maar doen dit een maandje later dan hun jongen. Het reisdoel is Zuidoost-Afrika, van waaruit ze in maart weer naar het noorden vertrekken. Maar ook gedurende het broedseizoen in Europa blij ven ze zweiwen. Ze zoeken namelijk altijd het mooie weer op. Reden hiervoor is dat ze zeer gevoelig zijn voor kou. In de trektijd vindt men ze in koude perioden soms in grote kluiten bijeen in holen of onder uitsprin gende muren. Belangrijker is nog dat hun bestaan hele maal afhankelijk is van insecten. Wanneer het koud of nat is, zijn er daarvan te weinig in de lucht. Als het bij ons regent verdwijnen daarom de gierzwaluwen dood eenvoudig voor een paar dagen naar Zuid-Frankrijk of Italië. Dit doen ze zelfs als ze een nest met jongen moe ten achterlaten. Deze hebben echter niet veel te lijden van de escapades van hun ouders. Ze kunnen gemak kelijk een week buiten voedsel. Dit wordt hun mogelijk gemaakt door hun vetreserves, maai' ook door het bij zondere vermogen om de lichaamstemperatuur met de helft te doen dalen, waardoor het energieverbruik sterk vermindert. In zo'n weekje kan trouwens het gewichts verlies wel zestig procent bedragen. Hoewel het onafgebroken vliegen geweldige inspannin gen vraagt van het lichaam worden gierzwaluwen be hoorlijk oud. Terwijl het gemiddelde roodborstje het moet doen met de levensduur van een jaar, haalt de gierzwaluw er gemiddeld vijf en een half. Het zal u dui delijk zijn dat deze sterke en snelle vogel - die met ge mak honderdvijftig kilometer per uur haalt - zowel wat betreft bouw als levenspatroon weinig overeenkomsten vertoont met de boeren-, huis- en oeverzwaluw. Ze hebben alleen de naam, de vliegkunst en de voedings wijze gemeen. Nauwer verwant zijn gierzwaluwen aan de salanganen, die de beroemde eetbare vogelnestjes leveren, en - vreemd genoeg - aan de kolibries. THEO SCHILDKAMP Vanaf 2005 mogen er geen kist kalveren meer worden gehou den in Nederland. Onderzoe kers werken samen met be drijfsleven aan alternatieve houderijsystemen. Een kalf lijkt zich het best thuis te voelen in een grote groep, maar het dier zal altijd de wei missen. Nederlanders zijn geen grote kalfsvleeseters. We eten jaarlijks hooguit een kilo per inwoner. De bulk van het blanke vlees dat in ons land wordt geprodu ceerd, gaat de grens over, voor al naar Italië, Frankrijk en Duitsland. Toch wil de consu ment dat vleeskalveren in hun korte leven, slechts een half jaar, een blij bestaan hebben. Nederland loopt daarom voor op met de invoering van groepshuisvesting, waarbij de vleeskalveren in groepjes van vijf tot zeven dieren worden ge houden. De helft van de circa tweeduizend kalvermesters is al overgeschakeld op dit systeem. „Het welzijn gaat er niet echt op vooruit", meent Paul Koene, etholoog aan de Wageningen Universiteit. Hij vergeleek drie houderijsystemen. Het klassie ke kistkalf, de groepshuisves ting en Peter's Farm. In de laat ste opzet worden de dieren in groepen van dertig tot tachtig dieren gehouden. Peter's Farm, ontwikkeld in Frankrijk, kwam als beste uit de bus. Koene: „Nadeel van groeps huisvesting is dat de eerste fase toch nog erg lijkt op het ouder wetse houderijsysteem van kist kalveren. De dieren worden na melijk de eerste acht weken strikt gescheiden van hun soortgenootjes. Daardoor zijn ze niet goed voorbereid op een sociale groep. De aanpassing en bepaling van de sociale rangor de gaat gepaai d met veel stress en gedragsproblemen." Op Peter's Farm, waarvan er in middels veertig zijn in ons land, hebben de dieren meer ruimte, waardoor ze meer gaan liggen en minder gedragsproblemen kennen. Ze vertonen veel meer sociaal en spelgedrag. Om het spel te bevorderen zijn auto banden en skippyballen laag aan het plafond gehangen. In de voerbehoefte wordt voorzien door computergestuurde melk- voerstations. Het dier kan drie keer daags naar een speen die uit de muur komt. Hij wordt herkend aan een chip in zijn oor, waardoor hij precies krijgt wat die nodig heeft, eventueel aangevuld met medicijnen of Over vijf jaar is in ons land deze vorm van kalfshouderij verboden. mineralen. Dat is nieuw, bij de andere sys temen krijgt het kalf kunstmelk uit een emmer te drinken. Ook nieuw is dat de kalveren elke dag wat ruwvoer krijgen om iets te herkauwen. „De technologie dient niet alleen om de produc tie te verhogen, maar kan ook worden ingezet om het welzijn te verbeteren", zegt Koene. Koene heeft de drie systemen langs een welzijnsmeetlat ge legd, die in Oostenrijk is ont wikkeld voor landbouwhuisdie ren. Hierbij wordt vooral geke ken naar de ruimtelijke omge ving, de stal dus, maar niet naar het dier zelf. Koene erkent dat deze indirecte manier van wel zij nsonderzoek niet waterdicht is. „Hele mooie stallen werken Icing niet altijd door in het ge drag. Sterker nog, het kan zelfs een negatief effect hebben op het welzijn. Dat is bewezen. De kwaliteit van de verzorging en de aandacht voor de dieren kan die discrepantie verklaren." „De mensen die met Peter's Farm werken, krijgen daarom vooraf een speciale opleiding. Het werken met individuele dieren in boxen vergt immers andere technieken dan de ver zorging van een groep van tachtig dieren." Als etholoog stelt Koene voorop wat de dieren zelf willen. Hij zoekt stalsystemen die zoveel mogelijk voldoen aan de na- - tuurlijke behoefte van het dier. Om die behoeften te leren ken nen doet hij onderzoek naar het gedrag van een kudde Schotse Hooglanders in de Imbos aan de Veluwezoom tussen Apel doorn en Arnhem. „Daar zie je goed wat kalveren met elkaar en met de moederkoe hebben. Samen zwerven ze in groepjes over het terrein, terwijl de stie ren meer honkvast zijn." „In de stal bij Peter's Farm zie je ook groepjes of crèches van kalveren. Ze liggen samen en spelen met elkaar, net als in de natuur. Maar in de stal is maar een beperkt stukje van de kud de aanwezig. Ze missen vooral het contact met de moeder." Daarin schuilt de oorzaak van de gedragsproblemen bij de op zet van Peter's Farm. De kalve ren zuigen nog steeds aan el- kaars piemel en oren. Of ze gaan overdreven hun vacht, soms zelfs de muur, schoon lik ken. „De zuigbehoefte is iets anders dan de voerbehoefte", legt Koene uit. „Als ze klaar zijn met eten voelen ze nog steeds de drang om te zuigen. Dat is te verhelpen door de kalveren na het voeren een half uur alleen te laten in een soort doorloop station. Ook kan de weerstand van de fopspeen meer in over eenstemming worden gebracht met de uier van de zoogkoe, zo dat het kalf meer moeite moet doen om te drinken." Aan dergelijke aanpassingen wordt gewerkt. Maar de dartele kalveren missen ook nog steeds stro op de vloer. Hun mest valt nu rechtsreeks door roosters in de mestput. Dat is makkelijk voor de boer. Verder is er bij het mestkalf volgens Koene een ze kere behoefte aan buitenlucht en licht, hoewel het welzijnsef- fect daarvan moeilijk is te be wijzen. „Maar het houden in grote groepen, zoals in Peter's farm, biedt allerlei mogelijkhe den voor een uitloop naar de wei en stro op de stalvloer. Het is echter aan de vleesindustrie om daarover te beslissen. De extra kosten en arbeidsinzet moeten door de consument worden betaald via een hogere prijs." En de Nederlandse consument is daar niet zo happig op, weet Koene. Hij verwijst naar het la ge aandeel van slechts een pro cent van de biologische land bouw in Nederland. Dat is vele malen lager dan in alle omrin gende landen. „Dierenwelzijn is en blijft een compromis tussen economie en wat het beste is voor het kalf." PETER DE JAEGER De landelijke Vlinderstichting in Wageningen begint deze maand met het project 'Geen vlinder minder!' De stichting wil de huidige populaties be dreigde en kwetsbare soorten dagvlinders in Nederland te be hoeden voor verdere achteruit gang. Dat kan door ervoor te zorgen dat hun leefgebied niet verder wordt aangetast en in dien mogelijk wordt hersteld. „Als het met de vlinder goed gaat, gaat het met de natuur goed." Kars Vreling van de stichting kwam jaren geleden in de ban van vlinders tijdens zijn studie biologie. „Ik ben toen een vlin- deronderzoek begonnen. Ik had in 1978 al vlinders gefotogra feerd, maar na drie maanden lang in de Peel dag in dag uit met vlinders bezig te zijn ge weest ben ik ze razend boeiend gaan vinden. Het zijn gestresste dieren, die in de korte tijd dat ze leven veel moeten doen. Ik weet nu, dat dat altijd doelge richt en effectief is." Vlinders hebben bescherming nodig, stelt hij. „Van de zeven tig soorten die aan het begin van de eeuw in Nederland voorkwamen zijn er zeventien verdwenen. Van de overige 53 worden dertig soorten be dreigd, maar ook bij de algeme ner voorkomende vlinders is sprake van achteruitgang. In 1995 hebben we een rode lijst uitgebracht. De situatie is daar na nauwelijks verbeterd. Som mige dagvlinders zijn sindsdien alweer verdwenen." In 1989 is de Atlas van de Ne derlandse dagvlinders versche- Kars Vreling met een koolwitje op zijn hand. nen, waaruit de sterke achter uitgang al bleek. „Het is tijd voor een nieuwe Atlas. Er zijn nu 1500 vlinderwaarnemers, vrijwilligers uit het hele land die doorgeven welke en hoeveel vlinders ze tegenkomen. Sinds 1990 is er bovendien het meet net van het CBS waar op vaste punten steeds op dezelfde ma nier wordt geteld, zodat de voor- en achteruitgang duide lijk wordt. Op die manier wor den kaartjes, waarop stippen aangeven waar bepaalde soor ten voorkomen, actueel gehou den. Dat is nuttige informatie voor als er een Milieu Effect Rapportage (MER) gemaakt moet worden bij de aanleg van wegen bijvoorbeeld. Het voor komen van bepaalde soorten op dat terrein kan worden mee genomen in de afwegingen. Er kan dan besloten worden de weg wat te verleggen. Dat is al een hele verbetering, want vroeger vroeg men het niet eens." „Vanuit de rode lijst van 1995 HHflH u z SBHHMB Cryptogram Horizontaal: 1Wordt beoefend boven aan de ladder (8); 5. Meer dan gevaarlijk stuk bovenbeen (8); 6. Zij is stoffig (4); 8. Niets anders dan 'n "x" (4); 10. Soort geschikte romp (5); 12. Door dit onderzoek wordt 't niets met een kunstwerk (5). Verticaal: 1. Erop passen als paarden op de loop gaan (6); 2 Au, een dode boom! (6); 3. De dominee heeft het bij voorkeur aan een sportevenement gekoppeld (5); 4. Colleges die het ook niet zeker weten (5); 7. Grondige planeet (5); 9. Heilige toon van een steunpilaar (4); 11Jullie gewicht is het niet (3). Alle onderzoek naar apen heeft nog geen antwoord opgeleverd op de vraag waar de grens van de intelligentie van primaten ligt. Wel is gebleken dat deze dieren zo slim zijn dat zij zelfs wetenschappers op een dwaal spoor kunnen zetten. Zo ont dekte men in het onderzoeks centrum voor primaten in At lanta, dat apen zich bewust van den domme kunnen houden, wanneer zij menen daarbij voordeel te halen. Rhesusapen die in hun groep laag op de sociale ladder staan, doen zich als dom en onprak tisch voor, wanneer de domi nante en leidende mannetjes aap in hun nabijheid is. Maar zo gauw deze hen de rug heeft gekeerd, ontpoppen zij zich als even intelligent en vindingrijk als de sociaal hoogst geplaats ten in de groep. Tijdens een reeks intelligentie- proeven moesten de apen uit een rijtje gekleurde buisjes die met kiezelsteentjes of pinda's waren gevuld, de buisjes met pindanoten kiezen. Na enig zoeken wisten de apen snel in welke gekleurde buisjes de pin da's zaten en bleken zij in een volgende testfase meteen de juiste kleur met de pinda-in houd te associëren. De apen met een lagere sociale rang in de hiërarchie van de groep bleken deze opdracht even snel en juist uit te voeren zolang zij zich onder gelijken bevonden. Zij grepen doelge richt naar de buisjes met pin da's. "f - .--A- »?- 7..V' In aanwezigheid van de don nan te apen hielden zij zich ter dom en grepen bewust n de verkeerde buisjes. De doi nante apen kweten zich evei wel in alle omstandigheden 59 de juiste manier van de op dracht, zelfs wanneer de groepsleider aanwezig was. De wetenschappers conclud ren daaruit dat alle apen inti gent en leergierig zijn en dat 53 hun intelligentie niet afhanl lijk is van hun sociale rangoi in de groep. De vroegere be\j q ring dat onderdanige apen slechter leren, omdat hun ct centratie in aanwezigheid vi de dominante apen gestoori en omdat hun intelligentie wordt geprikkeld, gaat dus langer op. Tijdens hun onderzoek mer ten de wetenschappers geen noemenswaardig agressief g drag bij de apen op. De dom nante apen beletten de ande groepsleden niet naar de pii da's te zoeken en deze op te eten. Dat sloot evenwel niet dat de leiders met vaak subt signalen hun bevoorrechte sitie lieten blijken. Volgens de onderzoekers ve bergen de lagere apen huni tellectuele vermogens bewu om de dominante apen niet provoceren. Dat maakt deel van een hele reeks ged bij apen om conflicten in df groep te voorkomen en de ale rangorde niet te verstore |0 PETER DE JAEGER» Rhesusapen die in hun groep laag op de sociale ladder staan gedra zich met opzet dom wanneer dominante soortgenoten in de buurt FOTO Slang met twee achterpoten^ werken we nu aan het herstel plan dagvlinders. Voor de cam pagne 'Geen vlinder minder!' worden vrijwilligers opgeleid tot vlinderwachten. Van de mi nister hebben we vier ton ge kregen om zes doelgroepsoor ten te behouden. De vlinder- wachten gaan het veld in om samen met de beheerders van natuurgebieden te volgen hoe* het daar met die soorten gaat en hoe het beheer moet worden aangepast om ze er te houden. Dit persoonlijke contacten werkt veel beter dan rapporten, die toch in een la verdwijnen. Op overlevingskaarten wordt de toestand steeds geactualiseerd. Omdat ook andere soorten dreigen te verdwijnen als geen passende maatregelen worden genomen, hebben we voor de komende vier jaar nog eens twee miljoen nodig." De Vlinderstichting, die enige soorten met succes heeft geher introduceerd, wil mensen al jong betrekken bij het wel en wee van de vlinders. Basisscho len krijgen eitjes, rupsen en poppen, zodat de leerlingen zelf kunnen zien wat er gebeurt. „Zo kweekje een draagvlak, dat nodig is als je om geld vraagt." Vreling wijst erop dat mensen met een wat grotere tuin er veel aan kunnen doen de vlinders in hun eigen omgeving te behou den. Door bijvoorbeeld een ge deelte minder te maaien of een stukje tuin te laten verwilderen. (Info/donateurs, e-mail: vlin- ders@bos.nl) JACQUES GELUK Ongeveer 95 miljoen jaren gele den leefde er in de streek rond om het huidige Jeruzalem een slangensoort met twee goed ontwikkelde achterpoten. Ame rikaanse en Israëlische weten schappers hebben onlangs een fossiel van dit reptiel ontdekt. Aanvankelijk dachten zij de vroegste vorm in de evolutie van hagedis naar slang te heb ben gevonden. Na grondige be studering zijn ze tot de conclu sie gekomen dat deze Haasio- phis terrasanctus de vroegste voorloper van de slang is en geen muterende hagedis. Vooral schedel- en kaaksbeen wijzen op een slang en niet op een hagedis. De beenderstruc- tuur is net als bij de nu levende boa's en pythons geleed en soe pel met elkaar verbonden en vertoont niet de massieve en stijve schedelstructuur van de hagedissen. De Haasiophis terrasanctus vertoont veel gelijkenis met de reeds langer bekende Pachyr- hachis problematicus, waarvan eerder in dezelfde omgeving overblijfselen werden gevon den. Ook deze soort werd toen gezien als een vorm van oer- slang, die wel eens de 'missing link' tussen hagedis en slang zou kunnen zijn. Volgens de onderzoekers verdienen beide soorten echter deze naam niet. De oorsprong van de kruipdie ren zonder poten zoals de slan gen, ligt volgens hen nog in een veel verder verleden. De vondst van de Haasiophis terrasanctus heeft onder geleer den opnieuw de discussie aan gewakkerd of de slangen van kleine in de grond levende ha gedissen afstammen of van te zeehagedissen. Met ande woorden: waren het land- zeedieren? Tot nu toe wezen de overbipei selen van de Pachyrhachis een afstamming van in het ter levende reuzenreptielen^te waaruit zich later waarschij de grote varanen hebben 01 wikkeld. Ook de vindplaats de Pachyrachis wees in die richting. Net zoals de Haasi phis werd zijn skelet in een kloof gevonden die tijdens leven door de zee was bede Omdat het bij beide dieren ter niet om een primitieve ilO lutievorm van slangen gaat 0 de kansen van een afstamn ws van grondhagedissen nu w ov De Amerikaanse en Israëlis onderzoekers achten het e\{0 wel zeer goed mogelijk dat beide in de Krijttijd levendi diersoorten in werkelijkhei 0 amfibieën waren en dus zo op het land als in het water leefden. Zij jaagden wellich 5 het water en groeven schui broedplaatsen in het oever 0 Het is voor de wetenschap] 0 echter niet duidelijk welke 5 functie de twee achterpote 0 hadden. Zij lijken voor de voortbeweging niet geschil weest te zijn. Mogelijk hebt deze achterpoten een rol gl 5 speeld bij de paring of in gt vechten met concurrenten 0 als ook blijkt uit eerder op] graven primitieve oervorm van de huidige nog levendi reuzenslangen. JOHAN LAMORAL» iilSBRHHHHHHi R I P Oplossing van dinsdag: gade-dagen-Agenda bron-baron-Carbon rang-garen-Hanger etui-suite-Tehuis koel-oksel-Eslook roet-tetor-Rector krot-kroet-Tekort mier-priem-Umpire nest-niets-Intens span-pasen-Naspel gevraagd woord: ACHTERTUIN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 8