Wapengekletter om de bollenhandel TT ZATERDAG 22 APRIL 2000 De meeste Nederlandse bloembollen worden gepoot in Noord-Hollandse grond. De meeste bollenexportbedrijven staan nog steeds in de oude Duin- en Bollenstreek. Dat klopt niet, vindt provinciebestuurder Bob Verburg van wrd-Holland. Hij wil alles op alles zetten om ia de teelt ook de handel naar het noorden te den. Niet iedereen in de Bollenstreek is onder de indruk van het wapengekletter. „Noord- Holland roeit tegen de stroom in. et is ergens aan het begin van I de jaren tachtig als de directie JB. van de Lissese bloembollen veiling Hobaho een opmerkelijk verzoek krijgt uit Noord-Holland. Of het veilingbe- stuur ervoor voelt de hele onderneming te verkassen naar een plek boven het Noord zeekanaal, in navolging van vele vertrokken bollenkwekers uit Lisse en omliggende dor pen. De bestuurswenkbrauwen fronsen, maar het voorstel verdwijnt niet meteen in de prullenbak. De directie bestudeert de moge lijkheden, wikt en weegt, en besluit uiteinde lijk dat Hobaho blijft zitten waar het zit Het blijkt een eerste schot in een naderen de 'oorlog' om de bollenhandel. Het front ligt in Lisse, strategisch in het hart van de Bollenstreek. Zo direct als toen worden de veilingen en de exporteurs niet meer benaderd. Maar nog altijd kijkt Noord-Holland met begerige blik ken naar de handelssector in de Bollen streek. Recent kondigde provinciebestuurder Bob Verburg van economische zaken en tuinbouw een nieuw offensief aan om de bollenhandel - exportbedrijven, ontwikke ling en research, veilingen, distributie - naar Noord-Holland te halen. De bollenkwekers zelf zijn al eerder in gro ten getale naar het noorden getrokken, de handel zou die trek nu moeten volgen. „We willen de rest van de keten ook naar boven hebben", verwoordt Verburg zijn wens. De CDA-provinciebestuurder*"wijst op de hoge werkloosheid (12 prpcent) in het Den Helder van na de Koude Oorlog. „We moe ten alles op alles zetten om te komen tot ver sterking van de economische structuur in de kop van Noord-Holland. Dat voornemen is ook vastgelegd in Kop en Munt, een plan dat de economie in het noorden van onze pro vincie moet stimuleren. Dat is inmiddels door provinciale staten vastgesteld. Er is dus ook politiek draagvlak voor het werven van de bollenhandel." Verburg wijst erop dat het gevecht om grond ook in Noord-Holland aan het losbar sten is. „Het valt steeds moeilijker te verant woorden dat bollengrond er een aantal maanden aardig uitziet en voor de rest van het jaar kaal is. Door de economische groei zeggen steeds meer partijen: wij willen die grond ook wel hebben. De provincie wil juist meer grond voor bollenteelt reserveren. Dat kan ik niet verantwoorden als er geen toege voegde economische waarde bij komt. Bol lenhandel dus." Vervlogen tijden In het licht van de geschiedenis is de lobby van Noord-Holland niet meer dan een logi sche stap. Ooit waren de geestgronden tussen Leiden en Haarlem hét bollengebied. Het is de Bol lenstreek die Nederland zijn naam van tul penland bezorgde. De schuren die verspreid over de hele streek zijn te vinden, zijn monu menten die aan betere tijden herinneren. Met hun eigen, majestueuze architectuur staan ze symbool voor die periode. Die tijden zijn vervlogen. Het zwaartepunt van de Nederlandse bollenteelt is in de de cennia na de Tweede Wereldoorlog verscho ven naar andere gebieden in Nederland. Vooral de Noord-Hollandse zandstreek en West-Friesland, maar ook Friesland zelf, Groningen en Zeeland. Het echte gevecht om de koppositie gaat tussen Zuid- en Noord-Holland, waarbij laatst genoemde provincie sterk de overhand heeft. Het zuiden (lees: de Duin- en Bollen streek) herbergt zo'n 12 procent van de na tionale bollenteelt, Noord-Holland neemt een slordige 60 procent voor zijn rekening. Het noorden telt 1.445 bedrijven en 12.954 hectare bollengrond tegen 593 bedrijven en 2.900 hectare in het zuiden. Dit alles is koren op de molen van Ver burg. De cijfers worden gretig omhoogge houden bij het pleidooi om de bollenhan- delsbedrijven ook maar naar Noord-Holland te halen. De handel, stelt de provincie, moet doen wat de teelt allang gedaan heeft. Niet dat de provincie grote zakken geld klaar heeft staan voor verhuizende bollenex- porteurs. Ook zijn er voor hen geen goedko pe stukken grond gereserveerd. Wel veel warme gastvrijheid. „Subsidies voor verhuizen, daar geloof ik niet in", stelt Verburg. „De markt moet ge woon zijn werk doen, dat is de beste garantie dat bedrijven ook echt blijven. Ik doe vooral een appèl op de sector zelf. Als die niet meer doet om andere bedrijven binnen te halen, kan ik niet altijd mijn nek voor hen blijven uitsteken in dat gevecht om grond." Telers in het Noord-Hollandse zandgebied geven aan die oproep gehoor door samen een afeetcoöperatie op te richten voor de verkoop van bloembollen. Dat project is on derdeel van het nieuwe Bureau Ondersteu ning Bloembollensector, waarvan de afkor ting volgens sommigen niet geheel toevallig hetzelfde luidt als de voornaam van Verburg. Immers, de oprichting van BOB is niet los te zien van de pleidooien van de gedeputeerde. De provincie zelf draagt bij door extra ruimte te reserveren voor nieuwe bedrijven. Bij Anna Paulowna komt op korte termijn 40 hectare vrij voor dienstencentra, handel en distributie. Waarbij de deur voor bollengere- lateerde bedrijven wagenwijd openstaat, meldt Verburg. En op wat langere termijn, tot 2010, staat in het noordelijkste noorden van Holland nog eens 200 hectare op het programma. FOTO ANP'KOEN SUYK Noord-Holland wil sector uitbreiden In de Duin- en Bollenstreek beginnen sommige bestuurders onrustig op hun stoel te schuiven. „Voor ons wordt dat oorlog", voorspelt de Sassenheimse burgemeester Rik Buddenberg. Hij houdt zich in regionaal ver band bezig met ruimtelijke ordening, en strijdt voor bescherming van de bollencul- tuur in de Bollenstreek. Dat de provincie er hard beleid van maakt handelsbedrijvigheid daar juist weg te lokken, was hem niet be kend. Toch schrikt niet iedereen van de grote woorden uit het noorden. Kenners van de bollensector, zoals voor malig Hobaho-directeur Joop Zwetsloot, wimpelen het gevaar weg. „Noord-Holland probeert tegen de stroom in te roeien", vindt Zwetsloot. „De bollenveilingen bijvoorbeeld gaan daar echt niet heen. Ik lees juist in het blad van de CNB (Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale; red.) dat de bollenvei- ling in Bovenkarspel dicht gaat. Wat de pro vincie wil, werkt echt niet." Waarna ook hij met cijfers begint te scher men. Noord-Holland mag dan meer areaal bollenland hebben, betoogt Zwetsloot, de oude Bollenstreek heeft 80 procent van de handel. „De vraag is niet waar de productie van bollen is, maar waar het zwaartepunt van de handel ligt. Niet voor niets is dat in de Bollenstreek. Tussen de twee grote wateren: de havens van Rotterdam en Amsterdam." Kapitaalvernietiging Het is volgens Zwetsloot ronduit kapitaalver nietiging als de handel naar Noord-Holland vertrekt. Den Helder ligt in een uithoek en de transportkosten komen van daaruit structu reel hoger te liggen, meent hij. Bestuursvoorzitter Henk van Os van de Lissese Keukenhof valt hem op dat punt bij. „De infrastructuur is in Noord-Holland niet gunstig. Om Schiphol of Rotterdam te berei ken moet je door allerlei tunnels. Dat is niet erg aantrekkelijk. Natuurlijk, we moeten ons realiseren dat het gevaar er is. We moeten waakzaam zijn. Als de handel verdwijnt, is dat indirect schadelijk voor het toerisme. Veel kwekers zijn nu eenmaal rondom de handel gevestigd." Van Os heeft echter vertrouwen in de bol lensector rondom de Keukenhof. De handel in de Bollenstreek bestaat voor een groot deel uit familiebedrijven die er al heel lang zitten en die niet willen verhuizen naar verre oorden. Als er al handelsbedrijven weg wil len, bijvoorbeeld uit ruimtegebrek, dan ziet Van Os ze uitwijken naar de Haarlemmer meer. Daar blijven ze dicht bij de veilingen en de bemiddelingsbureaus die tussen ex porteur en kweker in staan. „Het hart van veel handelsfamilies ligt in de Bollenstreek", erkent Verburg volmondig. „Dat is ook zo. En toch, de bollensector in het noorden van Noord-Holland is er geko men doordat mensen vanuit het zuiden naar het noorden gingen. Familienamen uit de Bollenstreek kom je ook hier tegen, veel van die familiebedrijven zitten hier al. Het is mijn taak als gedeputeerde de achterblijvers deze spiegel voor te houden." Met die vervoersproblemen valt het vol gens de provinciebestuurder wel mee. „Ligt de kop van Noord-Holland afgelegen? Dat hoor Uc ook weieens. Dat beeld hebben de mensen van ons gebied. Maar via de verbin ding Den Helder - Afsluitdijk - Groningen - Duitsland is het heel goed rijden. Je kan er heel Europa in, en er zijn geen Randstad congesties." Hij wijst op het pakket verkeersmaatrege len dat klaarligt. Daar staan plannen in voor nieuwe tunnels bij het Noordzeekanaal - ook een tweede Coentunnel zit in het pakket van minister Netelenbos. Verder komt de ver lengde Westlandweg er, een doorsteek van de A9 naar A4. En in 2002 is de N22 klaar, in het westen van de Haarlemmermeer. Natuurlijk zijn de waterverbindingen in de kop van Noord-Holland minder gunstig, er kent Verburg. De marinehaven is nu een maal niet geschikt voor vrachtschepen. Maar, betoogt hij, met het teruglopen van de marine-activiteiten komen er meer mogelijk heden om bollen vanuit Den Helder de zee op te sturen. En Brussel is bereid daarvoor in de buidel te tasten. Alleen de scheepvaart voor verafgelegen bestemmingen als Japan zal ook in de toekomst via de Amsterdamse en Rotterdamse havens moeten. Maar Ver burg laat zich niet door zo'n enkel nadeel weerhouden. Bloementuin De Noord-Hollandse bollentelers zelf strij den op nog een ander front. Al een paar jaar wordt gesproken over de oprichting van bloemententoonstelling Hollands Bloemen tuin in Anna Paulowna - een soort kleine broer van de Keukenhof. Aanvankelijk een ambitieus project dat 250.000 toeristen naar de kop van Noord-Holland moest trekken en waar twaalf miljoen subsidie voor stond. In middels zijn de ambities naar beneden bijge steld, evenals de subsidie. De bollensector zelf draagt ook financieel bij, en overweegt zelfs er een windmolenpark aan te koppelen. Verburg zelf heeft het meeste geloof in Hollands Bloementuin al verloren. „Natuur lijk gaan we proberen meer geld te verdienen aan de bloembollen, door toeristen te halen. Kijk maar naar de Westfriese Flora. Maar die bloementuin? Als iemand er brood in ziet en het op wil zetten, graag. De Keukenhof zou kunnen overwegen er in deel te nemen, als tweede vestiging. Hoe zeggen ze dat ook weer in Engeland? If you can't beat them, join them." Van Os maakt zich niet zoveel zorgen om Hollands Bloementuin. Want van een echte concurrent is volgens hem geen sprake, daarvoor is het project te klein. „Al hebben wij van de Keukenhof nooit zo veel geld ge had om het publiek binnen te halen." Gevaar Zowel Van Os als Zwetsloot wijzen vooral op gevaar van binnenuit. „Pas als de handel hier wordt weggepest omdat die niet genoeg ruimte krijgt, is er echt gevaar", meent Zwet sloot. „Of als de vestigingseisen in de Bollen streek het onmogelijk maken om hier te ko men." Daar komt de toenemende verstedelijking in de Bollenstreek bij. Het is er 'heel aantrek kelijk bouwen', meent Van Os. En dat kan ten koste gaan van de bollencultuur, die toch al in het gedrang zit. De overvolle streek moet vechten voor elke vierkante meter bol lengrond, terwijl Noord-Holland in het pro vinciaal streekplan nog eens 1.000 hectare bollengrond éxtra heeft opgenomen. Opmerkelijk is de oplossing die Zwetsloot op dit punt voorziet: ondergronds bouwen. Dat klinkt duur, maar dat is het niet, heeft hij ontdekt. In de kaasindustrie van Bodegraven hebben ze er ervaring mee. Door koelcellen onder de grond te plaatsen, besparen bedrij ven er geld op de energierekening. „Koelacti- viteiten spelen zich af in een geïsoleerde ruimte zonder ramen, dat kan prima onder gronds. In Hillegom studeert ai een bollen- bedrijf op de bouw van ondergrondse koel cellen. Op die manier zie ik best groeimoge lijkheden voor de handel." PETER VAN EGM0ND

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 55