1
'Het leven werkt'
T
ZATERDAG 22 APRIL 2000
Erik Hazelhoff Roelfzema, Soldaat van Oranje
huis, in zijn bijna onvindbare
huis in een stuk regenwoud op
The Big Island, lezen ze De Tele
graaf en NRC Handelsblad. Via internet, wel
te verstaan. „Ik ben daar niet zo bedreven in,
maar mijn vrouw Karin roept zo de front
pages van de kranten op het scherm op en
vraagt welke nieuwsberichten ik wil lezen.
En dan print zij ze uit."
Vanzelfsprekend heeft Erik Hazelhoff
Roelfzema vanaf Hawaï ook de recente dis
cussie over de macht van de koningin ge
volgd. Het is volgens hem een 'totally onbe
langrijk', maar desondanks geheel normaal
dispuut. „Typisch Nederlands", zegt hij.
„Mensen die het te goed gaat, worden on
rustig en gaan om zich heen neuzen of nog
ergens over te kankeren valt. Dat is nu dus
het koningshuis geworden. Dat hebben we
eerder meegemaakt. Voor het uitbreken van
de Tweede Wereldoorlog hadden weinigen
iets op met het koningshuis. Maar toen de
nazi's binnenvielen, kwam alles en iedereen
op Wilhelmina af. Zij heeft ons er ook door
heen getrokken. Ik maak me daarom geen
zorgen over Beatrix. Ze lijkt zo geweldig veel
op haar oma; zoals ze reageert, het karakter
dat ze heeft, hoe ze haar zaken regelt.
Ik zag dat al aan Beatrix toen ik haar en
haar zusje Irene vlak na de oorlog vergezelde
van Engeland naar Nederland. Dat was in
een oude Dakota met luchtgaten in de ven
sters. Toen we ons land naderden wilde Ire
ne een snoeppapiertje naar buiten gooien.
'Niet doen', zei Beatrix. 'We zijn boven Ne
derland. Geen rommel meer maken'. Een
kleine, parmantige koningin."
Veel goeds
De banden tussen het Huis van Oranje en de
Soldaat van Oranje zijn innig en nimmer aan
erosie onderhevig. Hazelhoff Roelfzema zal
niet nalaten dat te benadrukken. Ook nu
niet, tijdens zijn tijdelijk verblijf in Neder
land, dat toch vooral is bedoeld ter promotie
van zijn jongste autobiografie, en ter vervul
ling van enkele verplichtingen samen met
nog enkele andere 'Willemsorde-jongens',
tijdens de jaarlijkse dodenherdenking.
Hij resideert in Auberge De Hoefslag in
Bosch en Duin en ontvangt in een statige sa
lon. Drinkt behoedzaam zijn kopje thee met
melk, knabbelt bedachtzaam aan een koekje.
En praat op zachte toon. Zijn ogen zijn licht
vochtig, maar kijken nieuwsgierig en vastbe
raden zijn bezoek aan. Vingers frummelen
wat met de onderste knopen van zijn vest,
maar grijpen stevig de stoelleuning als hij
zijn woorden kracht wil bijzetten. Op zijn re
vers prijkt bescheiden een koninklijk versier
sel.
Nee, 'Op jacht naar het leven' is niet het
magnum opus waar hij als schrijver over fan
taseerde. „Dat is en blijft een schrijvers-
droom. Ik geloof niet clat een auteur zelf mag
zeggen dat hij een magnum opus heeft ge
schreven. Bovendien is een magnum opus
gewoonlijk een zwaar stuk werk waar je niet
doorheen komt, een Faust, een Don Qui-
chotte. Dit is een heel licfit boek, ondanks al
les. Heb je het helemaal gelezen? Godalle
machtig!"
Er is hem, zegt hij, door het Nederlandse
publiek veel goeds te beurt gevallen sinds
zijn eerste 'Soldaat van Oranje' verscheen,
zo'n dertig jaar geleden. Het verkocht goed.
„Maar de mensen die officieel iets met
schrijven te maken hebben, de literatuurcri
tici, hebben er nooit een woord aan vuil ge
maakt. Dat zit je toch wel hoog, als auteur. Ik
kan toch beter schrijven dan de meeste pu
blieke schrijvers."
Jaarlijks ontvangt hij vijftig, tot honderd
'communicaties' van lezers. „Eerst per brief,
toen per fax, nu per e-mail. Met vragen over
mijn gevoelens en de achtergronden bij de
feiten. Of ik niet bang was in de oorlog. Of ik
me rot voelde als we Duitse steden hadden
gebombardeerd. Of ik ergens in geloof. Toen
dacht ik: nu ga ik ook echt alles opschrijven.
De meeste mensen kennen me eigenlijk al
leen van de film. Die weten niets over de
vent daar achter."
Zorgeloos
Het boek van de nationale held beslaat het
grootste gedeelte van de twintigste eeuw. Hij
beschrijft in een losse, soms jaloersmakende
stijl zijn herinneringen aan zijn jeugd in Ne-
derlands-Indië. Daar groeide hij zorgeloos
op als zoon van een directeur van koffie- en
rubberondernemingen. De enjge vrees die
hij op zesjarige leeftijd koesterde, was het
Hol van de Ratelslang. Als je die zonder kie
zelsteentje in je mond voorbijging, zou je
dood neervallen. Hij heeft de passages langs
de grot altijd overleefd.
Met zijn vader kon hij goed overweg. Maar
begrijpen deden ze elkaar nooit. „In die tijd
hadden ouders weinig contact met hun kin
deren. Ik kan me niet herinneren dat ik met
mijn vader over iets serieus heb gepraat. Ik
moest eigenlijk alles zo'n beetje zelf uitvin
den, hoe ik me seksueel moest ontwikkelen
en zo. Mijn zoon Erik, 54 is ie, is jarenlang
een echte hippie geweest. En ik mócht hip
pies. Ik vond dat die jongens een hoop te
vertellen hadden over het leven." De vertel
ler grijnst. „Weet je wie een van de eerste
hippies was? Wilhelmina. Die wou niks te
maken hebben met flauwekul en poespasse-
rij. Het ging haar om de waarheid en ze ging
ook recht op haar doel af. Anyway, mijn
zoon is open, was ook een echte eilandjon
gen. We kunnen alles tegen elkaar zeggen.
Het is echte vriendschap geworden en geble
ven."
Slechts tien jaar van zijn leven heeft hij in
De duistere prins heeft hij in
zijn leven vaak genoeg weten te
ontlopen. Dus als de tijd daar
is, zal Erik Hazelhoff
Roelfzema, dé Soldaat van
Oranje, netjes met hem
meegaan. 'Op jacht tiaar het
leven', zijn net verschenen
autobiografie, is ook echt zijn
laatste. De voormalig adjudant
van koningin Wilhelmina
praat over ouwe rakkers, de
eerste hippie, een eilandjongen
en nieuwe Soldaten van
Oranje. „Pas als het moment
daar is, kom je erachter hoeveel
moed je hebt.
Nederland gewoond. Dat was tijdens zijn
HBS-tijd in Wassenaar en gedurende de pe
riode dat hij als rechtgeaard Minerva-stu-
dent Leiden in last bracht. Daarna brak de
met succes verfilmde periode in zijn leven
aan. De spannende jaren waarin hij vanuit
Engeland Contact Holland opzette, een fre
quente dienst met snelle Britse torpedobo-
ten waarmee hij geheim agenten afzette op
de stranden van Scheveningen, Katwijk en
Noordwijk. De jaren ook waarin hij als piloot
van de Royal Air Force in zijn Mosquitó 'ver
lichte kerstbomen' boven Duits grondgebied
hing, waarna bommenwerpers steden als
Kiel, Hamburg en Berlijn konden bestoken.
Doodsangsten heeft hij nooit uitgestaan.
„Je moet alles bekijken vanuit die tijd en de
omstandigheden waarin het gebeurde. Ons
land was al een jaar bezet toen ik met dit
werk begon. Dus ik was al gehard. Ik had een
week in het Oranjehotel 'gelogeerd', de
Scheveningse gevangenis, dat heeft ook ge
holpen. Je werd een figuur die je daarvoor
nooit was geweest en daarna nooit meer zou
worden. Als ik het vandaag weer moest doen,
zou ik voor de eer bedanken.
Ik voelde me soms onaangenaam en
dacht: Jezus, dit gaat mis. Maar echt bang?
Nee. Ik werd dan ook geplaagd door een fan
tastische hoeveelheid optimisme. Het zal me
wel lukken, was mijn overtuiging. Ik bezocht
echter nooit begrafenissen van squadronge
noten of vrienden die eraan gingen. Daar
wilde ik niets mee te maken hebben. De
dood moest ver uit mijn buurt blijven."
Hij is ervan overtuigd dat ook nu nieuwe
Soldaten van Oranje zouden opstaan, als de
nood aan de man zou komen. „Pfoe.... die
generatie van mij is geen cent beter dan de
volgende en de daaropvolgende. Als het
moet, komt het allemaal naar voren. Dan
spreken mensen totaal onverwachte reserves
aan. Dan pas komen ze erachter hoeveel
moed ze hebben. En dat is altijd meer dan ze
denken."
Wereldburger
Na de oorlog keert Hazelhoff Roelfzema naar
Nederland terug, maar niet om er perma
nent te blijven. Een verzoek van koningin
Wilhelmina om haar adjudant te blijven, legt
hij terzijde. „Ik had geen zin om eeuwig
tweede viool te blijven spelen. Ik wilde mijn
eigen baas worden." De Vernieuwing - men
sen uit alle sociale klassen vormden een
front tegen de nazi's - waarover hij in de oor
log aan Wilhelmina rapporteerde, verwordt
na de bevrijding tot een starre Verzuiling.
Tot grote teleurstelling van Hazelhoff Roelf
zema.
Hij kan niet tegen de hokjesgeest. „Bij de
RAF was ik terechtgekomen tussen allerlei
nationaliteiten. We hadden maar één doel:
de Duitsers op hun bek slaan. Het was wij te
gen de nazi's in plaats van ieder voor zijn ei
gen land. Ik ben die oorlog uitgekomen als
wereldburger."
Hij vertrekt al gauw naar Amerika en start
daar als 'ongeschoold handarbeider' in een
herenmodezaak in Hollywood. Later klimt
hij op tot directeur v5n de televisiemaat
schappij NBC en leidt hij in de hitte van de
Koude Oorlog het met CIA-miljoenen gesub
sidieerde Radio Free Europe in München.
Tussendoor zet Hazelhoff Roelfzema zich
in voor de zaak van de Repoeblik Maluku Se
latan, de onafhankelijke Molukse staat. Na
een hachelijke vliegreis in 'een waterkistje'
vanaf de Filippijnen, weet hij het eiland Ce-
ram te bereiken om er voor de Verenigde Na
ties bewijzen te verzamelen van de Indonesi
sche agressie tegen de Ambonezen. „Ik ge
loof nog steeds in een zelfstandige status
voor de Molukken. Ze hadden een absoluut
rechtvaardige en legale zaak, die desondanks
hopeloos was. Een land zo groot als Indone
sië, met zo veel verschillende volkeren bin
nen de grenzen, heeft geen toekomst als on
afhankelijke vrije staat. Dat zaakje blijft bij
elkaar als je er een dictator boven zet, zoals
Soekarno en Soeharto, of zoals Tito Joegosla
vië bij elkaar hield. Ik heb het grootste res
pect voor president Wahid en de zijnen,
maar ik geef ze weinig kans. De enige oplos
sing is dat je de eilanden een zelfstandig sta
tus geeft binnen een federatie."
Nu woont hij al ruim dertig jaar met zijn
tweede vrouw Karin op Hawaii, waar prins
Bernhard hem wel eens kwam opzoeken.
„We zijn echt goede vrienden geworden. Hij
mag zijn zwakke punten hebben, maar hij is
een reuze kerel. Als Bernhard eenmaal je
vriend is, dan is niets te veel. Hij belt ons re-,
gelmatig op. Het liefst rond de Nederlandse
borreltijd, dan weet hij dat wij nog in bed lig
gen. Laatst ook nog, na zijn operatie. Toen
klonk hij uitstekend."
Geloof
In zijn herinneringen aan zijn Indische jeugd
is een oude man onuitwisbaar verankerd.
Zijn lippen zijn bloedrood van het sap van
de sirih waarop hij kauwt. Een wijsgerige
verhalenverteller die eeuwig en altijd onder
een waringiboom zit. Een van zijn spreuken
luidt: 'In ons leven is Vrees de vijand die
door Geloof wordt verslagen'.
Erik Hazelhoff Roelfzema gelooft heilig dat
hogere machten de touwtjes in handen heb
ben. „Iets regelt de zaak. Het leven werkt. Ik
weet niet wie of wat erachter zit. Misschien is
het wel onze drang tot voortbestaan die ons
drijft. Misschien zit hierboven wel een schit
terende God met een baard of dwarrelen er
een hoop kleine godjes rond, het kan alle
maal. Ik ben bewust dankbaar voor dit leven,
maar ik heb geen flauw idee aan wie. Waar
om moet je weten wie je weldoener is? Dat is
toch alleen maar tijdverlies?
Er zijn veel mensen die niet het leven laten
bepalen wat hun geloof is. Dat geloof is ze
aangeboren, of ze katholiek zijn of gerefor
meerd, dat ligt daar klaar. Maar niet iedereen
zegt: ik-geloof, het zit wel goed verder. Men
sen zoals ik, die niet godsdienstig zijn opge
voed, komen door het leven tot zekere con
clusies. De wetenschap dat een hogere
macht de zaak in handen heeft, had ik al heel
snel. Op mijn zesde, toen met die kiezel
steen."
Zijn boek heet 'Op jacht naar het leven',
maar op de laatste pagina's laat de 83-jarige
schrijver alvast een afscheidsgroet aan het
leven achter. „Ik aanvaard de dood zoals ik
het leven aanvaard, omdat er geen keuze is."
De duistere prins, zoals hij de dood noemt,
heeft hij vaak genoeg in zijn gezichtsveld
waargenomen. „Hij heeft veel van me geslikt.
Het leven heeft me enorm goed behandeld.
Daar ben ik me volledig van bewust. Ik heb
geen reden om niet netjes weg te gaan als de
tijd daar is. Het idee dat ik dood zal gaan is
niet leuk. Het leven is namelijk nog vrij ge
zellig, eigenlijk. Ik heb een vrouw op wie ik
dol ben en ik weet dat die het heel vervelend
zal vinden als ik er tussenuit zou knijpen. Ik
ben nu tussen de tachtig en de negentig. Dus
zo gek lang zal het niet meer duren."
Hij pakt zijn boek van de tafel en bladert
door naar de laatste pagina. „Zie je die vette,
inktzwarte streep onder de laatste regels? Ik
heb moeten vechten met de uitgeverij om
die erin te krijgen. Ik vond dat psychologisch
gezien wel een mooie afsluiting."
Vervelend
Hij heeft zijn voorzorgsmaatregelen geno
men voor het moment dat de duistere prins
het wel welletjes vindt. De Soldaat van Oran
je keert ooit terug naar Holland. „Een paar
jaar geleden ben ik naar de burgemeester
van Wassenaar gegaan en heb hem om toe
stemming gevraagd om mijn as op het
grondgebied van zijn gemeente te verstrooi
en. Dat zal gebeuren op een landgoed waar
een gedenktekentje staat voor Wassenaar-
ders die in de oorlog er aan gegaan zijn. Een
stukje land ligt te wachten op de as van mij
en Karin. Het is al keurig voor elkaar."
Hém herdenken hoeft niet zo nodig. In
zijn algemeenheid heeft dat fenomeen hem
nooit aangetrokken. „Vlak voor de oorlog af
liep was ik eens met mijn vriendjes aan het
borrelen in Oranjehaven in Londen en aan
het filosoferen over later. Iedereen wilde na
de oorlog zijn eigen gang gaan en verder
geen gelul. Maar toen ik een jaar of vijftig
was kwam ik eens in Nederland en trof er
niks anders aan dan reünies. Iedereen had
speldjes op, droeg dassen van de plaatsen
waar ze gevochten hadden. Mensen uit Da
chau herdachten in Dachau, die uit Buchen-
wald gingen naar Buchenwald. En de gehei-
me-dienstjongens troffen elkaar in Engeland.
Ik heb daar nooit iets voor gevoeld. Ik vind
het zo godvergeten vervelend." Hij tuurt
naar het weelderige lommer dat De Hoefslag
omringt. „Ik wandel liever door de bossen."
Dat hij de eerste week van mei 'toch zwaar
in het herdenken zit', komt omdat hij nie
mand voor het hoofd wil stoten. Namens de
'ouwe rakkers', de dragers van de Militaire
Willemsorde, legt hij een krans op de Dam.
„Dan wordt er nog een standbeeld van Kees
Verkade op het strand van Noordwijk gezet.
Daar moet ik bij zijn. Tja, als je mij vraagt om
Wilhelmina te onthullen, dan zeg ik daar
geen nee tegen".
Erik Hazelhoff Roelfzema: „Het idee dat ik dood zal gaan is niet leuk. Het leven is namelijk nog vrij gezellig, eigenlijk." PETER KUIJT
FOTO GPD'ROLAND DE BRUIN