Nieuwe start na grote tegenslagen Franc en Anja Knipscheer voor hun nieuwe pand in Haarlem: „We zijn er nu aan toe om weer terug te komen. FOTO UNITED PHOTOS DE BOER CYNTHIA VAN DUKE ZATERDAG 15 A Uitgeverij In de Knipscheer terug naar af en terug in Haarlem Zakelijke tegenslagen, ziekte en het overlijden van mede-oprichter Jos Knipscheer hebben de afgelopen jaren een zware wissel getrokken op 'In de Knipscheer', een kleine, zelfstandige uitgeverij met een bijzondere positie in boekenland. Momenteel wordt in de nieuwe bedrijfsruimte aan de Lange Herenvest in Haarlem - op een steenworp afstand van de plek waar de uitgeverij bijna een kwart eeuw geleden begon - hard gewerkt om weer op volle kracht te komen. Uitgever-directeur Franc Knipscheer: „Ik was na 21 jaar helemaal terug naar af en zat weer in mijn woonkamer uitgevertje te spelen. Ik heb me de laatste tijd een beetje voor de buitenwereld verstopt. Ja, ook om mijn wonden te likken. Maar we zijn er nu aan toe om weer terug te komen. De geschiedenis van 'In de Knipscheer' is het verhaal van een marginaal uitgeverijtje dat in vijftien jaar uitgroeit tot een kleine, suc cesvolle uitgeverij. Op het hoogtepunt is er de ambitie groter te worden, maar die wordt gedwarsboomd door een bijkans duizeling wekkende opeenvolging van zowel zakelijk als emotioneel ingrijpende tegenslagen. Met een gezonde dosis idealisme begin nen de broers Franc en Jos Knipscheer in 1976 een uitgeverij aan het Korte Spaarne in Haarlem. In de Knipscheer presenteert zich uitdrukkelijk als multiculturele uitgeverij. Dat is in die tijd nieuw - en niet altijd gemak kelijk. Maar met schrijvers als Leon de Win ter, die debuteert bij 'de Knip', Craig Strete en later Astrid Roemer, Alice Walker en Ed gar Cairo kunnen de broers hun bedrijfje goed in de markt zetten. De werkruimte aan het Korte Spaarne wordt al snel te klein. In 1980 verkast het be drijf naar een groter pand aan de Haarlemse Schouwtjeslaan. Het blijft allemaal goed gaan en eind jaren '80 komt, met het rumoer dat de Maximalen - een aantal jonge auteurs die bij 'In de Knipscheer' publiceren - ver oorzaakt, ook de ambitie nog verder door te groeien. Franc: „Die ambitie hebben we heel even gehad. Om die reden zijn we in 1989 met de uitgeverij verhuisd naar Amsterdam, naar een pand aan de Singel. Dat had ook te ma ken met de nierziekte van Jos, die het toen al niet meer redde om dagelijks van Amster dam naar Haarlem te reizen. We wilden hem er zo lang mogelijk bij houden. Maar al vrij snel kwamen we erachter dat het niet lukte door te groeien. Wij hadden de Maximalen, maar die gingen tenonder aan hun eigen succes. Die groep schrijvers, onder wie René Huigen, Pieter Boskma en Koos Dalstra kreeg het niet voor elkaar uit te groeien tot een serieuze schrijversgeneratie. Het werd duidelijk dat we een kleine uitgeverij zouden blijven. Daar had ik op zich geen moeite mee, het gaat mij erom dat we goede boeken uitgeven." Klap op klap Vanaf dat moment komt het familiebedrijfje in zeer onrustig vaarwater. Met zes, zeven mensen in dienst in een te ruim en duur jas je is één ding. Maar dan ook nog achter el kaar de nodige klappen moeten incasseren is iets anders. De eerste klap komt al snel. De uitgeverij gaat voor vele tienduizenden gul dens het schip in, doordat ze wordt meege sleurd in het faillissement van een vrouwen uitgeverij, die een imprint van 'In de Knip scheer' in bruikleen heeft. Vervolgens gaat de gezondheid van Jos Knipscheer achteruit. Met zijn overlijden begin 1997 verliest de uit geverij een belangrijke steunpilaar. Dan wil het niet lukken de gekoesterde Afrikaanse Bibliotheek - die de uitgeverij weliswaar veel goodwill heeft opgeleverd, Franc en Jos (rechts) Knipscheer in 1976 bij het begin van uitgeverij In de Knipscheer. ARCHIEFFOTO maar tegelijkertijd altijd een verliespost is.- te verkopen aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Franc: „Zo'n reeks - er zijn vijftig titels in verschenen - kun je je als kleine uit geverij niet permitteren. Dat moet gesubsidi eerd worden. We waren heel ver met het K.I.T. maar door een wijziging in het subsi diebeleid van het ministerie van ontwikke lingssamenwerking, ging dat niet door. Dat werd medio 1998 duidelijk. Daardoor heb ben wij de redacteur van die reeks per 1 ja nuari 1999 als laatste - de anderen waren al weg - van de loonlijst moeten schrappen. Hij is echt slachtoffer geworden van alle ont wikkelingen. En de reeks is ter ziele. Al geven we natuurlijk wel nog titels uit die eigenlijk in de serie terecht hadden moeten komen. We willen de contractuele verplichtingen ge woon nakomen en bovendien passen de ti tels prima in ons fonds." Deze zakelijke teleurstelling is nog niet verwerkt als Franc's echtgenote Anja, die de volledige administratie van het bedrijf doet en de zetterij, ziek wordt. Er volgt een lij densweg van zes operaties. Franc: „Pas toen in juni 1999 bleek dat Anja niet voor de ze vende keer onder het mes hoefde, konden we gaan kijken hoe we weer groei in de uit geverij konden krijgen." Geen jankverhaal Knipscheer vertelt het allemaal zakelijk en nuchter, hij wil vooral geen jankverhaal ver tellen. „Maar het leek af en toe inderdaad op zelfkastijding. We hebben drie jaar op halve kracht gedraaid. Ik merkte dat zowel bij de boekhandel als bij de media het beeld ont stond dat het slecht met ons ging. Maar we hebben alleen maar minder titels uitgege ven. Tja, dan wordt vanzelf de aandacht in de media en de omzet in de boekhandel minder. Maar ik heb nog steeds het gevoel dat we serieus genomen worden. Ik heb wel eens geprobeerd aansluiting te vinden bij een grotere uitgeverij, maar ben nu blij dat dat niet gebeurd is. De kans dat je wordt op geslokt is dan levensgroot aanwezig. Ik wilde mijn auteurs niet op het spel zetten, met het risico dat ze buitenspel zouden komen te staan. Kijk, schrijvers als Alice Walker en Ma- ryse Condé blijven wel overeind in een gro tere uitgeverij, maar wij koesteren ook de minder goed verkopende Boeli van Leeuwen en Hugo Pos." De uitgeverij heeft dus niet gekozen voor schaalvergroting, maar voor consolideren, zegt Knipscheer. Toch is een aantal auteurs overgestapt naar andere uitgeverijen. „Het klinkt misschien onbegrijpelijk, maar dat heeft deels ook met Jos te maken. Nadat hij zich eind '93 had terug getrokken als uitgeef directeur, bleef hij als adviseur contacten onderhouden met zijn auteurs. En hij stelde zich daarin heel onafhankelijk op. Hij keek vooral naar wat het beste was voor de au teur, binnen of buiten de uitgeverij. Dus te gen sommigen zei hij ronduit dat ze beter naar een ander konden overstappen; heel kenmerkend voor Jos. Astrid Roemer is zo naar De Arbeiderpers gegaan en Alfred Bir- ney naar Contact, maar de laatste is inmid dels weer terug, net als Ephimenco. Ik heb indertijd natuurlijk wel op mijn manier ge probeerd om ze binnen te houden, maar ja auteurs die gericht zijn op groei, moet je niet aan je willen binden als jij die groei niet aan kan. Je moet gelijke tred houden. We hebben drie jaar geleden na het over lijden van Jos wel even overwogen te stop pen. Maar we dachten al meteen dat we daarvoor niet waren begonnen. Hij de pijp uit en wij het bijltje erbij neergooien? Nee, dat nooit. We hebben toen besloten om op afgeslankt niveau en met zoveel mogelijk plezier verder te gaan. Plezier is belangrijk, dat slaat terug op je auteurs. We wisten toen natuurlijk nog niet dat - door de klappen die nog moesten komen - we nóg een stapje te rug moesten doen. Ook daardoor hebben we ons niet gek laten maken. We wilden onszelf de tijd gunnen onze sores op een rijtje te zet- ten. Tot de helft terug gaan, één aanbieding per jaar om te laten zien dat je er nog bent en zoeken naar een nieuw evenwicht en een nieuwe start. We hebben onszelf veel ontzegd. We zijn heel diep gegaan om de uitgeverij overeind te houden. Ophouden is definitief en onafge maakt... we wilden het afmaken. En ja, dan kregen we een nieuw boek in de brievenbus en dat vonden we dan weer erg de moeite waard. Het is een wisselwerking. Onze au teurs lieten ons niet in de steek en wij wilden onze auteurs niet laten vallen. En vergeet niet, we zijn van meet af aan eigenwijs ge weest en anti-modieus - koppig bijna. Maar, het.had niet veel langer moeten duren... Of onze geschiedenis een typisch verhaal is van de wet van de remmende voorsprong? Tja, dat zou kunnen, maar daar heb ik nooit mee gezeten. Natuurlijk waren wij de eerste uitgeverij die echt de nadruk legde op het multiculturele. Maar we hebben nooit een monopoliepositie op dat punt willen heb ben. Wilden buitenlandse schrijvers op wie wij een oogje hadden naar een andere uitge verij, prima, dan hoefden wij het niet te doen. Ik denk wel dat we zeker door toedoen van Jos vele wegen hebben geopend voor veel schrijvers, anderen zijn daar goed op in gestapt, dat is prachtig. En wij worden nog steeds serieus genomen. Dat komt ongetwij feld ook doordat wij nog steeds keuzes ma ken op basis van wat wij zelf interessant vin den. We kijken pas in tweede instantie naar de haalbaarheid. Ja, ook onze titels worden - net als bij collega uitgevers - door de trend van hypen in de media deels genegeerd. Maar welke titels het wel of niet redden, het blijft onvoorspelbaar. Je komt elke keer weer voor verrassingen te staan." Cirkel De druk is van de ketel. Franc Knipscheer heeft een groot bedrijfspand aan de Lange Herenvest in Haarlem, waar hij niet alleen de hele uitgeverij kan runnen, inclusief opslag, maar ook met zijn gezin woont. „We zitten hier nu nog wat anoniem, met alleen een bordje op de deur dat onze aanwezigheid verraadt. Er zit overigens een leuk verhaal achter dit pand. Er zat hier een vernis- en gominrichting, een bedrijfje dat onder meer boekomslagen maakte. De eigenaar herin nerde ach dat hij het eerste boek van Leon de Winter had gedaan, hij wist de oplage nog! Het gaf me een soort gevoel dat de cir kel rond is. We gaan nu eerst onze positie terugwin nen, het aantal boeken per jaar verdubbelen. De eerste stap die we hebben gezet is dat we weer een externe vertegenwoordiger hebben. Dat heb ik de afgelopen jaren ook zelf moe ten doen. We werken nu met zelfstandige re dacteur en free lancers, maar hopen op ter mijn ook in de uitgeverij weer iemand extra in dienst te kunnen nemen. En we willen ons straks net als vroeger uit drukkelijk als Haarlemse uitgeverij presente ren. Niet alleen door mee te doen aan boe kenmarkten en andere culturele evenemen ten, maar ook door hier in huis presentaties te organiseren en lezingen. We hebben dat vroeger ook veel gedaan, menigeen zal zich One World Poetry nog kunnen herinneren. De afgelopen jaren heb ik me verstopt, Uc had ook geen zin in dat soort dingen. Maar nu verheug ik me erop weer een beetje die rol te gaan spelen." RENEE DE BORST Alfred Birney publiceerde zijn eerste drie boeken, in 1987, 1989 en 1991, bij In de Knipscheer. Hij vertrok in de moeilijke tijd naar een grote uitgeverij, maar keerde vorig jaar op zijn schreden terug. Zijn nieuwste boek 'Het verloren lied' verscheen vorige maand bij 'de Knip'. 'In de Knipscheer is nog maar een van de weinige uitge vers met een fonds waar een idee achter zit. Dat merk je als je met Franc praat. Hij is op de hoogte van de sociale en politieke toestanden van alle landen die zijn schrijvers representeren. Hij loopt nooit achter trends aan en weet eenvoudig wat hij uitgeeft. Dat kun je moeilijk zeggen van zijn collega's die zich als hongerige wolven storten op het weri van immigranten zonder enige andere hoop dan op een lekkere best seller. Vrijwel alles wat In de Knipscheer uitgeeft is bijzonder en de uitge verij heeft altijd voorop gelopen bij de multiculturele ontwikkelingen in de literatuur. Grote uitgevers prijzen hun Afrikaans en Caribiscli Fonds, maar zijn vaak zelf te veel op winstbejag uit om zich met de aan zoiets te wijden. In de Knipscheer is ook een ontdekker var talent en ze hebben diverse schrijvers zien vertrekken naar rijkere uitgevershuizen. Ik heb ook ooit gedacht dat ik beter zou gedijen in een groter hui: toen de zaken eens wat minder voorspoedig gingen. Maar na mijn overstap naar uitgeverij Contact leerde ik pas de verschillen zien Grote uitgevers verramsjen hun boeken binnen twee jaar als de ver koop niet snel genoeg gaat. Dat doet In de Knipscheer niet. Die houdt alles op de plank en neemt meer tijd om hun boeken te verko pen. -Je zou van een grotere uitgever verwachten dat ze vanzelfspre kend meer boeken van je verkopen. Dat is niet zo. Daar is liefde vooi nodig, voor de boeken en voor de auteurs. Het kan erg koud zijn ir die grote Amsterdamse uitgevershuizen. Ze lezen er niet hun boeker maar de beursberichten. Ik heb iets van een kat en ben naar het veili ge nest van In de Knipscheer terug gegaan. Toen zag ik pas goed wal voor een bijzondere rijkdom er heerst.' Hans Plomp publiceerde gedichten, essays, verhalen en romans bij In de Knipscheer. Vorig jaar vertaalde hij, met Peter Abspoel, 'Mijn leven in het land der geesten' van de Nigeriaanse auteur Amos Tutuola. 'Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw ken ik de broers Knipscheer als moedige en integere geestverwanten. Zij waren betrok ken bij de organisatie van culturele hoogte punten als One World Poetry met mensen als Patti Smith, William Burroughs en Allen Ginsberg. Bovendien gaven zij het avantgardf tijdschrift Mandala uit, met veel ruimte voor niet-westerse culturen wat in die tijd niet gebruikelijk was. uitgeverij In de Knipscheer is al tijd de eerste om auteurs van onderdrukte culturen en groeperingen te publiceren. Bovendien is het een kosmopolitische uitgever, mei een laag grachtengordel gehalte. Tenslotte: Jos en Franc Knipscheer hebben mij altijd aangemoe digd en gesteund. En ik hen! Kortom bij deze uitgeverij voel ik me thuis. Echte kameraden.' Hugo Pos debuteerde in 1985 bij In de Knipscheer met 'Het doosje van Toeti' en publiceerde er onder veel meer in 1995 zijn autobiografie 'In Triplo'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 54