i Jan Hoet zet Gent weer op z'n kop OVER THEE DG ES GENT ZATERDAG 18 MAART 2( Museumdirecteur zoekt opnieuw de straat op met 'Over the Edges' Jan Hoet is de Gentse museumdirecteur die het een kwart eeuw moest doen zonder eigen museum. In die periode maakte hij in heel Europa naam met grote kunstmanifestaties. Nu heeft hij met 'Over the Edges' eindelijk een vervolg kunnen maken op zijn eerste succesproject in het oude centrum van Gent, 'Chambres d'Amis' uit 1986, waar 125 duizend mensen op afkwamen. Behalve in de stad zal 'Over the Edges' zich (vanaf 1 april) ook afspelen in zijn zwaarbevochten, kersverse Gentse Stedelijke Museum voor Actuele Kunst (SMAK). Het warhoofdige genie gaat liever de straat op dan zich als museumdirecteur te verschansen in een ivoren toren. Als Jan Hoet binnenkomt is de eer ste vraag die hij stelt: „Mag ik hier ook roken?" Het Vlaams Cul tureel Centrum in Amsterdam is rookvrij ver klaard, maar voor de charmante kettingroker wordt een uitzondering gemaakt. Hoet (64) haalt opgelucht adem. De museumdirecteur heeft slechts bij één heel speciale gelegenheid het roken gemin derd. Dat was toen hij vorig jaar trainde voor de bokswedstrijd tegen de veel jongere Ame rikaanse kunstenaar Dennis Bellone (35). Hoet, in zijn jonge jaren profbokser, stapte weer in de ring als openingsstunt voor zijn eigen museum het SMAK (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst) in Gent. Het museum waarvoor hij 25 jaar lang als behendige 'zwaargewicht' tegen de logge, inerte politie ke 'vlieggewichten' van de lokale en landelij ke overheid heeft moeten opboksen. De wedstrijd kan dan ook als metafoor worden gezien voor die wanhopig ongelijke strijd, waarin hij 'zes burgemeesters heeft versleten'. De boksmatch, die plaatshad op 8 mei 1999, werd na drie ronden door de scheidsrechter gestopt. De jury oordeelde 'onbeslist'. Maar als een keizer die zich ten overstaan van de paus zelf kroont, riep Hoet dat de kunst winnaar was - het SMAK dus. Zijn museum leidde, als Museum voor he dendaagse kunst, 25 jaar lang een schimmig bestaan in de buik van het Gentse Paleis voor Schone Kunsten. Hier kon Hoet maar mondjesmaat en in een shabby interieur zijn eigen collectie laten zien. Maar nu heeft het SMAK dan in het Gentse Citadelpark in het tegenover het Paleis gelegen voormalige Ca sino - met de aanpalende Florahal - eindelijk zijn bestemming gevonden. In de elf maanden na de spectaculaire boksmatch - en diverse andere openingsacti viteiten - trok het museum meer dan 200.000 bezoekers, onder wie de Engelse premier, Tony Blair. Deze voorname buitenlandse be zoeker onderstreept dat het SMAK hét visite kaartje is geworden van Gent en van België. Hoet heeft zijn Grote Gelijk gehaald. Niet dat hij er veel woorden aan vuil maakt, maar je proeft dat Hoet de Gentse en andere politici die zijn museum een kwart eeuw hebben ge traineerd, dolgraag eens een klinkende up percut had verkocht. Populair Toch hebben diezelfde politici er - onbe doeld - toe bijgedragen dat Hoet zo mateloos populair is geworden in binnen- en buiten land. De museumman zonder museum, die geen poot aan de grond kreeg in Gent, moest zich wel over de grenzen profileren. En dat is hem meer dan gelukt, ook al is hij door zijn uitspraken en keuzes vaak controversieel. De ongekroonde keizer van de Belgische kunst heeft een lange rij van bijzondere ex posities neergezet, waaronder Open Mind, Closed Circuits in 1989, de negende Docu- menta te Kassei in 1992, zijn bijdrage het jaarlijkse poëzie/kunstproject in het West- vlaamse Watou en de tentoonstelling die hij vorig jaar samen met vriend Rudi Fuchs van het Stedelijk Museum Amsterdam maakte in Venetië. En na Over the Edges en Locus Focus dat in 2001 in en om Sonsbeek (Arnhem) ge stalte moet krijgen, staan er verschillende nieuwe projecten op stapel, onder meer in Bonn, Lyon en Mexico. Volgend jaar moet Hoet wegens het berei ken van de pensioengerechtigde leeftijd al afscheid nemen van zijn net veroverde SMAK. Maar hij kan daar gek genoeg niet mee zitten. Had hij na zo lang moeizaam zaaien dan niet verder willen oogsten? „Nee, de jongere garde staat al te trappelen om het De altijd strijdbare museumdirecteur Jan Hoet. van mij over te nemen. En dat is goed ook, hè. Anders krijg ge stilstand. De dood maakt de weg vrij voor nieuw leven. Dat moet, hè." Gewone man Hoet wol ook met zijn project Over the Edges met opzet 'aanwezig zijn' in het leven van de gewone man. Zowel in de stad Gent als daar buiten. „Ik wil deel uit maken van hun we reld en ze prikkelen om naar mijn wereld toe te komen." Hij vertelt hoe een journalist met een anekdote kwam over twee mensen die in sappig West-Vlaams tegen elkaar zeggen (spreekt onimiteerbaar plat-Vlaams): „Móh, madde kda zien da boek? 'k Zie daar 'n schil- derie in da boek, dat geliekt helemoal op de schilderieën van 't SMAK. Verlieden zondag zijn we doar geweest. Allez hè, da's juust 't schilderie da we in 't SMAK ebben 'ezien. Die een toiletten van die 'n Kabakov stoan d'r ook in!" (Het Russische landarbeiders huisje van Ilya Kabakov. één van de topstuk ken van het museum, AvdK). Zo'n anekdote is koren op de molen van deze museumdirecteur. Jan Hoet: „Dat zien ze direct, hè. Ongelooflijk, hoe snel ze dat oppakken." Met een vader die ringarts bij de bokssport was en psychiater en kunstkenner, heeft Hoet dat oog voor de gewone man van jongsaf aan meegekregen, zegt hij zelf. „Maar ook voor de afwijkende mens en hun pathologisch extreme, ziekelijke emoties. Er woonden doorgaans vijf patiënten bij ons in huis. De bokssport, dat was een confrontatie met de laagste sociale klasse, terwijl ik zelf afkomstig was uit de hoogste klasse. Maar kijk, als ge niet naar ze luistert, dan kunt ge ook niet me ze leven!" Hoet is al met al geen museumdirecteur in een ivoren toren, hij zoekt de straat en de mensen op. De ziel van een arbeider zit vol gens hem nét zo in elkaar als die 'van een bourgeois': „De instincten zijn hetzelfde, de verlangens zijn hetzelfde. Alleen de buiten kant ziet er anders uit. Ja, natuurlijk, is het ook de sensatie die ze naar het museum toe beweegt. Dat heeft te maken met mijn gedre ven aanwezigheid, overal in het land, maar ook in de stad, hè. Dat doet de bourgeois- mens niet, die komt hier niet. Die leven in ghetto's, in hun eigen kleine wereldje. Ik ben gewend te werken met de meest marginale mensen van de wereld, maar ook de arbei ders. Met wat ik noem: de gezonde ande ren." Hol van de leeuw De keuze voor de centrale locatie van Over the Edges is gezien de moeizame Gentse ja ren niet gespeend van enige ironie. Het stad huis van de in de Middeleeuwen zo welva rende lakenstad is het middelpunt in de straal van 650 meter waarin de manifestatie plaats heeft. Hoet is er de man niet naar te rug te deinzen voor het hol van de leeuw. Over the Edges is de opvolger, beter gezegd het verlengstuk van Hoet's grote succes uit 1986. Toen liet hij tijdens de stadsmanifesta- tie Chambres d'Amis vijftig Gentse huiska mers door kunstenaars uit alle windstreken van een kunstwerk voorzien. De wereld in een Gentse notenop. De tentoonstelling trok 125 duizend bezoekers. Hoet laat niet na dat succes te benadrukken, zoals van de week toen bij de persconferentie iemand aangaf dat er negentigduizend mensen waren ge weest. Een felle terechtwijzing volgde. - Waarom kwam er niet meteen een vervolg op het succes van de Chambres d'AmisHet ijzer moet toch worden gesmeed als het heet is? „Omdat wij in België nooit de mogelijkheid hebben geld bijeen te verzamelen voor pro jecten, tenzij ze in het straatje van de politici passen. Dat is het probleem. Neem mijn aankoopbudget, dat is omgerekend bij voor beeld slechts 120 duizend gulden. Dus zoals wij in het verleden tentoonstellingen hebben gemaakt onder de noemer van Europalia doen we dat nu met dit project dus onder de noemer van de Keizer Karei-herdenking. Wij springen daar dan op. Dat is de enige manier om geld te krijgen in België." - Hoe is het toch mogelijk dat iemand het ene op het andere succes stapelt en toch zo wordt tegengewerkt in eigen stad. Wordt uw succes u niet gegund? „De politici zijn jaloers; je krijgt nooit geld omdat je slechts als politiek detail wordt ge- AART VAN DER KUYL zien, het oude bourgeois-idee. De employé in België wordt geacht uit te voeren, verder niets. Maar, (een duivels lachje speelt om zijn lippen) ik hou er van om me een beetje anarchistisch op te stellen. België is het laat ste bourgeois-bastion. Daarom kom ik zo graag in Nederland, daar heerst een hele an dere cultuur." - Dus het idee voor 'Over the Edges' was er al veertien jaar geleden tijdens 'Chambres d'A mis'? „Ja, ik zei voilé, we moeten elke twee, drie jaar iets soortgelijks doen in de openbare ruimte van Gent. Waarom? Om de stad te betrekken in de vragen die we ons moeten stellen in het museum als "Wat is de functie van kunst?' en 'Functioneert de kunst wel in het museum?' Want het museum is een ge sloten bastion, hè. En ik vind het belangrijk, dat heen en weer te gaan tussen publiek en museum, er moet een interactie zijn tussen die twee. Het mag geen gesloten negentien de eeuwse cultuurtempel zijn. Het moet een target, een doel zijn. Het museum is een in strument waarin onderzocht, afgetast kan worden hoe de kunst functioneert binnen de realiteit van het dagelijkse leven. Ik zie Chambres d'Amis en Over the Edges dus als leerprojecten." In het oog Over the Edges belooft weer even spraakma kend te worden als de Chambres d'Amis. Maar zo introvert als de manifestatie in 1986 was, zo in het oog springend extravert zal dit stadsproject zijn. Niet de privévertrekken van de Gentenaren zijn het decor, maar de hoeken van de straten. „In Parijs zijn de ori ëntatiepunten de gebouwen als het Louvre, de Are de Triomphe, Place de la Concorde of de beelden op pleinen. Het centrum van Gent met zijn middeleeuwse structuur is ge leidelijk aan ontstaan, uitgebreid, groten deels nog intact. Wij oriënteren ons dus op de hoeken. De hoek als grens tussen privé en openbaar. De deur bevindt zich ook altijd op de hoek van het huis. Moet je maar eens op- letten. In Italië bijvoorbeeld is dat ondenk baar." De Italiaanse co-curator Giacinto di Pietran- tonio valt Hoet direct bij. Hij heeft grote er varing met het maken van vergelijkbare ex posities. „In Italië", zo geeft Di Pietrantonio aan, „heb je nauwelijks musea, maar wel veel van dit soort manifestaties." De Italiaan heeft gezorgd voor de inbreng van veel jonge kunstenaars uit Italië en andere Mediterrane streken. Dan is er ook nog Hoet's rechterhand Jo- janneke Gijzen, die verantwoordelijk is voor de - geringe - Nederlandse inbreng: Tom Claassen, John Körmeling (van het autoreu zenrad in Utrecht), Avery Preesman en Joep van Lieshout. Gijzen prijst Hoet's 'pyrami- diale' opzet. Hij durft het avontuur aan met jongere, onbekende kunstenaars, zegt zij be wonderend. „Hij luistert tenminste naar an dermans ideeën." Als Nederlandse verbaasde zij zich hele maal over de wijze waarop de 58 deelnemen de kunstenaars, telkens in groepjes van tien werden ontvangen bij de voorbesprekingen: als vorsten. „Ze werden gefêteerd tot en met. Daar hoef je in Nederland niet om te komen. Hoet nam de tijd en sprak zeer indringend met iedere kunstenaar. Sommigen haakten af, die konden niks aanvangen met de loca tie." Ze is enorm enthousiast over de bijdragen, bijvoorbeeld die van Patrick Lebret die zijn inzending half buiten, half binnen heeft ge plaatst. Ze vertelt: „Uit het raam van een klein Gents huis komen luide stemmen. De toevallige voorbijganger zal denken 'Oei, daar is stront aan de knikker'. En ja hoor, daar vliegen de borden al door het open staande raam. Uiteindelijk zullen al die scherven een flinke berg gebroken servies goed gaan vormen. Prachtig, dat wordt een mooi baantje voor een werkstudent. Die hoeft alleen om de zoveel tijd een paar bor den naar buiten te gooien, waarna hij weer rustig verder kan studeren Jan Hoet heeft ook zo zijn favorieten onder de deelnemers: „Een ander opmerkelijk pro ject is dat van de Belgische kunstenaar/thea termaker Jan Fabre. Typisch voor Jan - hij maakte al eens een groot vieesobject voor de Vleeshal in Middelburg. Vlak voor de ope ning van Over the Edges gaat hij de zuilen van de aula van de Genste Rijksuniversiteit inpakken met gerookte ham." De museumdirecteur doet nog even zijn naam als warhoofdig genie eer aan als hij op de valreep vertelt hoe hij aanvankelijk tot een totaal van 56, maar uiteindelijk toch nog tot 58 kunstenaars kwam. „Ik kwam Gert Ro- bijns tegen in een café. Zegt ie tegen mij: Jan, waarom doe ik niet mee? Zeg ik, ach Gert, ik ben je helemaal vergeten! Maar je doet mee hoor, beslist. Zo was ik ook de Italiaanse top- kunstenaar Luciano Fabro vergeten. Stom, hè. Maar het was voor mij van meet af aan zo duidelijk dat hij in elk geval mee zou doen, dat ik hem gewoon over het hoofd heb ge zien!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 54