Hier is zoveel moois te doen Het water heeft mijn meisjes gestolen' Buitenland ZATERDAG 11 MAART 2000 Nederlandse militairen in Mozambique: Kom snel helpen, luidde de noodkreet van overstroomd Mozambique aan het buiten land. Honderdduizenden Mozambikanen waren op de vlucht voor het wassende wa ter. Slachtoffers verdronken. Vee van boeren ging in de golven ten onder. Oogsten, wt gen en bruggen spoelden weg. De regen en de overstromingen duurden al weken. Maar pas nadat televisiecamera's het Westen lieten zien hoe erg het was, kwam we reldwijd hulp op gang. Nederland kwam als waterland - op speciaal verzoek - met een unieke vorm van hulpverlening. Per vliegtuig arriveerden vijftig rubberboten. Deze week kwamen ook tien Nederlandse militairen naar Mozambique om uit te leggen hoe met die boten om te gaan. MARRACUENE JAN VRIEND Met een bootje door over stroomd Mozambique. Links een restje dak, rechts een boomkruin. Bij elk dorpje dat door de watermassa in een ei landje is veranderd, staan men sen te wachten. Op eten, op drinkwater, op medicijnen, op hun familie. Dus overal werk voor de tien Nederlandse mili tairen die de afgelopen week naar Afrika vlogen om daar va rend hulp te verlenen. Afgele gen kleine gehuchten waar de helikopters moeilijk kunnen ko men, zijn varend wèl te berei ken. Maar kijk uit. Anders hangt er weer een stuk bananenboom aan je schroef. Tot hier en niet verder. De weg waarover we rijden, houdt op. Het lijkt alsof het asfalt in het water glijdt. De rij palen die de elektriciteitskabels omhoog houden, loopt door in de gol ven. Net of ze steeds korter worden. In de verte, een kilo-, meter of vier te gaan, zie je het asfalt weer uit de nattigheid op hoog kruipen. De suikerplanta ges in het tussengebied zijn overstroomd. Door de vloedgolf kwamen de dorpjes aan de overkant op een eiland te lig gen. We zitten een paar uur rijden ten noorden van hoofdstad Ma puto. Een groen, schijnbaar verlaten plattelandsgebied. Met toch in elk verscholen dorpje honderden mensen. Hier is het werkterrein van luitenant Barry Visscher en zijn mannen. Ach ter hun terreinwagens hangen trailers met polyester scheepjes en rubberboten. Op het laatste puntje van de weggespoelde weg laten ze de vaartuigen te water. Een ploegje vertrekt om voed selvoorraden weg te brengen. Vooral uit Europa zijn de afge lopen week zakken vol levens middelen naar Mozambique gevlogen. Met vrachtwagens is de provisie vanaf de luchthaven naar een depot in het noodge- bied vervoerd. Helikopters en de Nederlandse bootjes bren gen het eten verder naar de ge- sïoleerde gehuchtjes. Ook me dicijnen gaan mee aan boord. Die zijn nodig, want overal ste ken ziektes de kop op. Omdat er nog kadavers van de ver dronken veestapel in het war me bruine water liggen, heeft cholera hier nu vrij spel. Bij elk plaatsje waar ze aanme ren, krijgen de militairen een warm onthaal. Geen mens die eikaars taal spreekt, maar ogen en handen zeggen genoeg. Langs de kant van de onderge lopen weg zitten een paar vrou wen. Een van hen drukt een ba by tegen de borst. De ander heeft een paar jochies bij zich. Om hen heen een wirwar van blikken, zakken en tassen. „Ze komen van de overkant, vertelt een man die wat Engels spreekt. ,,A1 dagen en nachten zitten ze hier. Ze kwamen deze kant op om boodschappen in te slaan." Nadat de inkopen waren ge daan, werden ze overvallen door de vloedstroom, zo blijkt uit zijn verhaal. Terug naar huis kon niet meer. Tenminste: niet lopend. En ook met een roei boot is er geen beginnen aan. De afstand is te groot en de stroming te sterk. De militairen willen wel even helpen. Ze sjouwen de levensmiddelen in een boot, moeders en kinderen gaan mee in een tweede vaar tuig. Een kleurige doek om moeders schouders beschermt ook de baby in haar armen te gen het opspattende water. Vol gas gaat het naar de overkant. Tenminste: dat is de bedoeling. Maar al gauw zit er troep aan de schroef van het bootje. „Stukken van de bananenbo men waar we net overheen zijn gevaren, weet korporaal René van der Sman. Met een mes haalt hij de verrotte bladeren- boel weg. We varen weer. Boven het klap perende geluid van helikopters, onder ons dat vieze water. Maar steeds opnieuw blijven er res ten van bomen en planten aan de schroefvast zitten. Na dik een uur varen, is het doel be reikt. Dorpsgenoten zijn dan al op het motorgeluid afgekomen en kijken vanaf de kant ver wachtingsvol naar de meege brachte pakjes. Taal is weer niet nodig om een dankjewel over te brengen. Met omhelzingen en knikjes kan het ook. Marracuene heet het dorpje verderop. Kinderen komen hier met zelfgemaakte kunstwerkjes op de Hollanders af. Helemaal in stijl hebben ze-van grassprie ten bootjes gevouwen. En maar uitdelen. Aan de waterkant soldaat Benjamin van Utrecht aan de plaatselijke bevolking uil CU hoe de meegebrachte buiten boordmotoren werken. Het is de bedoeling dat zijn leerlingen er straks zelf mee gaan varen om een paar dorpen aan de overkant van eten te voorzien. Met de resultaten van zijn leer lingen zit het wel snor, meent de soldaat. „Deze mensen heb ben vaker gevaren. Die weten hoe ze met een boot moeten omgaan. Ze kunnen zo bij ons op de compagnie komen wer ken." De groep militaire bootjesken ners hoort bij de zogenoemde brugcompagnie 105 van de landmacht in Wezep, waar ze zijn opgeleid om noodbruggen en pontons aan te een hoog tempo werden vorige week visa en extra inentingen voor de groep geregeld, waarna de tien zondag in Mozambique aankwamen. Met een privé- vliegtuigje, want de gewone vluchten zaten vol. De militairen blijven voor een periode van maximaal zes we ken voor de hulpoperatie. Om te beginnen hebben ze hun bi vak in een sportzaaltje van de jachthaven van Maputo. Daar staan hun stretchbedden op een rij. Bij elk bed een emmer tje waarin ze hun eigen sokken en ondergoed wassen. Eten, een biertje pakken en bij praten, kan beneden, in de kan tine. Daar hoor je hun eigen ge dachten over de missie Mo zambique. Soldaat Wijnand Schepers had veel eerder in Mozambique aan de gang wil len gaan. „Dan hadden we nog veel meer voor de mensen kun nen doen." Sergeant Rob Bent hoopt dat Den Haag versterkin stuurt. „Want er is hier zoveel moois te doen. En zulk dank baar werk vinden alle collega's toch mooi?" Een van de jongens heeft eerst bij een andere defensie-afde ling gewerkt. „Bij zo'n onder deel waar we met zwaar wa pentuig in de weer waren. Daa e had ik dagen dat ik met een druk op een knop voor ander halve ton de lucht in schoot. Dan dacht ik wel eens: met d geld zou je ook heel veel andei dingen kunnen doen." In Mo zambique heeft hij die twijfels niet. rti nok oud kiloi irati s 19 dei. igc KOU' ïako and; >t-pi De wanhoop maakt haar zwarte ogen nog groter dan ze al zijn. Ra deloos staat Carlina Lis voor het schuurtje in het vluchtelingen kamp. Daar liggen de namenlijsten van dorpsbewoners die zich na de overstroming weer hebben gemeld. Maar haar kinderen zijn daar niet bij. Alleen haar drie jaar oude zoontje kon ze meenemen toen het water in dreigende golven haar dorpje bereikte. Met het jochie heeft ze vier dagen op het dak van haar huis gezeten. Haar twee doch tertjes zijn niet te vinden. Of mis schien toch in het volgende op vangkamp? Ze heeft de moed al op gegeven. „Het water heeft mijn meisjes gestolen." Op de vlucht voor de watersnood hebben honderdduizenden Mo zambikanen huis en haard verla ten. Nu het waterpeil een klein beetje is gezakt, proberen de eer sten weer naar huis terug te ko men, maar nieuwe regenbuien houden de meesten tegen om dat te doen. Tienduizenden wachten in opvangkampen tot de huilbui uit de hemel eindelijk een keer op houdt. Zoals in het opvangkamp in Palmera, waar duizenden vluchte lingen in doorweekte tenten eikaars verhalen aanhoren. Carlina wacht op een bericht over haai' kinderen. Verwachtingsvol kijkt ze naar de mannen in het schuurtje die met half natte formu lieren in de weer zijn. Ze hebben de namenlijsten met vluchtelingen in andere dorpen binnen. Maar ze kunnen Carlina geen duidelijkheid geven. „Misschien morgen", krijgt ze te horen. Haar kin buigt richting borst. Terneergeslagen loopt ze te rug naar de tenten. Daar vertelt Martha Timbe over haar thuisreis, van begin deze week. Met een bootje is ze naar de boerderij geroeid, die ze sinds de dood van haar man met haar zo nen runt. Er was weinig van over. „Het dak weg, de stal stuk. En ons vee is verdronken", zegt ze. Drie koeien hadden ze. „En zonder vee zijn we niks." Nadat nieuwe regen buien de restanten van haar bedoe- ninkje weer nat maakten, ging ze toch maar terug naar het kamp. Naar de veiligheid, naar het eten. Het kamp bestaat uit een wirwar van tenten en tentjes tussen plas sen. Achteraan het terrein staan pa len die met zwart landbouwplastic zijn omwikkeld. De 'toiletten'. Op een soort blubberig pleintje bran den vuurtjes waarop vrouwen in enorme pannen rijst koken. Man nen sjouwen met brokken hout om het vuur brandend te houden. En warempel: in een tent hoor je kin deren zingen. Een afgelegen hoek van het kamp biedt plaats aan een tent die als ziekenzaal fungeert. Een terreinwa gen van het Rode Kruis levert medi cijnen af. Boven de hoofden op eens het klapwieken van een heli kopter. In de verte horen we het ding dalen. Een goed geluid, want dat betekent: morgen weer eten. Dan komt er een man met een col bertje bij ons staan. Een soort van burgemeester, begrijp ik. Op mijn kladblokje schrijft hij in deftige let ters zijn naam. Augusto Fernande Guanse. Een Hollandse krant? Of ik dan maar vooral wil schrijven dat zijn dorp niet zonder hulp kan. Dat ze zitten te springen om schoon water. En dat ze - ondank alles - plannen maken. Hij denkt aan nieuwe wegen. Sterkere dijken. Ste vige huizen. „Want als er weer wa ter komt, moet het niet gaan zoals nu." Keer op keer legt hij uit dat al die nieuwe plannen niet zonder steun van het buitenland kunnen. En gaat dan weer naar de formulie ren met de gegevens. Weer kijken donkere ogen hem verwachtingsvol aan als hij de namen voorleest. Bij de Nederlandse ambassade in hoofdstad Maputo kennen ze de indringende hulpvraag uit de ver dronken dorpjes in het noorden. „Daar is de watersnoodramp nog lang niet afgewend", zegt coördina tor Anita Conijn. „Daarom ver plaatst de hulpverlening zich nu van de reddingsacties naar voedsel voorziening en het verstrekken van medicijnen." Ze vertelt dat de Verenigde Naties en het Rode Kruis mobiele water zuiveringsinstallaties naar de kam pen brengen. Dat zijn zandfilter-in- stallaties, die het water ter plekke drinkbaar kunnen maken. Ook gaan er chloortabletten naar de af gelegen oorden. Een zo'n pil in een jerrycan van twintig liter en er kun nen gewonden worden gewassen. Intussen blijft het regenen in Mo zambique. Op de ambassade staan de emmertjes in de gang om de lek kages op te vangen. Een slachtoffertje van de overstromingen brengt een fles drinkwater naar haar familie in een vluchtelingenkamp. foto epa odd0 Onzekerheid over familieleden in opvangkampen Mozambique Regen, regen, onophoudelijke regen. Een vader schuilt met zijn zoon onder een paraplu in Chiaquelane. foto reuters reinhard krause

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 6