OINGEN ^VOORBIJGAAN f.Een vrouw op een taxi was toen tamelijk ongewoon Leiden Regio TERDAG 11 MAART 2000 van Wetten, nu beter bekend als Nel der Klaauw, is geboren in 1915 in zerswoude. Niet lang na haar huwelijk haar eerste man, Jan van Berge negouwen, werd ze een van de eerste luwelijke taxichauffeurs van Leiden. De isagiers vonden het ongebruikelijk, ïular leuk. Aan het eind van de rit had ze zoveel vaste klanten, dat niemand er meer van op keek. Al was het in de jaren vijftig een tamelijk ongewoon beroep voor een vrouw. In deze aflevering van 'De dingen die voorbijgaan' vertelt Nel van der Klaauw over haar werkzame leven, dat maar liefst duurde tot haar tachtigste. Leidenaars blikken terug op hun verleden dorpen zoals Hazerswoude geen mulo, of wat dan ook. Ie lagere school, op mijn alfde, ging ik in de huishou- Mijn eerste huis was in Al- n aan den Rijn. Omdat dat L er was om 's avonds terug te en, moest ik er dag en it blijven. Vreselijk vond ik Ik had zo'n heimwee. Elke w was het kaasmarkt in egraven. Mijn vader ging r met de fiets heen en pas- Je™ de dan het huis waar ik Tcte. Een uur van tevoren ik al uit het raam. Te iten tot hij langs kwam, zo- k naar hem kon zwaaien, achts huilde ik in bed. Ik d het moeilijk om van huis zijn. Terwijl die mensen rken toch heel goed voor me waren. Dikwijls mocht ik in plaats van schoonmaken, met het kindje gaan rijden. Of de vrouw des huizes leende mij haar fiets; dan kon je een middagje naar huis. De familie waarvoor ik werkte, had een slagerij. Geluk kig hoefde ik die vette boel niet schoon te maken. Dat deden mijn baas en zijn zoons zelf. Ik hoefde ook niet te koken. Maar ik moest wel de ramen zemen en strijken. Het strijkijzer warmde je in die tijd nog boven de kachel. Na een tijdje ging ik naar een ander huishouden: in Leiden op de Stationsweg. Daar heb ik een paar jaar gewerkt. Vervol gens ging ik naar de Breestraat en daarna naar de Boerhaa- velaan. Op dat adres was er naast mij nog een tweede dienstmeisje. Of eigenlijk an dersom: zij was het eerste meis je en ik het tweede. Zo heette dat in die tijd. Het eerste meisje deed de zware huishoudelijke taken, zoals de was, het koken en het schrobben. Ik deed de lichtere werkzaamheden: stof fen en strijken. Dat was nog veel werk, hoor. Alles streken we: van lakens tot onderbroe ken. En dat van acht kinderen. O, er was heel wat te doen! Van de Boerhaavelaan ging ik naar de Hogewoerd. Daar heb ik mijn man leren kennen. Hij woonde schuin tegenover. Ik werkte bij een weduwe. Ze woonde daar samen met haar zus en haar zoon. Ik was het enige dienstmeisje dat ze had den en moest hard werken. Het was namelijk een groot huis met drie etages. Gelukkig hoef de ik de was niet te doen. Die ging de deur uit naar de wasse rij. De vader van mijn aanstaande man had een smederij. Maar ook achttien zonen, zodat ze niet allemaal zijn bedrijf kon den overnemen. Dus kocht Jan een auto en begon een taxibe drijf. Ik zag hem af- en aanrij den in zijn auto. We werden verliefd. Toen het een tijdje aan was, klopte ik elke morgen als ik uit Hazerswoude kwam met de fiets eerst bij hem aan. Zijn vader maakte een kopje thee en een beschuitje voor me klaar voordat ik aan de overkant aan de slag ging. Hij deed dat voor zijn hele gezin. Elk van zijn achttien kinderen wekte hij op het tijdstip dat ze naar werk moesten en voor ieder zette hij een kopje thee en een beschuit je klaar. In 1939zijn Jan en ik getrouwd. We gingen ook op de Hoge woerd wonen. Al snel brak de oorlog uit en konden we geen auto meer rijden. Jan is in die tijd ook opgepakt en naar Keu len afgevoerd voor dwangar beid. Hij kwam op een avond zomaar niet thuis. Weken, maanden lang hoorde ik niks. Ik verkeerde al die tijd in het ongewisse. En in angst, natuur lijk. Maar op een dag stond hij ineens weer op de stoep. Hij zag er beroerd uit, want hij was helemaal terug komen lopen. Frivole pose van Nel en haar zus op het brede spatbord van de taxi. Rechts Jan van Berge Henegouwen, haar eerste man. Wekenlang was hij onderweg geweest. Bij elke post van het Rode Kruis had hij om een kop koffie gevraagd. Na de oorlog, in 1952, heb ik mijn rijbewijs gehaald. Vier gul den vijftig kostte een rijles toen. Ik haalde mijn examen in één keer, maar de wegen waren toen lang niet zo druk als te genwoordig. De grote weg hoef de ik ook al niet op. Wél moest ik de hellingproef doen tegen een brug en door nauwe straat jes rijden en inparkeren. Het taxibedrijf betekende een onre gelmatig leven. Soms moest je tot 's avonds laat werken, een andere keer 's ochtends vroeg op pad. Omdat de zus van mijn man hoofdverpleegkundige was in het St. Elizabeth-ziekenhuis aan de Hooigracht, kregen we het voorrecht om de patiënten te brengen en halen. Maar ook om de nonnen en om moeder overste te vervoeren naar Bre da, naar het moederhuis. Dat was een klooster waar zieke en oude nonnen heengingen om te rusten. De jongere nonnen gingen er soms ook naar toe om daar wat vrije tijd door te brengen: Als mijn man of ik de nonnetjes brachten, namen we dikwijls een van de kinderen mee. Naar Breda en terug was voor hen een mooie reis. Een andere vaste klant van ons was Koevoets van het mario nettentheater. Ik bracht hem in een busje, volgeladen met pop pen, naar de verschillende the aters. Koevoets organiseerde jaarlijks de Club de Limetz, een reis naar Frankrijk voor jonge ren. De jongelui zetten hun ten ten op bij een boer, deden vrij willigerswerk zoals het schoon maken van een kerk en speel den toneel. Een paar weken van tevoren reed ik Koevoets naar Frankrijk, zodat hij de zaak kon bespreken bij een boer. Een nachtje slapen en weer terug. Dat waren de mooie klussen. In 1962 overleed mijn man aan een ernstige ziekte. De eerste paar dagen dacht ik: ik stap nooit meer in de taxi. Maar de telefoon bleef rinkelen, klanten kwamen aan de deur. Na een week dacht ik: ben je beduveld! Er moet toch brood op de plank komen. Er waren in die tijd nauwelijks sociale voorzienin gen. Dus ik ging weer werken. Mijn klanten zeiden: 'Zo, ben je er weer?' Soms vroegen ze ook: 'Hoe is het met je man?' Dan huilde ik dikke tranen achter het stuur. Vanaf toen heb ik het bedrijf alleen gerund. Ik werkte meestal in mijn eentje. Maar als het druk was, sprongen mijn oudste kinderen bij. Ik had in middels vier kinderen: twee zoons en twee dochters. We hadden het niet zo druk als de taxibedrijven van tegenwoor dig, maar we hadden wel de he le dag werk. Mijn oudste zoon was 18. Oud genoeg om auto te rijden. Maar om een taxi te besturen moest je 21 jaar zijn. De politie wist dat mijn zoon te jong was. Maar omdat ze de situatie thuis kenden, zagen ze het door de vingers. Mijn kinderen vonden het rijden op de taxi natuurlijk interessanter dan achter de te lefoon zitten. Dat hadden ze op een gegeven moment wel ge zien. Toen mijn jongste 18 werd, wil de ook hij dolgraag rijden. Als de telefoon ging, zat hij op het puntje van zijn stoel. Maar dat nou stond de politie niet toe. Dat hij net als zijn broer op te jonge leeftijd begon. Hij deed het toch. Meestal ging het ook goed. Maar op een mistige avond bracht hij een echtpaar naar het station en raakte onderweg bij een aanrijding betrokken. Op het kruispunt bij de Schut tershof, het huidige Van der Werff, botste hij op twee auto's die van de Morssingel de Sta tionsweg opreden. Hij sprong uit de taxi en nam de benen. Vanuit een telefooncel belde hij mijn oudste zoon en vroeg de schuld op zich te nemen. Hij wist natuurlijk dat als de verze kering erachter zou komen dat hij de auto had bestuurd, ik voor alle kosten zou opdraaien. Dat zou het bedrijf nooit over leven. Mijn oudste zoon was op de plaats van ongeval nog voordat de politie arriveerde. Hij had geen idee wat er gebeurd was, maar dat kwam goed uit. Toen de politie arriveerde, stak hij zijn armen in de lucht en zei een beetje dommig: 'Ik weet niet meer wat er gebeurd is. Het ging allemaal zo snel'. Omdat het echtpaar uit de taxi ook de benen had genomen, omdat zij hun trein moesten halen, kon niemand getuigen dat deze jon gen niet degene was die de taxi had bestuurd. Ik zou nu niet graag meer wil len rijden. Er is te veel verkeer op de weg, te veel agressiviteit ook. Ik paste ook wel goed op, hoor. Mensen ophalen uit het café deed ik niet. Als ik op zondag vrij had, ging ik het liefste met mijn zoon naar het voetbal, naar Oranje in De Kuip. Ik kreeg altijd kaartjes van Matthieu van Marwijk. Die speelde bij Docos. Meestal wa ren die wedstrijden in Rotter dam. Maar soms ook in De Meer, in het Ajax-stadion. Pas toor Haring van de Lodewijks- kerk op de Steenschuur ging ook mee. Hij was voetbalgek en een vaste klant van ons taxibe drijf. In 1967 ben ik hertrouwd met Gerard van der Klaauw, de eige- FOTO ARCHIEF VAN DER KLAAUW naar van bloemenwinkel Hos- man aan de Breestraat. Mijn zoons hebben het taxibedrijf voortgezet. Hosman was een mooie zaak met leuke klanten. Maar bloemstukjes maken, was niet voor mij weggelegd. Dat kon ik niet. Ik wilde wel wat om handen hebben en dus ben ik de boekhouding van de winkel gaan doen. Bij zijn pensione ring heeft mijn man de winkel overgedragen aan mijn zoon. Tot mijn tachtigste jaar heb ik de boekhouding gedaan. Toen zei mijn dochter: 'En nu is het afgelopen'. Mijn tweede man is zeven jaar terug overleden. Het is heel ver drietig om twee echtgenoten te overleven. Maar gelukkig heb ik goed contact met mijn kinde ren en met die van mijn tweede man. Verder heb ik veel vrien dinnen en ik zit in vijf kaart clubs. Ja, dagelijks leg ik wel een kaartje. Op mijn 82ste heb ik nog een auto gekocht. Dus ik kom overal. Zo vermaak ik me kostelijk. Het arbeidzame leven mis ik totaal niet." ESTHER BARFOOT FOTO HIELCO.KUIPERS Leidsch DagbladAKCIIIliVEN ANNO 1900 Zaterdag 10 Maart PERSOVERZICHT - De Standaard vindt het onver antwoordelijk, dat voor de defensie onzer koloniën zoo goed als niets gedaan is. 'Dat niet heel ons bezit te verdedigen is, geven we voetstoots toe; maar Java en Sumatra zijn van te groot gewicht, om deze groote eilanden voortdurend open te laten liggen voor den vijand. Van ons onbeduidend eskader is in geval van nood niets te verwachten. Het kan hoogstens dienst doen, om bij de eerste demonstratie onze ambtenaren in de buitenbezittingen in veiligheid te brengen en de communicatie tusschen Java en Sumatra te onder houden. Is die taak volbracht, dan is een zich terug trekken binnen de schietlijn van een versterkte plaats toch eenig middel om aan vernietiging te ont komen. Op Sumatra is niets gedaan en wat Java aangaat, zijn zelfs de plannen voor Tandjong-Priok en Soera- baja nog steeds in de maak. Stellig verloopen er nog jaren eer die plannen er zijn, en nogmaals andere ja ren eer ze zijn uitgevoerd. En dat terwijl in geval van oorlog de weg door het Suezkanaal ons versperd kan zijn, en de weg om de Kaap voor onze geïsoleerde kruisers onbegaanbaar is. Onze koloniale defensie moet in orde komen, desnoods van moederlands- ANNO 1975 Dinsdag 11 maart LEIDEN - Om de 25ste uitgave van het Zilveren Mo len-toernooi wat extra cachet te geven presenteerde de organiserende vereniging LFC gisteravond een voetbalforum, waarin zes deskundigen op het gebied van die populaire balsport hun licht lieten schijnen over een aantal 'hete hangijzers' in het "oetbalwe- reldje. Het forum onder leiding van Ad Dusée (twee de voorzitter van de afdeling Leiden van de KNVB) en bestaande uit de ere-divisie scheidsrechters Jan Beek en Henk Geurens, Theo 'Dirk' van der Klugt, de Leidse hoofdklasse amateurscheidsrechter Koos van der Leek en René Vos (chef sportredactie Leidsch Dagblad) hield zich ruim drie uur bezig met tal van uiteenlopende zaken. Het eerste onderwerp was spelverruwing. Jan Beek: "Het is een logisch ge volg van de ontwikkeling binnen de gehele maat schappij, waarin de agressie ook steeds toeneemt.'' Een mening, die niet werd gedeeld door 'good-old' Theo van der Klugt, die als grote boosdoeners de te slap optredende scheidsrechters naar voren schoof. "Al die gele en rode kaarten zijn je reinste onzin. Als er een grove overtreding wordt gemaakt, moet de speler die zoiets flikt, onmiddellijk uit het veld wor den gestuurd." René Vos: "Laten we echter niet denken dat er vroeger niets gebeurde, al blijft het waar dat de normen tegenwoordig een eind zijn ver schoven. De scheidsrechters zullen zich in dat op zicht moeten aanpassen." Foto's in deze rubriek kunnen worden nabesteld door binnen veertien dagen nu plaatsing een ingevulde cheque (geen ovcrschri|vingskaart) ter waarde van vl|f gulden (voor een exemplaar van 13 bij III In zwart wit) op te sturen naar bet leidsch Dagblad, La.v. Leidsch Dagblad Archieven, postbus 54, 2300 AB leiden of door contante betaling aan de balie van het leidsch TT - iweken. Dagblad aan de Rooseveltstraat 82. U ontvangt de foto binnen drie w

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 15