'Ik deins nergens voor terug' TT 233 ZATERDAG 26 FEBRUARI 2000 Veertig jaar staat ze op de planken. En al die jaren draait Jasperina de Jong (62) mee in de ere-divisie van de Nederlandse kleinkunst. De blonde steenbok - bejubeld cabaretière, actrice, zangeres en musicalster - kan het zelf nauwelijks geloven: Veertig jaar, dat beslaat dus wèl anderhalve generatie. Voor mij lijkt het allemaal pas gisteren gebeurd, maar er zitten tegenwoordig mensen op de Klein kunstacadem ie dte niet meer weten wie ik ben. Wat ik wel een manco van die opleiding vind, hoor. Je moet je klassiekers toch willen kennen. Jasperina de Jong veertig jaar op het toneel aar allereerste optreden was I ergens in februari 1960. Met «HL de jongens van cabaret Lurelei, waar ze een maandje eerder Adèle Bloemendaal was komen vervangen, trad ze op in een plaatsje in Noord-Holland. Edam was 't, gelooft ze. „De volgende dag stond in de krant, dat die Dini de Jong wel aardig mee kon. Di-ni de Jong! Die wel aardig mee-kon! We hebben toen meteen besloten, dat ik voortaan als Jasperina door het leven zou gaan. Ja, zo heet ik echt. Vernoemd naar m'n oma. D'r zijn wel een stuk of acht, negen Jas- perina's bij ons in de familie." Zenuwachtig was ze wel, die allereerste keer. En verliefd, tot over haar oren. Op Eric Herfst, één van de oprichters van Lurelei en haar in '85 overleden echtgenoot - en part ner door dik en dun. „Hij zag mij eerst hele maal niet zitten, maar ik hèm wel. En ik heb 'm gekregen." Haar blik wordt zacht bij de herinnering: „Vrijen! En optreden, dat deden we in die jaren. Natuurlijk had ik soms last van zenuwen, maar nooit zo dat ik 't niet kön. Een nichtje van me had ook een mooie stem, maar die durfde niet op te treden. Kreeg een dikke keel, er kwam geen noot uit. Vreselijk lijkt me dat, die première-angst. Te genwoordig kan je er hulp voor krijgen, maar toen was daar nog geen sprake van. Gelukkig ben ik heel nuchter. En kan ik mezelf toe spreken. Kom op mens. wat geeft 't! Aan de slag, wat maakt 't uit! Dat helpt, die inwendi ge bravoure." Ze komt uit een 'doodgewoon' Amster dams gezin, wilde eigenlijk balletdanseres worden, maar ging te laat op les om nog uit te kunnen groeien tot een echte grote. Dan maar cabaret, besloot ze. „Toen ik twintig was, zag ik het cabaret van Wim Kan. Hij, Wim Sonneveld en Toon Hermans, dat wa ren de cabaretiers van toen, hè. De grote drie. Bij Wim Kan werden in het voorpro gramma liedjes gezongen als Jo met de banjo Ontzettend leuk vond ik dat. Dat wilde ik ook: lekker gek doen, zingen, typetjes neer zetten. Ik deed auditie bij Wim Kan. Die stuurde me vervolgens een briefje:Eerlijk gezegd een werkelijk talent heb ik niet kun nen ontdekken, alhoewel ik het door U ge zongen liedje wel aardig vond. De stemmid- delen leken mij (nog) geheel onvoldoende. Persoonlijk geloof ik dat ik U zou aanraden 'amateur' te blijven.' Nou ja." Ze lacht ho nend: „Als ik één ding zeker wist in die tijd, dan was 't wel dat ik kon zingen!" Guus Vleugel Jasperina zat dus niet bij de pakken neer en kwam op aanraden van een vriend bij Lurelei terecht. „Ik werd door recensenten al heel snel een rasartieste genoemd, een vak vrouw. Daar moest ik wel om grinniken: vak vrouw, wat is dat nou als je net komt kijken!" Lurelei maakte naam met brutale, anarchis tische programma's, waarvoor wijlen Guus Vleugel het merendeel van de teksten schreef. Rond het nummer Arme ouwe, over de spruitjes schoonmakende koningin Juli ana, ontstond zelfs een heuse rel. Jasperina: „Nu denk je: wat braaf. Maar je moet natuur lijk naar dat repertoire luisteren met de oren van die tijd." De samenwerking met de twee jaar gele den overleden Vleugel eindigde begin jaren zeventig. Abrupt. Vleugel kwam in een gees telijke crisis terecht en leverde vanaf dat mo ment geen teksten meer. Jasperina knijpt haar ogen tot spleetjes: „Ruzie is er eigenlijk nooit geweest: dat kwam pas later. We hiel den heel veel van elkaar. Maar na die crisis heeft Guus hele lelijke dingen over Eric en mij gezegd. Een moeilijke man was 't, onze ker van zichzelf. Altijd op 't laatste nippertje met z'n teksten. Zo heb ik 's avonds nog wel eens een tekst zitten leren, die ik de volgende dag live moest uitvoeren. Maar ja, als je jong bent doe je soms dingen waarvan je nu denk: hoe dürfde ik. Guus vond dat-ie me groot had gemaakt-, dat ik zonder hem wegzakte. Daar is natuurlijk niets van waar. Hij heeft zichzelf niet vernieuwd. Feitelijk heeft-ie maar tien jaar voor me geschreven, begrijp je: maar tien jaar. Ik heb 'm naderhand nog wel eens gesproken. Zegt hij: Ik wil een mu sical voor je schrijven. Zeg ik (op onvoorstel baar zoetsappige toon; JDF) maar Guus, kan jij dat dan, een musical schrijven? Kutwijf, snauwde hij. Ja. als ze willen kunnen ze 'm van me krijgen." Achteraf gezien heeft ze geen spijt van de breuk, noch van de eerdere samenwerking met Guus Vleugel. Uitdagend: „Ik heb van niets spijt. .Alleen vind ik nu wel. dat we te lang te aardig voor Guus zijn geweest. Dat we te veel van hem hebben gepikt." Streng Ze is wel streng voor zichzelf, vindt ze. Tij dens het gesprek in het Amsterdamse arties tenrestaurant Keyzer vraagt ze de ober na drukkelijk om een karaf lei-ding-water. Op samenzweerderstoon: „Zeg ik er altijd bij. Het Amsterdamse leidingwater is uit-ste- kend te drinken. Ga ik toch geen vierenhalve gulden voor een flesje Spa betalen! Mij niet gezien. Zo wens ik ook geen negenhonderd- vijftig gulden vcror een eenvoudig kort zwart rokje neer te tellen. Kom op zeg, dat is op lichterij, puur bedrog: dat gun ik ze niet. Maar dat geldt niet voor alles. hoor. Als ik op vakantie in Biarritz een dure winterjas zie hangen, echt een jas die draagt, dan koop ik 'm meteen." Dromerig: „Ik heb 'm nog niet aan gehad, die jas. Geen winter voor. Maar als ik 'm in mijn kast zie hangen, denk ik tel kens: Wat een jas! Z'n geld echt waard, je ziet 't er meteen aan af." Jasperina heeft altijd hard gewerkt. Kei hard. „Eric werd in '69 voor de eerste maal ziek. Waaraan hij leed? Wat denk je - kanker natuurlijk. Nee, dat weet bijna niemand. Waarom zouden ze 't moeten weten? Vanaf die tijd moest ik zorgen voor brood op de plank. Welnee, dat drukte niet op me hoor - dat wès gewoon zo. Er aten een heleboel ménsen van me: de musici, de technici. Ik moest elke avond weer die topprestatie leve ren." Cabaret Lurelei stopte, Jasperina ging so lo-shows doen. In Ivo de Wijs vond ze een nieuwe tekstschrijver. „Ik belde hem op, om hem te vragen of hij nummers voor mij wilde schrijven. Zegt Ivo: Nee, want ik kan niet voor vrouwen schrijven. Ik, helemaal verbijs terd: Nou, jammer dan, daaag Ivo! Zegt hij: Hoho, wacht even, maar ik wil het wel pro beren... Geestig hè? Hij weet er zelf niks meer van. maar ik hoor 't hem nóg zeggen." Er braken hectische tijden aan. Jasperina schitterde in musical-producties, speelde to neel, was de leading lady in talloze Prom- concerten. Ze werd in die jaren ook zekerder van zichzelf: „Ik heb tamelijk lang gedacht dat mijn succes te danken was aan de tek sten van Vleugel. Ik had 't gevoel dat ik me zelf elke keer opnieuw moest bewijzen, dat 't allemaal niet meer dan toeval was. Ik was behoorlijk onzeker, ja." Ze werkte zich een slag in de rondte, ont wikkelde samen met Erie een plan om in Amsterdam een schouwburg te bouwen ('door de PvdA-fractie getorpedeerd omdat ze bang waren dat we er rijk van zouden worden: nou vraag ik je! Maar achteraf ben ik blij dat ik niet met zo'n erfenis ben blijven zitten toen ze tijdens de voorbereidingen voor de musical Fien een doem-gevoel kreeg: „Eric was prima in orde in die tijd - maar hij werd wel steeds magerder." Jasperina's voorgevoelens bedrogen haar niet: begin '85 overleed Erie Herfst. Precies acht maanden later ging Jasperina's nieuwe solo-show in première: De gekkin van de gracht. „Je moet niet vergeten: na de dood van Erie bleef het hele team intact. Dus waarom niet spelen? Maar bij de première had iedereen de zenuwen. Ivo de Wijs liep rond met natte ogen, componist Joop Stok- kermans wrong zijn handen. Maar ik was dood-kalm: ik wist gewoon dat ik 't kon. In de pauze dronk ik een wijntje - wat ik overi gens nooit dpe, maar ik wist die avond ge woon dat 't goed zat. Choreograaf Paddy Stone kwam even bij me zitten. Hij zei: You are a remarkable woman. Ik dacht dat-ie zei: Je bent een raar mens. Pas later begreep ik. dat hij 'opmerkelijk' bedoelde." Klap In '91 kwam de klap. „Doodmoe was ik. Zó moe. Alles kwam op me af, de eenzaamheid van de hotelkamers, het reizen, het de hele dag naar de avond toeleven. Vijf, zes optre dens per week, de interviews, de kleren, de hele leefstijl: alles erom heen. Als je jong bent heb je kracht, ausdauer. Maar op een gegeven moment is het op. Ik besloot: ik stop ermee. Ik ga genieten. Ik zet zelf geen grote producties meer op. Dat is over. Ik ga alleen nog maar doen wat ik leuk vind. Toneelspe len bijvoorbeeld." Ze deed het, stond in diverse toneel- en musicalproducties waaronder vorig seizoen nog de reprise van Heerlijk duurt het langst, maar constateert nu „dat de muziek de laat ste tijd weer helemaal terug komt." Het doet haar plezier: „Eric en ik - wij hebben al die jaren opdracht gegeven voor heel veel nieuw Nederlands repertoire, voor nieuwe muziek. Erie was degene die met de tekstschrijver praatte. Ik dacht altijd dat ik daar het geduld niet voor had, maar na zijn dood ben ik met Ivo rond de tafel gaan zitten. Ik ben geen tekstdichter, dat kan ik helemaal niet, maar ideeën heb ik soms wel. Dat Playboy-num mer uit De gekkin van de gracht bijvoor beeld, dat was helemaal mijn idee. En Guus heb ik indertijd ook al gevraagd mij eens wat meer gevoelig repertoire te leveren." Momenteel toert Jasperina samen met pianist Louis van Dijk met hun nieuwe tour- de-chant Uitgestelde ontmoeting door het land. Het programma is lovend ontvangen. Twee, drie avonden per week treden ze op, en de samenwerking wordt volgend seizoen voortgezet. „Louis is iemand van niveau", zegt Jasperina, die smaak én oog voor het maken van de juiste keuze op het juiste mo ment, net zo belangrijk vindt als talent. „Hij is in staat om alles te relativeren. Een echte vakman. Ik vroeg hem: Louis, zullen we doorgaan? En hij zei: Nou, heel erg graag!" Repertoire Ze denkt aan een programma met American Standards. „Oh, er is nog repertoire genoeg voor mij. Dat vind ik een ongelooflijk leuke ontdekking. En ik kan het allemaal nog zin gen. Mijn stem is niet gezakt, ik haal alles nog. Niet dat 't wat geeft: het maakt eigenlijk niets uit, maar zakken hoeft niet. Christina Deutekom kan nog steeds hoog zingen. En Rita Reys" -'ze kijkt naar een tafeltje verder op, waar de 75-jarige jazzdiva aan de voor avond van haar optreden in het Amsterdam se Concertgebouw de lunch nuttigt - „zingt ook nog prachtig. Ziet ze er trouwens niet geweldig uit? Zolang je goed zingt, is optre den toch prima?" Ze geeft af en toe masterclasses ('leuk maar inspannend doet zo nu en dan con certen met een groot orkest ('net weer zes maal Die Sieben Todsünden gedaan met het Noord Nederlands Orkest - heerlijk om te doen'); is tevreden met haar carrière. Niks mis met werken in Nederland, vindt ze: „Maar als iemand zich erachter had gesteld, was ik misschien wel naar het buitenland ge gaan." Met enige zelfspot: „Ik deins nergens voor terug!" Een nieuwe toneelrol? „Dan moet je 't ook weer zoveel spélen." Acteren in een film? „Pff, da's armoe hoor! Dagen lang wachten, en altijd op zo'n armoedige locatie. Vaak filmen ze in het huis van een ander, dan zit je daar op zo'n kamertje zon der enige privacy. Nee, Die Sieben Todsün den uitvoeren, dat zou ik nog wel een paar maal willen doen, met een mooi groot or kest. En de cabaretliederen van Schönberg op cd zetten. Vinden al die musicologen na tuurlijk weer niks." Ze lacht smalend, steekt triomfantelijk de middelvinger omhoog: „Ze kunnen me wat!" Veranderingen De cd van haar vertolking van Weill's Tods ünden is net uitgebracht. Binnenkort volgt Portret 2. met een nieuwe keuze uit haar liedjes. Haar oeuvre moet zo langzamerhand aardig wat plaats innemen in haar inuziek- kast. Ze buigt zich voorover, kijkt ernstig: „Nee hoor, er is nog maar weinig van mij op cd vastgelegd. Het meeste staat op plaat. Ik denk wel eens: Eric is nu vijftien jaar dood, maar er is in die tijd zóveel veranderd. De metro hier in Amsterdam reed al, denk ik, maar computers - die waren er toen nog nauwelijks. Nu heeft een Rotterdamse fan een schit-te-ren-de homepage voor me ge maakt en ben ikzelf ook al bijna on-line. Mijn zoon Pelle komt binnenkort e-mail in stalleren. Op mijn nieuwe computer, via in ternet besteld en de volgende dag door Van Gend Loos afleverd. Zelf geïnstalleerd, die computer. Lijkt knapper dan het is, hoor: kwestie van de installatieschijf erin stoppen en dan precies doen wat-ie je zegt. Ik vind het enig, dat computeren: Lekker werken ook, met die delete-knop." Ze is rustiger, milder ook geworden met de jaren, maar het 'vrouwtje Piggelmee-gevoel' heeft Jasperina nog niet helemaal verlaten. „Nog steeds wil ik overal zijn, waar ik niet ben. In april ga ik tien dagen naar Mallorca. En ik weet zeker dat ik hier wil zijn als ik daar ben, terwijl ik hier nu naar daar ver lang. Maar ik heb intussen ook meer leren genieten van de momenten. Naar Mallorca neem ik straks een stapel goede boeken mee. Lekker lezen: Gabriel Gdrcia Marquez, daar ben ik dol op. Canetti. Zalig! Ik vlooi zo'n schrijver helemaal uit, lees alles van hem. Nee, ouder worden is heerlijk. Je hoeft zoveel minder." De 62-jarige vakvrouw, trotse oma van twee kleindochters, heeft geen enkel pro bleem met haar leeftijd. Integendeel. Ze gie chelt. zegt stralend: „Ga ik naar het reisbu reau om die vakantie naar Mallorca te boe ken, krijg ik zomaar tien procent ouderen- korting! Fantastisch toch?" JOKE DIEBEN-FRERICHS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 45