De wet van Berts: 'Onkruid moet je wieden' ij Conferentie W 236 ZATERDAG 12 FEBRUARI 2000 Oud-marinier blijft horzel in de pels van bestuurders Hij drijft bewindslieden uit alle geledingen tot wanhoop met die ene vraag: 'Mag ik uw declaratie even zien?'. Dick Berts uit Den Helder wil graag weten ofNeelie en Bram zich laten vollopen op kosten van de gemeenschap en of mevrouw Gmelich Meijling misschien een parelkettinkje van belastinggeld om de nek heeft. ,,Een overheidskas is niets anders dan een gemeenschappelijke pot die door ons allen wordt gevuld. Daarom mogen wij ook weten wie er wat en waarom uit onze pot haalt", redeneert Berts. De rechters gaven hem in een reeks processen gelijk, maar de slachtoffers proberen er steeds uit alle macht onderuit te komen. Dan is er dus zeker wat te verbergen, denkt Berts. Hij bijt door. Oud-marinier met een missie: de onderste steen moet boven om de verrotting van de democratie tegen te gaan. De 'Don Quichote van het Noor den'. Zo mogen bestuurders die vervelende zeur van een Dick Berts graag afschilderen. Berts wil het naadje van de kous weten. Over de torenho ge declaraties van bourgondiër Gmelich Meijling toen deze burgemeester van Den Helder was, maar ook wil hij duidelijkheid over wat diens opvolger Hoekzema aan bon netjes declareert. En nu probeert een hoogst geïrriteerde Bram Peper die horzel uit zijn pels te schudden. Berts: „Ik snap dat hij dat lullig vindt. Maar het is een prachtige lak moesproef voor de openbaarheid van over heidsfinanciën." Dick Berts (41) heeft een verleden in de krijgsmacht. Vader Berts is oud-kolonel en nu advocaat in de marinestad. Dick zelf was officier bij het Korps Mariniers. Inmiddels is hij beland in de reservebank en actief voor de VBM/NOV, de vakbond voor defensieper soneel. Hij schrijft onder ijieer strijdbare co lumns in het vakbondsblad Trivizier. Obsessie Hij werd van marinier antiquair, bewaker, medewerker van de stichting '40-'45 en ten slotte freelance-journalist voor Nieuwe Revu en het eerdergenoemde Trivizier. Maar hij maakt ook jaarverslagen, brochures en boe ken over het concentratiekampleven. In rechtszaken, die hij allemaal zelf voert ('Een advocaat kost kapitalen'), achtervolgt hij be stuurders die op kosten van de samenleving de democratie moeten hooghouden. Met de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) in de hand vraagt hij - met doorlopend succes - om een kijkje in hun portemonnee. Een ob sessie, zo langzamerhand. Die obsessie vindt zijn oorsprong bij de zaak-Fred Spijkers. Spijkers sprong als maat schappelijk werker bij Defensie in de bres voor de weduwe van de Zandvoortse militair Rob Ovaa die bij een ongeluk met een land mijn om het leven kwam. Die mijnen deug den niet. Dat wist Defensie al lang, maar dat mocht Spijkers niet eerlijk zeggen. Bestuur ders en ambtenaren maakten Spijkers zwart en uiteindelijk werd hij op non-actief gezet. Berts volgde de zaak op de voet. Beet zich vast. Verbaasde zich over de rol van staatsse cretaris Gmelich Meijling die van de ondeug delijke mijnen wist, onderzoeken probeerde te verdoezelen en Spijkers afserveerde. Niks eerherstel. „Toen kreeg ik tips dat Gmelich Meijling door zijn eigen ambtenaren werd gechanteerd. Ik wilde weten waarmee. Later kreeg ik weer een tip van een gemeente raadslid uit Den Helder: dat ik de declaraties van Meijling eens moest doornemen. Dan wil je het niet geloven. Extra verhuiskosten van zeventien mille, rekeningen in een hotel voor tienduizend gulden, een nieuwe garde robe van 4.300 gulden omdat zijn koffers te laat op het vliegveld kwamen, tienduizenden guldens voor een auto met chauffeur." Als het moet, lepelt Berts zaak na zaak op uit zijn dossiers. Onkruid Hij kreeg het allemaal boven water met de wet in de hand. „Dat weten ze inmiddels. In zage weigeren is bij mij een soort zwaarte- krachtsregel: dan volgt er een kort geding." Inmiddels zijn dat er tientallen. „En ik heb er nog maar één verloren. Nu moet Peper zijn bonnetjes tonen. Ik ben benieuwd." Welke ambtenaar heeft Berts in zijn jeugd Journalist Dick Berts jaagt met de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) in de hand op de financiële handel en wandel van bestuurders. De democratie staat of valt volgens hem bij de openbaarheid van overheidsfinanciën. De WOB vindt volgens redenatie van Berts zijn wortels al in de periode van de Franse revolutie. „Toen moest iedere ambtenaar elk overheidsstuk aan iedere burger kunnen laten zien." Er liepen en lopen WOB-zaken van zo geschoffeerd dat hij er een trauma aan overhield? Of is hij ooit afgewezen door de dochter van een burgemeester? Wat drijft die man om dag en nacht de crème de la crème van 's lands bestuurders te achtervolgen? „Ik wil duidelijk maken dat we te maken hebben met een volstrekt verrotte bestuurdersstruc tuur. Iedereen dekt iedereen. Een voorbeeld: laatst zijn vijftig cassatieverzoeken in verze keringszaken afgewezen. Enkele rechters die dat deden zitten ook in de raad van toezicht voor het schadebedrijf. Daar incasseren ze voor een paar middagen koffie drinken tien duizenden guldens. Van die dingen. In het geval van Peper vind ik het interessant om te weten of iemand het verschil weet tussen zijn eigen geld en het overheidsgeld. Corrup tie in de politiek is een soort griep. Dat blijft altijd bestaan. We hebben ook geen last van de ziekte van Peper of de ziekte van Meijling, maar als je dit toelaat, wordt het immuun systeem aangetast. Na jaren onderzoek heb ik ontdekt hoe maffioos veel van onze be stuurders zijn. Er zit onkruid tussen en dat moet je wieden." Hij is als een eenzame ridder op het witte paard die vecht voor democratie. „Beetje blijven hangen in de idealen uit de jaren zes tig misschien. De aarde is toch wel een beet- Berts tegen oud-staatssecretaris van defensie Gmelich Meijling (tevens voormalig burgemeester van Den Helder), burgemeester Hoekzema en het voltallige college van Den Helder, de commissarissen van de koningin in Noord-Holland (Jos van Kemenade), Utrecht (Boele Staal) en Limburg (Baron van Voorst tot Voorst), oud defensieminister Joris Voorhoeve en (het meest recent) Bram Peper in diens rol van minister van binnenlandse zaken. je een treurplaneet. Daar levert de democra tie het minste leed op voor de mensen. Maar als je dat politieke gebouw niet onderhoudt, dan stort het in. Als ik dat zeg tegen de men sen die de oorlog hebben meegemaakt, die hebben gevoeld hoe een democratie om zeep is gebracht, dan hoef ik niks uit te leg gen. Ik kijk ze aan en ze begrijpen me. We moeten oppassen!" Persoonlijk heeft hij geen voordeel aan zijn WOB-zaken Hij beleeft er geen kick aan, al is het wel leuk als de telefoon rinkelt en er weer een omroep aan de lijn hangt: „Wat, een dis cussie met Korthals Altes? Ah, daar verheug ik me op. Dat is een huisvriend van Bram en Neelie. Die gaat zeggen dat die anonieme ge tuigen niet deugen. Maar die getuigen zeg gen wel op welke pagina van het dossier je moet kijken om te zien wat Peper heeft ge flikt. Met die man wil ik graag in debat." Eiland Tegen Peper zelf heeft hij niks. Ook niet te gen Gmelich Meijling. „Met Meijling heb ik vier keer gesproken. Een aardige kerel, maar levensgevaarlijk voor het openbaar bestuur. En Peper? Als ik de rest van mijn leven met Peper op een eiland zou moeten zitten, vind ik dat niet erg." Of diezelfde Bram Peper nu binnen de door de rechter gestelde termijn van tien da gen met zijn declaratiebonnetjes uit z'n mi nisterschap over de brug komt, is maar de vraag. „Misschien moet ik volgende week de rechter een dwangsom vragen en met een deurwaarder naar het ministerie. Maar meestal levert een WOB-verzoek niks op. Al deze zaken zullen ook geen tastbare gevol gen hebben. Een goed WOB-verzoek in een gevoelige zaak waarbij bestuurders niet om de openbaarheid heen kunnen, eindigt op zijn best met het zoekraken van de stukken. Kijk maar naar de Herculesramp. Daar zoch ten ze de oude rampenplannen die waren aangepast. Zoek, weg. Komen nooit meer boven water. Misschien gebeurt dat met Pe per z'n bonnetjes straks ook." RIEN FL0RIS Onze Taal De Taalunie bestaat dezer dagen twintig jaar, en dat wordt gevierd, onder andere met een grote confe rentie, 3 en 4 mei in Gent. Thema van de conferentie is 'Taalvariatie'. Er is variatie in taal tussen Neder landers en Vlamingen, en ook tus sen Nederlanders onderling en tus sen Vlamingen onderling. De vraag waar het om zal gaan, is dan: wat moet je daarvan denken? Is het een positieve zaak dat er zulke verschil len zijn? Moet de overheid dat een beetje aanmoedigen? Of is het be treurenswaardig en moeten we streven naar vermindering van de variatie? Omdat ze mij ook ge vraagd hebben daar in Gent iets over te zeggen, begin ik al vast eens na te denken. Feit is dat vijftig jaar geleden het ABN, het Algemeen Beschaafd Nederlands, nog in opmars was. Steeds meer mensen gingen ABN spreken. Vandaag de dag is dat min der duidelijk. We zijn zo verbazend demo cratisch en verdraagzaam en politiek cor rect geworden, dat er meer ruimte is geko men voor allerlei varianten die beslist geen ABN zijn. In Vlaanderen evengoed als in Nederland. Plat en dialect mogen weer, en wie er wat van zegt. ligt eruit. Tot zo ver be grijp ik het thema van de conferentie. Je zou daar inderdaad wel eens met elkaar over kunnen spreken. Minder duidelijk is waarom de Taalunie juist dit thema gekozen heeft. Er zijn bepaald groter problemen. Bijvoorbeeld het probleem van de allochtonen die maar zo matig Nederlands blijken te leren, de 'zwarte scholen' en alle getob en te ver wachten narigheid vandien. De moeilijk heid daar is dat niemand weet wat de beste aanpak is. Sommigen beweren bij hoog en bij laag dat je kinderen met een andere moedertaal eerst, of althans ook, onderwijs moet geven in hun moedertaal, en pas gaandeweg overschakelen op het Neder lands. Dat dat de beste resultaten afwerpt. Anderen beweren, even stellig, dat je ze voor honderd procent moet onderdompe len in Nederlandstalig onderwijs, en dat lessen in het Berber, Turks, Grieks of Koer disch, om maar eens wat te noemen, enkel maar het probleem vergroten. Beide partij en beroepen zich op allerlei 'onderzoeken' en maar weinigen geven ronduit toe dat we eigenlijk niet weten wat de beste aanpak is, en dat we in feite maar wat aanmodderen. Niet onbelangrijk in deze zaak is ook een gebrek aan motivatie bij veel allochtone kinderen om Nederlands te leren. Want zo veel is zeker, dat een kind verbazend snel een taal kan leren, desnoods ondanks slecht onderwijs of zelfs zonder onderwijs. Dat dat toch niet gebeurt, kan dus niet al leen maar aan het onderwijs liggen. Ik denk dat hier mede dezelfde factor werkzaam is als die bij de variatie tussen moedertaal sprekers van het Nederlands. Namelijk dat we momenteel zo verbazend democratisch en verdraagzaam en politiek correct gewor den zijn, dat het bijna ultra-rechts klinkt als iemand zegt: hup, Nederlands leren, geen gezeik. Enfin, daar zou ook een pittige con ferentie over mogelijk zijn. Die lijkt me eer lijk gezegd zelfs dringender, gezien de grote politieke en menselijke problemen die er aan vastzitten, en de zorgelijke vooruitzich ten als we dit niet opgelost krijgen. Kortom: waarom kiest de Taalunie, ter gelegenheid van haar twintigste verjaar dag, voor een weinig dringend probleem, en laat ze een echt zorgelijke zaak liggen? Ik weet dat niet zeker, maar ik vermoed dat het komt doordat ze met het verkeerde doel is opgericht. Dat doèl deugt al twintig jaar niet, en ik heb daar twintig jaar geleden ook al op gewezen. Voor zover mij bekend: als enige. We lezen het in artikel 2 lid 1 van het Taalunieverdrag: 'De Taalunie heeft tot doel de integratie van Nederland en de Ne derlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin.' Een beetje ambtenaar of politicus zou met dat 'in de ruimste zin' nog wel wat kunnen uitrichten, maar in derdaad, het probleem van de allochtonen valt niet echt onder de kennelijk primaire 'integratie van Nederland en de Nederland se gemeenschap in België'. Ik geef toe, de variatie tussen de taal van Nederlanders en Vlamingen valt daar wel precies onder. Vandaar dat ik voorstel dat de Taalunie ter gelegenheid van haar vijfentwintig ste verjaardag, over vijf jaar dus, een confe rentie belegt om eens na te denken over haar eigen doelstellingen. Kijken of ze mij dan weer uitnodigen. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands Journalist Dick Berts: „Met Meijling heb ik vier keer gesproken. Een aardige kerel, maar levensgevaarlijk voor het openbaar bestuur. En Peper? Als ik de zou moeten zitten, vind ik dat niet erg." mijn leven met Peper op een eiland FOTO GPD JOOP BOEK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 55