Aan de paal met die vent 'Ten onrechte verdachte man is ook slachtoffer' 233 ZATERDAG 5 FEBRUARI 2000 Wat gebeurt er met iemand die een treffende gelijkenis vertoont met de persoon op een breed verspreide compositietekening van een serieaanrander. Dat verhaal vertelt een 43-jarige Haarlemmer, die korte tijd als hoofdverdachte van een reeks zedenmisdrijven werd beschouwd. Hij heeft de hel gezien en slikt acht verschillende medicijnen per dag om de verschrikkingen naar de achtergrond te dwingen. „Elke dag stap ik als een kind in de wereld rond en probeer weer in mijn eigen ritme te komen. "Een beangstigende schets van de keerzijde van een opsporingsmethode die steeds meer in zwang raakt. niet waarom ik maar van één misdrijf werd beschuldigd. Het ging toch om een serieaan rander. Dan heb je alles of niets gedaan, toch?" Tijdens het verhoor malen waanbeelden door zijn hoofd. „Een moment heb ik ge dacht: Als ik geen vrouw en kinderen had en hier op tafel had een dienstpistool gelegen, dan zou ik me ter plekke door de kop heb ben geschoten. Ik had het gevoel dat ik nooit meer uit die kamer weg zou komen." Na het verhoor neemt hij de rechercheur mee naar huis om te laten zien dat hij inder daad geen fiets heeft. Uiteindelijk wordt hij in de stad afgezet met de mededeling: 'Je hoort er nog wel van'. Gesloopt, in paniek en volledig labiel belt hij vanuit een café voor het eerst met een advocaat. Strafpleiter Jan Paul ten Wolde hoort urenlang het hortende verhaal aan en neemt dan het initiatief over. 'Jij gaat morgen naar het bureau om aangifte te doen tegen degenen die de posters heb ben aangeplakt', zegt hij. 'En verder vragen we alle data en tijdstippen van de andere aanrandingen op, zodat we ze kunnen weer leggen. Dit lijkt wel Kafka!' Het weerleggen van de aanranding aan de Spaarndamseweg levert geen probleem op. De verdachte ver bleef op dat moment bij een kennis, een hartpatiënt die hij helpt in de huishouding. De aangifte tegen de posterplakkers wordt echter geweigerd. Wel wordt hij voor het eerst geconfronteerd met de teamleider van het onderzoek, die begrip toont voor 'de ver schrikkelijke moeilijke situatie' waarin hij is komen te verkeren. De teamleider zegt toe dat stadswachten de posters zullen verwijde ren. Binnen een dag gebeurt dit ook. Schadeclaim Ten Wolde wordt al snel benaderd door de politie. Hij krijgt de mededeling dat een ver klaring wordt opgesteld, waarin de politie zijn cliënt vrijpleit van alle beschuldigingen. Al snel ontvangt Ten Wolde een brief waarin zwart op wit staat dat elke verdenking voor de aanranding en mishandeling op 17 mei is komen te vervallen. Dat geldt ook voor de veertien andere aanrandingen, zo valt uit de brief op te maken. En nogmaals toont de po litie veel begrip voor de problemen waarin hij is geraakt. Hij vraagt z'n advocaat een schadeclaim tegen de posterplakkers in te dienen. „Niet voor het geld, maar om het gevoel dat je die hel niet voor niks bent ingedoken." Maar Ten Wolde schat de zaak in dat stadium in als kansloos. 'Van wie moet ik het eisen?', vraagt hij zijn cliënt. Hij denkt niet dat de slachtoffers zelf de compositietekeningen hebben verspreid. „Ik kan me niet voorstellen dat iemand die zelf slachtoffer is, wil dat een andere onschuldige iets overkomt. Ik riep ook altijd: Als iemand mijn dochter pakt. Aan de paal met die vent! Daar denk ik nu anders over. Hoe zit het met al die andere Haarlemmers die door de poli tie zijn gehoord. Hoeveel rotzooi hebben die over zich heen gehad. Stel je hebt een rothu- welijk en je komt met het verhaal thuis dat je door de zedenpolitie bent gehoord." Hij heeft de Registratiekamer in Den Haag ingeschakeld. Op die manier probeert hij al zijn gegevens uit de politiecomputer te laten schrappen. Zijn advocaat had immers ge waarschuwd: 'Ze zullen je het komende jaar niet loslaten. Bij elke nieuwe aangifte zal jouw naam steeds opnieuw in beeld komen'. Een klacht indienen tegen de politie heeft hij overwogen maar terzijde gelegd. „Ik denk dat je je dan een hoop gezeur op je hals haalt. Ik heb veel in mijn leven meegemaakt. Ik dacht altijd dat het rechtssysteem je in be scherming neemt als je onschuldig bent. Maar er is geen recht. Iemand plakt je aan de muur en je bent vogelvrij verklaard. Ik be grijp niet dat de politie en de gemeente dat maandenlang hebben gedoogd." Overdag voelt hij zich weer wat rustiger. „Ik loop door een stad waar de posters weg zijn. Maar 's nachts beleef ik steeds weer de zelfde nachtmerrie. Al die gesprekken met de recherche voer ik dan weer opnieuw." JACOB VAN DER MEULEN Al bijna een jaar lang was hij in Haarlem actief. De blanke snor dragende man tussen 25 en 40 jaar met een normaal postuur en kort don kerblond haar vergreep zich in die periode aan vijftien jonge vrouwen. De Haarlemse politie vorderde geen meter met het onder zoek en besloot november vorig jaar flyers onder het uitgaanspubliek te verspreiden. Voor drie vrouwen die slachtoffer waren van de serieaanrander, ging dat niet ver genoeg. Met een groep sympathisanten vermenigvul digden zij een compositietekening van de aanrander en plakten er de binnenstad mee vol. „Ik zat in het café te wachten op een vriend die even geld moest pinnen. Toen hij terug kwam zei hij: 'Jezus man. Je kop hangt in de hele stad'. Hij maakt wel vaker dat soort grapjes. Maar toen ik later die avond naar huis liep, werd ik knettergek. In een flits zag ik de grote gelijkenis." Zijn gezicht is in middels ingevallen door het vele medicijnge bruik. Het pakje shag is vrijwel voortdurend onderweg van zijn handen naar de tafel en weer terug. Twee weken duurde het voordat hij wilde praten. Maar nu komen de woor den in een woeste stroom. Voor hem ligt de brief van de Haarlemse politie afdeling Jeugd en Zeden. Daarin wordt hij volledig vrijge pleit van alle eerdere verdenkingen. Maar hij voelt zich inmiddels geestelijk gesloopt. „Je denkt dat je niets te vrezen hebt, maar ze hebben me helemaal gek gemaakt." Waardeloos De angst maakte zich sluipend van hem meester. „In het begin ging het nog wel. Maar dat veranderde. Dan ga je bijvoorbeeld steeds minder met je -vrouw door de stad wandelen. Je voelt gevaar. Mensen kijken je aan en bellen spontaan de politie. Ik heb meegemaakt dat een surveillanceauto een stukje met me opreed. Op een gegeven mo ment stond ik bij de bus te wachten toen een kind naar mij wees. Ik zag dat de vader en moeder het in bescherming namen. Ik heb zelf twee kinderen. Man, wat voelde ik me op dat moment waardeloos. Het was zo'n moei lijk moment. Als een kind je al aanwijst, hoe moeten volwassenen dan wel niet over je denken? Natuurlijk dacht ik in het begin: Ik heb niets gedaan en hoef daarom niets te vrezen. Maar daarna raakte ik steeds meer in een constante toestand van alarm. Stel dat ik een man van een van de slachtoffers zou te genkomen. Ik bedoel, als mijn vrouw zoiets was overkomen, zou ik ook niet weten hoe ik zou reageren." Op 10 december kreeg hij een brief van de afdeling Jeugd en Zeden. Hij werd zonder opgaaf vap redenen uitgenodigd om tien da gen later op het politiebureau te verschijnen. „In plaats daarvan ging ik meteen met de brief naar het bureau. Daar werd ik gewei gerd en kreeg ook geen informatie waar het precies over ging. Toen begon de spanning zich op te bouwen. Kijk, als je een bon en een wielklem krijgt, dan ga je relaxt naar Par- keerzaken. Je weet datje moet betalen, maar probeert eerst nog de bon weg te lullen. Nu verkeerde ik in volledige onzekerheid. Je hebt je gedachten niet meer in de hand. Wil len ze me als getuige? Heeft een van mijn kennissen wat uitgehaald? Ik legde niet het verband met de compositietekening. Toen ik op de 20ste uiteindelijk bij Zeden kwam, ge beurde dat wel. 'Er is niets aan de hand, maar u bent hier omdat u sterk lijkt op de op de tekening afgebeelde persoon', kreeg ik te horen." Hij omschrijft het gesprek met de vrouwelijk rechercheur als 'prettig'. Ook al kreeg hij geen antwoord op de vraag hoeveel andere Haarlemse mannen dezelfde uitnodi ging ontvingen. Later bleken dat er twintig te zijn. Aan het eind van het gesprek vertelde de rechercheur dat de politie de dader nog voor de kerst dacht aan te houden. 'Ik zal je on middellijk bellen. Daarna ga je maar eens flink door de stad wandelen om te laten zien dat jij het niet was', gaf ze hem mee. „Ik was door de hele situatie van slag geraakt en kon de uitgang van het bureau niet eens vinden. Een andere rechercheur ving mij op en bege leidde me. Bij de uitgang zei hij: 'Zo, dan mag je hier naar buiten en na de kerst weet ik je wel weer te vinden'. Door die klotenop- merking heb ik voor het bureau zitten jan ken." Vanaf dat moment ging hij zich dwangma tig gedragen. „Ik liep als een marmot door een bak met schotten steeds dezelfde route. Alle plekken waar de posters hingen ver meed ik automatisch. Ik schoor mijn snor af en kocht een andere jas. Je verstand zegt: Dit klopt niet. Dit kan niet in Nederland. Maar langzaam wordt je helemaal gek. Je slaapt niet meer en krijgt de gekste ideeën. En daar om ga je extra medicijnen slikken om de si tuatie aan te kunnen. Hele dagen lag ik als een zombie op de bank en ging daarna naar bed. In cafés kwam ik niet meer omdat ik daar steeds spoken zag. Vrienden belden me op om te vragen waar ik bleef. Maar dan ant woordde ik dat ik me niet lekker voelde. Je merkt of je denkt dat je omgeving anders reageert. De bakker groet jou niet meer op straat. Toen een meisje in de bus naast me ging zitten, stond ik gelijk op om weg te gaan."Met kerst vluchtte hij met zijn vrouw naar hun zoon in het zuiden van Nederland. „Heerlijk als je dan gewoon door de stad kunt lopen. Ik ging het verblijf daar ook rek ken. Daaraan merkte ik dat het niet goed met me ging. Toen ik uiteindelijk Haarlem weer binnenreed met de trein zag ik de poster bij het station al hangen. Alles kwam weer op me af." Daarna wordt hij gebeld door de vrouwe lijk rechercheur. „Ze was heel aardig en ver telde me dat ze nog een gesprek wilde. Op dat moment ging er iets ernstig fout. Toen ik op het bureau kwam, verontschuldigde ze zich. Wegens ruimtegebrek moesten we naar een andere kamer. Het bleek de verhoorka mer te zijn. Aan het begin kondigde ze al aan dat dit een heel ander gesprek zou worden. Ik reageerde daar wat laconiek op en zei iets in de trend van: 'Waar gaat dit over?'. 'Ik ga u officieel in de computer invoeren als ver dachte van een van de aanrandingen'. Ik vroeg of er meer kandidaten waren. 'Nee, zei ze. U bent de enige en ik denk dat u de dader bent, ook al wordt u op dit moment nog niet gearresteerd'. Drie kwartier heb ik helemaal niets kunnen zeggen. Je leven flitst voorbij alsof je onder een auto bent geraakt." Hij wordt ervan beschuldigd op 17 mei om vier uur 's middags op de Spaarndamseweg een meisje te hebben aangerand en mishan deld. Het slachtoffer liep daarbij een gebro ken neus op. „Vraag maar. Ik heb niets te verbergen", verklaarde hij nadat hij zich met behulp van extra medicijnen had hervonden. Drie uur lang werd hij verhoord. Over de fiets die hij zou hebben gebruikt. „Ik heb geen fiets. Ik lijd aan evenwichtsstoornissen. Als ik op een fiets zou stappen, dan val ik om", laat hij noteren. „Uiteindelijk kreeg ik een heel helder moment en zei: 'U zit hier een heel grote vergissing te maken. U klaagt me aan voor aanranding en verkrachting. Maar wordt het niet eens tijd om het slacht offer te bellen. U kiest mij wel uit, maar hoe zit het met dat meisje? Laat haar maar ko men'. Ik bood een spiegelconfrontatie aan, maar die werd geweigerd. Verder begreep ik Compositietekeningen worden door de Haarlem se politie slechts op beperkte schaal gebruikt, zo verklaart teamleider Dirk Dijkstra van de afdeling Jeugd en Zeden. „In principe hangen ze alleen in politiebureaus en justitiegebouwen. We benade ren ook wel eens de media om een tekening te publiceren. Maar dat gebeurt in de regel na over leg met en toestemming van het openbaar minis terie. Het gaat toch om een niet alledaagse opspor ringsmethode. We gaan daar heel voorzichtig mee om. Juist omdat we bang zijn voor nawijsre- acties. Daarom hebben wij ook besloten de teke ning niet te gebruiken voor de flyer met het sig nalement die we in Haarlem hebben verspreid." De politie is niet van plan een onderzoek in te stellen naar de posterplakkers, aldus Dijkstra. „Zo'n posteractie zou niet mijn keuze zijn, maar ik ben dan ook geen slachtoffer. Ik ga er volledig van uit dat zij de tekening met goede bedoelingen hebben verspreid." Alle publiciteit, inclusief de flyer en de posterac tie, heeft de recherche uiteindelijk 140 tips opge leverd. Een aantal namen werd dubbel genoemd en andere vielen na onderzoek af. Dijkstra: „Uit eindelijk hebben wij twintig Haarlemmers over de kwestie gehoord. Inmiddels is duidelijk dat daar de dader niet bij zit. De politie is nog bezig met het onderzoek. Wij hebben alle slachtoffers hierover geïnformeerd." Dijkstra beschouwt de man die ten onrechte als verdachte is aangemerkt ook feitelijk als een van de slacht offers. „We behandelen hem op dezelfde manier. In gesprekken met hem proberen wij hem zo te begeleiden, dat ook hij weer verder kan in het le ven." Dijkstra beschouwt het verhaal van de ver dachte als 'uitzonderlijk'. „In mijn werk heb ik nog nooit meegemaakt dat iemand door een tref fende gelijkenis zich zo ernstig gedupeerd voel de." Persofficier Theo Bot van het openbaar ministerie in Haarlem noemt het verhaal van de, look-a-like 'schrijnend'. „Het gebruik van compositietekenin gen als opsporingsmiddel gebeurt alleen bij kapita le delicten. Gezien het seriematige karakter van de aanrandingen hebben wij die ook als zodanig be schouwd. Wanneer in een onderzoek echter geen resultaten worden geboekt, dan zie je dat dit soort neveneffecten ontstaan. Vooral wanneer de teke ning op bredere schaal wordt verspreid." De zaak heeft er bij het OM toe geleid dat opnieuw een discussie is ontstaan over de schaal waarop compositietekeningen worden verspreid. „Dat hebben wij uit deze zeer schrijnende zaak ge leerd", aldus Bot. „We moeten nog beter nadenken over de consequenties van dit opsporingsmiddel. Ook al heeft deze meneer daar nog weinig aan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 51