!>PORT
Y ouri Mulder
leeft tussen
en vrees
9
Randje BUITENSPEL
*DAG 5 FEBRUARI 2000
'Dit seizoen is het erop op eronder'
)DAK
.44], Nog geeft Youri Mulder (30) de moed niet op na vijf
ïk- aperaties in twee jaar aan de linkerknie. Maar waar trekt
hij de grens tussen doorgaan of stoppen, tussen pijn en
zelfkastijding? „Ik ben bij het punt aangeland dat de
jbeslissing moet vallen: het is erop of eronder." Anders
in stopt hij na dit seizoen met voetballen. En gaat hij
misschien wel stukjes schrijven. Net als z'n vader.
door ALBERT CEESINC
Iderhalf jaar geleden lagen ze samen
j het strand, vader en zoon Mulder. Zei
juri tegen Jan: 'Die dikke knie Laten
e er maar mee stoppen'. ,,'Denk je wel
»ns aan de mensen bij Schalke die wer-
•loos voor de tv zitten', baste m'n va-
;r. 'Ze zouden een moord doen om
iar één keer op het veld te staan. Sode-
iieter op, lafaard'. We bulderden het
jt. Zie je het voor je: met z'n tweeën on-
;r een parasolletje? Zoiets motiveert
lij enorm. Ben gelijk een drafje gaan
eken op het strand. Ik ben makkelijk te
Motiveren."
an wilskracht en doorzettingsvermo-
ïn ;n heeft het hem nooit ontbroken.
borgaan tot de laatste snik, voor de
>ort en de club. Het heeft voor hem iets
■uriroïsch. We zijn toch een soort gladia-
iren in een arena. Hij zei het eerder, op
n Mulderiaans, een dag na de vijfde
peratie. „Niet zeuren! Er moet gestre-
an worden tot we in rolstoelen zitten,
iet dus. Ik wil de boel niet zo verzieken
at ik me straks op m'n vijftigste een
onstknie moet laten aanmeten. Ik ben
u dertig, dat soort grappen wil ik niet
skeren voor die paar jaartjes die ik als
Detballer nog heb."
lleen: hij wil nog zo graag. Niet voor
et geld, 'want daar hoef ik het niet
ie er voor te doen'. Wel omdat voetbal
o, leuk is, zegt hij. „Vanaf mijn zesde
in,en ik aan het voetballen. Tegen muur-
es trappen en balletjes hooghouden,
in daar mag ik dan mijn werk van ma-
en."
Hij doet het ook voor de club, Schalke
M4. „Dat is hoofdzakelijk mijn drijfveer.
Haar houden ze mij op de been. Want
—Is ik Eddy (Achterberg) en Huub (Ste
ens) niet had, was het echt allang over
eweest. De manager Rudi Assauer zegt
feeds tegen mij: 'Ik heb veel geld uit
staan aan weddenschappen dat jij terug
keert op het veld, dus Lk reken op je'. Ie
dereen staat achter mij, ook de suppor
ters. Dat geeft een goed gevoel. 'Hoe is
het met je, wanneer kom je terug?'
Nooit: 'Hé Youri, wordt het nog wat?' Ik
ben nog geen supporter van Schalke te
gengekomen die tegen mij heeft gezegd:
'je kunt beter stoppen, het wordt toch
niks meer'. Het is allemaal gemeend,
meelevend. Heel warm. Je houdt het
daardoor toch langer vol. Gelukkig
maar."
Hij spoelt de film nog maar eens terug,
inclusief het medisch dossier sinds de
fatale trap in april 1997 in Karlsruhe,
toen Burkhard Reich hem het zieken
huis inschópte. De schade was aanzien
lijk: een gescheurde voorste kruisband.
Van een pees in de rechterknie werd een
nieuwe kruisband gemaakt. Maar echt
lekker functioneerde het linkerbeen niet
meer. De knie speelde steeds op, nieuwe
ingrepen waren nodig. Ook op 1 sep
tember ging het mis. „Ik had een oefen
wedstrijdje gespeeld en ik had zó'n knie.
Buigen ging niet meer. Ik dacht: shit."
Er zat zo veel vocht in de knie dat de art
sen beslisten: opereren. Na twee ingre
pen in een privékliniek in Heidelberg en
twee in het Amsterdamse AMC viel de
keus nu op het Sankt Marien Hospital in
Gelsenkirchen. „Dokter Walter kwam op
het lumineuze idee, en dat zeg ik zonder
ironie, om van de knie in gestrekte toe
stand een MRI-scan te laten maken.
Zó." Hij legt de voet op tafel en laat het
been flink doorhangen. „Zo hing ik een
half uur. Ik werd er helemaal gek van.
Maar hij had wel gelijk, ik heb zelf de fo
to's gezien. Bij de eerste operatie is de
kruisband er waarschijnlijk niet goed in
gezet. Het bot van de knie sloeg als een
soort guillotine op de kruisband. Het
was een heel logisch verhaal. De dokter
Youri Mulder: „Ik wil de boel niet zo verzieken dat ik me straks op m'n vijftigste een kunstknie moet laten aanmeten."
heeft toen met beitel en hamer wat bot
weggetikt. Hij was er zeker van dat dat
het was."
„Kort na de operatie kreeg ik ernstige
bloedingen, ik heb drie weken met bloed
in de knie gelopen. Ik heb zelfs bloed
transfusies gekregen. Elke dag reed er
een wagen van Duisburg naar Gelsenkir
chen om bloed op te halen. Al met al
heb ik drie weken in het ziekenhuis gele
gen. Daarna ging het beter, gaandeweg
zelfs echt goed. Ik heb het heel lang
zaam opgebouwd en ging weer het veld
op. Er kwam alleen meteen weer vocht
in de knie toen ik het gewricht ging be
lasten. Zo frustrerend na alle ontberin
gen. Het ligt niet aan één ding, het is een
heel complex gedoe. Meniscus, kraak
been, kruisband, er is een stuk bot weg
gehaald, drie weken bloed in de knie...
Op de een of andere manier kom ik er
niet overheen."
„De vraag is nu: wordt dat nog beter, is
er nog iets aan te doen, of moet ik er ge
woon een streep onder zetten. Ik kan
fantastisch trainen, niks aan de hand.
Als ik op de training nou drie keer door
m'n knie zou zakken, had ik allang ge
zegd: bekijk het maar. Maar dat is niet
zo. Ik kan alles doen: springen, sprinten,
trappen met links. Geen probleem. Dat
maakt het des te vervelender. Mijn ge
voel over die knie is goed, ja. Alleen dat
domme vocht, waar komt dat vandaan?
Ook voor de artsen is het moeilijk. Daar
moet toch een oplossing voor zijn. Me
chanisch is er met die knie niet zo veel
aan de hand. Misschien moet ik een heel
jaar echt helemaal niks doen."
„Waar ligt de grens? Ik weet het niet. Ik
weiger makkelijk op te geven. Als ik nou
elke dag pijn had of zou merken ik dal ik
nu ergens mee bezig ben en die knie zo
schaad dat ik er later van spijt van krijg.
Of dat ik mezelf voor de gek hou. Maar
dat is het niet. Bel Achterberg maar. Als
ik train is er niks te zien. En ziet het er
topfit uit."
Het vreet aan hem. Het einde komt
steeds dichterbij, alleen: hij wil er nog
niet aan toegeven. En klampt zich vast
aan voorbeelden: Marcel Peeper en
Danny Hesp. Carlos Fortes en John van
den Brom. „Als ik die bij Vitesse over het
veld zie rennen, ben ik een beetje ja
loers. Die trap is niet zo erg. Ik heb de
pech gehad dat ik in Karlsruhe op het
verkeerde moment op de verkeerde plek
heb gestaan. Net als Peeper en Hesp. Ik
heb alleen de dubbele pech gehad dat ik
diezelfde dag in het ziekenhuis niet goed
geholpen ben."
Grijnzend: „Ik wil niet in de put zitten.
De zweep erover, keihard werken. Het
mooiste is dat je dan een soort beloning
krijgt. Tuurlijk zit ik wel eens in de put,
die dagen heb ik wel eens. Dat ik denk:
het moest maar eens afgelopen zijn. Da
gen dat ik er geen gat meer in zie. Een
normaal mens houdt dit niet lang vol.
Maar dat is puur rationeel. Toch is er
steeds weer de drijfveer om me er over
heen te vechten. Vooral na een goede fy-
siotherapeutische behandeling. Dat de
knie ineens weer wat dunner is en je
weer iets meer kunt doen. Vaak wordt
het weer gevolgd door een dikke knie."
„Ja, waarom doe ik me dit zelf aan? Om
dat voetballen het belangrijkste in mijn
leven is. Finn (zijn vier maanden oude
zoontje) moet me eigenlijk wel zien
voetballen, vind je niet? Soms denk ik
wel eens: moet ik dan toch maar weer
elke week injecties, puncties en ontste
kingsremmers nemen om te kunnen
voetballen. Moet ik dat doen? Zo heb ik
vorig seizoen nog twintig wedstrijden
gespeeld voor Schalke. Omdat de club
het vroeg en de trainer slecht in de man
kracht zat. Ik heb ze bij wijze van spre
ken in de Bundesliga gehouden. Maar
dat kun je één seizoen doen, echt niet
langer."
„Of ik er mee zou kunnen stoppen? Ik
denk het wel. Als er geen medische uit
weg meer is. Daarom luister ik naar ver
standige en onafhankelijke artsen. Ik
ben bang voor het moment dat ik het
kantoor van de manager binnenstap en
moet zeggen: 'Ik stop'. Om dan het veld
op te komen voor een bosje bloemen.
Daar zie ik zo tegenop, tegen die dag. Ik
doe het niet en ik wil het niet. Dat alles
omvattende definitief in mijn leven:
nooit meer voetballen, nooit meer op
het veld staan."
„Als ik moet stoppen, ga ik zo snel mo
gelijk m'n trainersdiploma halen. Of ik
nou trainer word of niet. En ga ik probe
ren stukjes schrijven. Of van die politie
thrillers, zoals Terry Venables doet. Ik
ben wel twee keer goed teruggekomen
en heb vorig jaar april nog in het Neder
lands elftal gespeeld tegen Marokko. Ik
zit hier nu wel een half pak koekjes op te
eten, maar ik kom geen grammetje aan.
Conditioneel zit ik goed in elkaar. Ik pak
het vrij snel weer op, ik heb dat hele rit
me niet nodig. Ik ben een spontane
voetballer, ik doe wel wat."
MOOIER dan GOUD
Mooier dan het behalen van gouden medailles en
W kampioenschappen, is de waardering die ik krijg
V van voetballers die ik zelf heb getraind of als leer-
ling in de klas heb gehad. Daarom heb ik gekozen
Marcel Valk, maar dat had net zo goed Edwin van der
Jeffrey Talan of John de Jong van FC Utrecht kunnen
Van der Sar en Talan heb ik in de klas gehad en De Jong
ik destijds als A-junior laten debuteren bij Wilhelmus,
sns als ik ze tegenkom, bijvoorbeeld bij het WCS-gala,
('ze weer blijken dat ze het fijn hebben gehad bij me. Ze
illen toch vol trots dat ze mij als trainer of leraar hebben
d en dat doet me veel deugd. Toen Arthur van Orssagen
a'98 voetballer van het jaar werd, zei hij dat dat mede was
2»nken aan mij. Ik heb wel een grote bek, maar op dat
lent werd ik even emotioneel. De teleurstelling over het
van de prijs 'trainer van het jaar', was meteen
jpe 1 was vroeger niet de makkelijkste jongen. Als het niet
zoals hij het wil, kan hij de kluts kwijt raken. Ik heb hem
ger wel eens vast moeten houden. Maar hij is een ver-
jkkelijk goed voetballer. Als we het vroeger bij UVS even
^meer wisten, gaven we de bal aan hem en deed hij er
injwat goeds mee. Het mooie vind ik, dat iedereen dacht
jjiet na Volendam afgelopen was met hem. Maar hij heeft
jêeizoen wel in de Champions League ge-
and het mooi dat ik aan zijn succes, en dat van
^indere jongens, een steentje heb kunnen bij-
idjen.
ar
ai' GERTJAN VAN GEEN
HIELCO KUIPERS
Ruud de Groot (52) is de huidige trainer van WSB. Hij
*begon zijn loopbaan bij ZLC en was voorts in dienst bij
Jdunum, UVS, Wilhelmus, Aalsmeer en ADO Den Haag.
Groot is leraar lichamelijke opvoeding aan het ROC in
Leiden en is in bezit van het diploma coach betaald
voetbal. Op het Leids voetbalgala werd hij eind vorig
zoen gekozen tot trainer van het jaar. Komend seizoen
volgt de Leidenaar Cees Tempelaar op als trainer van
ck Boys.
reel Valk (31) is gebroen in Koudekerk aan den Rijn en
is profvoetballer bij Willem II. Hij speelde voorheen bij
ADO Den Haag, Go Ahead Eagles en Volendam.
Het is donderdagavond en liet
gemoed is bezwaard. Van
middag heb ik voorgoed af
scheid genomen van mijn oud-
-collega Conny Smits. Óp weg
naar de begraafplaats Rhijnhof
passeerde ik de burelen van het
Leidsch Dagblad. Vanuit de au
to inspecteerde ik het redactielo
kaal en tot mijn genoegen stelde
ik vast dat de beeldschermen
nodeloos gloeiden. De krant was
uitgestorven. 'Mooi zo', sprak ik
in mijzelf, 'iedereen is naar
Conny.
Het afscheid was ontroerend,
vooral vanwege Conny's prach
tige kinderen Marjolein en Bart.
De dappere Marjolein droeg
waardig een gedicht voordat
Conny had uitgekozen en Bart
maakte, gadegeslagen door voor
hem ontelbare afscheidnemers,
een geweldige tekening voor zijn
moeder. Toen het allemaal
voorbij was, ben ik via de Witte
Singel naar huis gereden. Ik wil
de per se langs het oude gebouw
van het Leidsch Dagblad, waar
Conny en ik, eind jaren zeven-
tig, vrijwel gelijktijdig onze
loopbaan in de journalistiek be
gonnen. Tegenwoordig wordt
daar, binnen de perken van dit
kanton, rechtgesproken en is het
er een saaie bedoening. Maar
vroeger was het er een levendige
boel. Conny's lach kon het hele,
inmiddels ter ziele gegane re
dactielokaal vullen.
Wat dit in hemelsnaam met
sport heeft te maken?Niets.
Maar al probeer ik het nog zo
hard, ik krijg de bal in mijn
hoofd maar niet aan het rollen.
Misschien lukt het als ik sport
met Conny probeer te combine
ren. Had Conny iets met sport?
Niet zo gek veel, maar na een
paar jaar Leidsch Dagblad werd
sport opeens wel een wezenlijk
deel van haar leven. Conny
kreeg namelijk verkering met
Herman Poos van de sportre
dactie en dat is nooit meer over
gegaan. Herman ging van het
Leidsch Dagblad naar het Alge
meen Dagblad en daarna werd
hij hoofd communicatie van de
KNVB. Vandaar dat donderdag
niet alleen heel veel journalis
ten, maar ook hotemetoten uit
Of wil je soms dat
er zaterdag op de
sportpagina rechts
onderin een wit
gat van vijftien
hij drieëntwintig
centimeter gaapt?
Nou dan.
Vort met de geit
de voetbalwereld afscheid van
Conny kwamen nemen.
In de lange rij voor dé condole
ance-kantine - of hoe heet zo
iets? - schuifelde ik gelijk op met
Bram van Leeuwen, de eerste
chef van Conny en mij. Bram
gaf ons, leerling-journalisten op
de stadsredactie, alle ruimte om
er op uit te trekken en het vak te
leren. Kregen we van onze chef
de vrije hand bij het observeren
en registreren van het regionale
nieuws, hij was ook een man
van de klok die, als je 's och
tends om tien over negen nog
niet ter redactie was, opbelde.
Om te vragen of je soms je nest
niet uit kon komen. Conny
hoefde hij nooit te bellen. Mij
maar al te vaak.
Bram was een man van punten
en komma's, die zette hij met
een rode pen op de juiste plaats
als wij ze weer eens lukraak op
een kopijvel hadden getikt. In
die tijcl ramden wij onze stukjes
nog uit ouderwetse typemachi
nes. Bram had een, in onze
ogen, nogal merkwaardige lief
hebberij. Hij was een verwoed
verzamelaar van tijden die
hardrijders op de schaats, waar
ook ter werekl, op de klokken
brachten. Alle scores, als het
even kon tot op een duizendste
van een seconde nauwkeurig,
verdwenen in schriftjes die voor
Bram van het grootste belang
waren. Maar waartoe dit belang
diende, is Conny en mij nooit
duidelijk geworden.
Op Rhijnhof. in de rij op weg
naar Conny's geliefden, over
woog ik even om Bram te vra
gen of hij het schaatsen nog
steeds op de voet volgt, en tot
hoe ver achter de komma, en of
hij zijn schriftjes inmiddels
heeft gedigitaliseerd. Maar uit
alle macht verwierp ik de ge
dachte aan het schaatsen omdat
die me als ongepast voorkwam.
Merkwaardig eigenlijk, dat ik
vanmiddag mijn best moest
doen om de sport en mijn ge
dachten gescheiden te houden,
terwijl me dat nu niet de minste
moeite kost.
Wat me vanmiddag ook te bin
nen schoot, was de vraag of het
me vanavond zou lukken een
column te schrijven. En op dat
moment moest ik gelukkig weer
heel erg aan Conny denken.
Had zij er erg in gehad dat ik
met die vraag worstelde dan zou
ze me quasi bestraffend hebben
toegesproken. 'Ben jij nou een
oud-leerling van Bram van
Leeuwen? Je weet toch zeker wel
dat je de krant nooit in de steek
mag laten? De lezers hebben
geen boodschap aan jouw ge
moedstoestand. Zij vertrouwen
op je. Of wil je soms dat er za
terdag op de sportpagina rechts
onderin een wit gat van vijftien
bij drieëntwintig centimeter
gaapt? Nou dan. Vort met de
geit.'
Conny Smits was een pracht-
mens.
JAAP VISSER