'Niemand was blij met ons'
231
ZATERDAG 29 JANUARI 2000
Wim Kok, de joden en het onverwerkt verleden
Aan de vooravond van de publicatie van het rapport van de Commissie Van Kemenade over aard en omvang van de roof van joods bezit in
de Tweede Wereldoorlog, hield premier Kok woensdagavond in Stockholm een toespraak tot het Joods Wereldcongres. Kok ziet reden tot spijt
vanwege de kille ontvangst van teruggekeerde joden, maar wil geen excuses maken aan de joodse gemeenschap. De minister-president vindt
wel dat we door moeten gaan met elkaar de verhalen te vertellen, zodat die niet worden vergeten. Op deze pagina afwisselend
ooggetuigenverslagen van overlevenden, naoorlogse reacties en fragmenten uit de Stockholmse rede van Kok.
Wim Kok in Stockholm:
„In het begin tot bijna vijftig jaar na de
Tweede Wereldoorlog, concentreerde het
historisch onderzoek zich op de oorlog zelf
en op het onuitspreekbare leed van degenen
die door het Nazi-regime werden vervolgd.
Pas de laatste vijf tot zes jaar krijgen ook de
naoorlogse jaren de aandacht die ze verdie
nen. Wij vragen ons nu ook af hoe onze sa
menlevingen - niet het Nazi-regime of de
collaborateurs - maar onze naoorlogse sa
menlevingen, de overlevenden behandelden
die uit de concentratiekampen terugkeer
den."
Propagandafilm Nederlands Volksherstel
1945:
„De overlevenden keren terug, beroofd
van haven en goed en moeten geholpen
worden. Dat is onze vaderlandse plicht
Daarom werd Nederlands Volksherstel in het
leven geroepen. Nederlands Volksherstel
zorgt voor de ex-politieke gevangenen, de il
legale werkers, de opgedoken onderduikers
en de gedeporteerden en helpt waar nodig.
Nederlands Volksherstel staat klaar voor hen
zodra ze in Nederland aankomen. Neder
lands Volksherstel zorgtvoor alles."
J. van Hall, huisarts, overleefde de onder
duik:
„Dat is gelogen. Integendeel: mensen die
terugkwamen uit de kampen in Maastricht
en dolblij waren dat ze eindelijk in Neder
land waren, kregen op het perron te horen:
,0 het zijn maar jeuden, het zijn maar jenden
Het was een koude douche die ze kregen.
Hun huizen waren leeggehaald, hun bezit
tingen geroofd, ze hadden niets."
Jeanne Courant-Pool, overleefde Ausch
witz:
„In de trein naar huis kwamen de Fransen
en later de Belgen. Die gooiden bloemen in
de trein en etenswaren en flesjes wijn. Dat
was geweldig. Maar in Nederland was er
niets. Wij kwamen op het Centraal Station
aan en dan werd je ingeschreven. Ik heb het
bewijsje nog. Je kreeg een tientje en daar
moest je het mee doen. Verder was er niets,
helemaal niets."
C. Heerma van Voss-Loeb, overleefde The-
resienstadt:
„Wij kwamen aan op het station. We
moesten ons in roeden van vier opstellen en
bleken door Sittard te moeten lopen onder
begeleiding van padvinders. Dat was heel
aardig geweest van die jongens, als ze niet
gewapend waren geweest. Ze hadden hand
wapens en sommigen stenguns. Het waren
jongens»van veertien, vijftien jaar. We waren
bang dat ze per ongeluk iets met die wapens
zouden doen, maar je durfde niet te protes
teren. We waren diep verontrust dat dit de
manier was waarop wij Nederlanders de eer
ste straatstenen onder onze voeten voelden.
We kwamen aan bij een nonnenschool met
zes lokalen en een gang waarin voor elk lo
kaal een wc en een fonteintje was. Om die
school stond een hoog hek dat prompt werd
afgesloten. In de loop van de avond, de non
nen waren weg en hadden alles afgesloten,
wilden we ons wat opfrissen. We hadden
drie dagen in een trein gezeten en daarvoor
waren de omstandigheden natuurlijk ook
niet fris. Dat ging heel gedisciplineerd. Eerst
de vrouwen en kinderen, toen de ouderen en
daarna de jongeren. Ik was me net aan het
wassen, toen een non kwam kijken of het
licht uitkon. Die schrok toen ze zag dat wij
ons gemengd en gedeeltelijk ontkleed aan
het wassen waren. Ze sloot de waterleiding
af. We waren toen met zo'n 150 mensen, dus
dat was een hele toestand."
I. Lipschits, historicus, overleefde de on
derduik:
„Voor mij was de oorlog wel afgelopen,
maar was er geen bevrijding. De klap kwam
het hardst aan bij de mensen die uit de kam
pen kwamen. Die dachten: we komen van de
hel in het paradijs. Die klap van de opvang,
van die bijzonder slechte, onhoffelijke op
vang is heel hard aangekomen. Dat heeft
niemand goed kunnen verwerken."
Premier Kok in Stockholm:
„Ik realiseer me dat - zoals we dat ver
schrikkelijke lijden en sterven nooit onge
daan kunnen maken - we deze tekortkomin
gen ook nooit kunnen herstellen. Maar we
kunnen ze wel herkennen, ervan leren en
waar mogelijk rechtzetten. Daaraan hebben
mijn regering en de Nederlanders zich ver
bonden."
I. Lipschits, historicus, overleefde de on
derduik:
„De overheid heeft een slecht voorbeeld
gegeven. Het kabinet zei: we wensen geen
onderscheid te maken tussen joden en niet-
-joden. Dat was uiterst onrechtvaardig. Wij
joden waren niet vervolgd als Nederlanders,
maar als joden. Wij hadden materiële en im
materiële schade geleden als joden, niet als
Nederlanders."
C. Heerma van Voss-Loeb, overleefde The-
resienstadt*
„Dat hebben we geweten. We hebben
nooit enige tegemoetkoming gehad. Nooit
hulp, nooit iemand die zei: ik zal eens wat
voor jullie doen. Ik vind nog steeds dat het
een hele normale gang van zaken zou zijn
geweest als er iemand was geweest die zei:
.Gefeliciteerd, jullie zijn terug. We zijn blij
met jullie.' Maar niemand was blij met ons."
J. van Hall, huisarts overleefde de onder
duik:
„Toen ik terugkwam uit de onderduik was
mijn huis inbeslaggenomen door de ge
meentelijke waterleiding. Ik vroeg de direc
teur te spreken, maar die wilde mij niet ont
vangen. Mijn huis heb ik nooit meer terugge
kregen. Ik heb vijf jaar gewacht op een huis
om mijn praktijk weer te kunnen doen. Ik
kwam terug van vijf jaar onderduik en had
geen draad aan mijn lijf. Toen heb ik van een
kennis een oud kostuum gekregen, maar dat
was veel te groot, dat fladderde om mijn lijf.
Ik heb het kunnen laten vermaken, maar
toen ik het aan had en bij een patiënt kwam,
zei hij: ,Ze hepben het toch maar weer.' Ik
kon die man wel doodslaan.
„Mensen waren onverschillig over het lot
van de joden en hadden ook een weerzin te
gen ons. tegen het feit dat we weer terugkwa
men. Een kennis had zijn bezittingen onder
gebracht bij een boer. Toen hij na de oorlog
terugkwam bij die boer, keek die man hem
aan en zei: 'Ben jij dat Minco, dat spijt me'."
Premier Kok in Stockholm:
„We kijken naarmate de jaren verstrijken
met grotere afstand op het verleden terug,
soms vanuit een ander perspectief en met
grondiger kennis en begrip. De laatste vijftig
jaar brachten nieuwe inzichten, nieuwe nor
men en nieuwe mogelijkheden. Deze geven
ons de ruimte, dwingen ons misschien zelfs
wel tot een herbezinning op de waag of in de
naoorlogse jaren recht is gedaan."
Ed Hoornik, dichter, overleefde Dachau:
„De mensen van wie een kind kan zien,
dat ze geholpen moeten worden en die we
nu al 23 jaar in de kou van Auschwitz laten
staan. Over hen vallen we u, dames en heren
volksvertegenwoordigers, hard. Geen pensi
oen, geen compensatie, geen enkel gebaar
ooit van enige Nederlandse regering. Dat is
een schandaal waartegen iedere volksverte
genwoordiger zou moeten protesteren."
I. Haas-Berger, PvdA-kamerlid, in 1985:
„Die woorden sprak Ed Hoomik in 1968
op de Auschwitz-herdenking. Pas toen, 23
jaar na de oorlog, was een klimaat ontstaan,
waarin zulke woorden ook echt gehoord
werden, met als gevolg dat de Wet Uitkerin
gen Vervolgingsslachtoffers tot stand is geko
men. Naar mijn mening ligt in dit verander
de klimaat een gedeeltelijke verklaring voor
de vraag waarom de politiek zich pas zo laat
heeft beziggehouden met oorlogsmisdadi
gers en politieke delinquenten."
ingesteld naar de tekortkomingen in het na
oorlogse herstel van burgerrechten van de
genen die deze rechten onder de Duitse be
zetting kwijtraakten. De bevindingen tot
dusver wijzen uit dat het herstel van burger
rechten in het vernielde naoorlogse Neder
land. wettig en formeel bezien, in principe
correct was, maar tegelijkertijd signaleren de
rapporten een serie tekortkomingen: de duur
van het proces, de hinderlijke en weinig
flexibele procedures en boven alles de kille
ontvangst en het gebrek aan begrip voor de
genen die uit de kampen terugkeerden."
Max, econoom, overleefde de onderduik:
Het is vlak voor kerst, 1995. Max loopt
door de Haagse binnenstad, langs het stad
huis, kijkt op zijn horloge en denkt laat ik
het nu maar even doen. Een tijdje terug heeft
hij in de krant gelezen dat iedere burger zelf
bij het bevolkingsregister zijn persoonlijke
gegevens mag controleren en hij is vastbe
sloten dat een keer te doen. Uit nieuwsgie
righeid, maar ook een beetje om gerustge
steld te worden. Hij weet dat er al in 1945
een besluit is genomen om, zoals het offici
eel heette, „de door de Duitsers doorgevoer
de discriminerende bepalingen ten aanzien
van joden" te schrappen. Niet dat hij echt
denkt dat ze vergeten zijn de gegevens aan te
passen, maar je kan nooit weten. Bij het lo
ket zijn de kaart en die van zijn wouw snel
gevonden. Alles lijkt in orde, totdat zijn oog
valt op het hoofdstukje "Verblijfplaats'. Dat
vermeldt: .Datum vestiging in Nederland 1
juni 1945, land van waaruit ingeschreven:
Duitsland.' Duitsland? Hoe kan dat nu? Daar
is hij nooit geweest. Ouders en ik weet niet
wie verloren, maar hij zelf is de oorlog op ve
le onderduikadressen in Nederland doorge
komen. De kaart van zijn wouw vermeldt:
.Land van waaruit ingeschreven: onbekend',
terwijl ook zij in Nederland ondergedoken is
geweest. De lokettist raadt hem aan een brief
te schrijven naar de directeur van de dienst
Burgerzaken. Hij schrijft „Het is teleurstel
lend en uitermate pijnlijk te moeten consta
teren dat de Nederlandse autoriteiten de ge
gevens die op last van de bezetter uit het be
volkingsregister zijn verwijderd, nooit heb
ben gerectificeerd." Vijf maanden later komt
het antwoord: „Wij zijn voornemens uw ver
zoek om enige gegevens met betrekking tot
de verblijfplaats van u en uw wouw te wijzi
gen af te wijzen. Zoals u zelf aJ vermoedde is
de wijziging van 1943 totstandgekomen op
last van de Duitse autoriteiten en groten
deels in overeenstemming met de toen gel
dende regels. Het enige dat volgens de toen-
malige regelgeving niet helemaal correct
was, was bij u de vermelding Duitsland. In
maart 1945 is er een Koninklijk Besluit uitge
vaardigd om de bevolkingsregisters zo snel
mogelijk op hun juistheid te controleren. In
het besluit zelf is vervolgens bepaald dat de
door of vanwege de bezetter vastgestelde
voorschriften betreffende de bevolkings
boekhouding in principe van kracht bleven.
Dat deze wijze van werken decennia later
helaas misschien tot emotionele problemen
zou leiden, kon toen uiteraard niemand
voorzien. Het bestaan van oorlogstrauma's
was op dat moment een onbekend feno
meen. Tegen ons voornemen om uw verzoek
af te wijzen kunt u binnen vier weken uw
zienswijze schriftelijk kenbaar maken." Wat
nu? Zijn wouw zegt: „Zet het uit je hoofd, je
wint het niet. Je hebt er alleen maar last
van." Zijn dochter zegt: „Doe wat je moet
doen. Bereid je erop voor dat het lang duurt
en dat het veel energie kost, maar op den
duur win je het vast." Na een maand hakt hij
de knoop door en schrijft: „Het blijft voor
mij onbegrijpelijk en teleurstellend dat een
Koninklijk Besluit van maart 1945, een mo
ment waarop een belangrijk deel van Neder
land nog bezet gebied was, maatgevend is en
blijft voor de registratie in de bevolkingsre
gisters. Ik waag me af hoe deze informatie de
burgers heeft bereikt, waar alle communica
tiemiddelen op dat moment nog geheel ont
braken. En waarom is hierop niet geatten
deerd bij mijn hernieuwde inschrijving in de
gemeente Den Haag op 1 jqni 1945? Ik be
treur het bovendien dat de overheid meent
zich te kunnen blijven beroepen op ambtelij
ke regelgeving uit de bezettingsjaren." Een
paar maanden later komt het antwoord:
„Het is ons gebleken dat het ministerie van
binnenlandse zaken geen bezwaar heeft te
gen wijziging van de persoonslijst inzake de
door u aangevochten vermeldingen. Feitelijk
komt het erop neer dat de vermeldingen .ko
mende uit Duitsland' en bij uw wouw .ko
mende niet bekend van waar' vervangen zijn
door een vestigingsdatum gelijk aan de ge
boortedatum. met de zinsnede .ingeschre
ven sedert geboorte'. Wij vertrouwen erop
dat deze wijziging beantwoordt aan uw be
doeling."
E. de Wind, zenuwarts in 1985:
„Ik zie de laatste tijd onder de vele patiën
ten, die zich nog bij mij melden, de wonder
lijkste associatieve verschijnselen optreden:
een dame van nu 73 jaar heeft samen met
haar man uitermate gevaarlijkse situaties
doorleefd. Het echtpaar mocht de bewijding
beleven en heeft daarna tientallen goede, ge
lukkige jaren gekend, maar sinds de man en
kele jaren geleden overleden is, ging het met
mijn patiënte snel bergafwaarts. Het ergste
waren wel de nachten. Bij het geringste ge
luid schrok ze wakker en dan hoorde ze weer
de laarzen van de SS die door de straat
dreunden. Elk moment verwachtte ze dat er
aangebeld zou worden, of dat de deur zou
worden ingetrapt: zo kon ze uren lang van
angst bevend in bed liggen, wachtend op de
dageraad. Er zijn mensen die geen zieken
huis meer binnen durven gaan, al is het
maar om een bosje bloemen bij een goede
vriend te brengen. Immers wie in het kamp
het ziekenhuis inging, kwam er welhaast
nooit meer uit. Toch zijn ook deze oude
mensen vaak nog psychotherapeutisch te
helpen. De late nawerking van de traumati
sering hangt soms samen met de diepgewor
telde schuldgevoelens van de overlevende,
die zich afvraagt: .Waarom heb ik het over
leefd en al mijn lotgenoten niet'."
Premier Kok in Stockholm:
..Het belangrijkste is niet te vergeten. Te
blijven nadenken over de morele vragen van
de Holocaust en over onze verantwoordelijk
heden als burgers van democratische lan
den. Hoe beter we het verleden hanteren,
hoe beter we het heden en de toekomst on
der ogen kunnen zien."
Top-manager van een adviesbureau:
„Ik weet het van mijn vader. Ik ben net zo
lang blijven zeuren: waar was oma dan, waar
gingen jullie toen heen, wat gebeurde er
toen? Totdat hij het me vertelde. In de bad
kamer. Hij stond zich te wassen en wimpel
de al mijn vragen af. Tot plotseling, hij in
eens door de knieën zakte, me bij mijn
schouders vastpakte en zei: oma, de moeder
van jouw moeder is doodgegaan in het kamp
waar wij ook zijn geweest. Wij hebben haar
daar achter moeten laten. Anders was jij er
nu ook niet geweest."
„Geld was heel belangrijk. Dat begrijp ik
ook wel. Ik stel me voor hoe mijn vader fan
taseert dat hij geld genoeg zou hebben om
zijn ouders te laten onderduiken. Het was
ook zo dat geld vaak ;e leven kon redden. Ik
zie het aan mijn ex-schoonouders: geld zat
om onder te duiken. Maar ze zijn wel mooi
verraden, gewoon voor geld."
„Mijn therapeute zwijgt voornamelijk. En
ik ratel. Mijn grootste ideaal is rustig slapen
zonder nachtmerries. Rustig thuis zonder
dat opgejaagde gevoel. En misschien, heel in
de verte eens een relatie, een man met wie je
vrienden wordt."
Ton van Brussel
Bronnen: Rijksvoorlichtingsdienst, NPS-
-documentaireserie ,Na de oorlog', On
verwerkt Verleden - redactie David Bar-
nauw e.a., Nieuw Israelietisch Weekblad,
In twee werelden - Helene Weijel.