Schatgraven in de Waddenzee Pen en inkt ZATERDAG 8 JANUARI 2000 Een onbekende schilder maakte dit werk van de Lutine in nood op de Waddenzee. Amateurduikers hopen op 'Lutine'-goud Ergens op de bodem van de Waddenzee ligt nog een duizelingwekkende hoeveelheid goud. Het fortuin verdween onder de golven bij de legendarische schipbreuk van de 'Lutine' in 1799. Het Britse oorlogsschip was onderweg naar Hamburg om met veel kapitaal een economische crisis te bezweren. Als aasgieren doken in de negentiende en twintigste eeuw de bergers op het wrak, maar slechts een klein deel van de waardevolle lading werd boven water gehaald. Gooise duikers lijken nu de sleutel gevonden te hebben tot de plek waar het goud (met een geschatte waarde van twee- tot driehonderd miljoen gulden) moet liggen. Voor de komende zomer zetten zij een grootscheepse expeditie op touw. De Waddenzee is een kerkhof van wrak ken. Honderden schepen zijn er de voorgaande eeuwen met man en muis vergaan in het kolkende geweld van de storm. Vele mensenlevens en kostbare ladingen gingen verloren. Toch is er maar één schipbreuk legendarisch gewor den: de ondergang van het goudschip Lutine. Onder aanvoering van de Harlinger Ane Jan Duijf doen Gooise amateurduikers al tien jaar onderzoek naar de ramp. Deze tandarts is van oorsprong een 'eilander' en behept met het Lutine-virus. De man nen van zijn zogeheten Carananploeg (vernoemd naar het schip van Duijf) hebben geen dollartekens in de ogen. „Het is ons zeker niet om het goud te doen. Wij zijn geen schatgravers. Maar als het boven water komt, kopen we wèl het hele Gooi op", zeggen de duikers gekscherend. Onderwaterarcheologie is hun passie. .Alles wat wrak is, leeft voor ons", zegt Feiko Riemersma. Met een groepje van tien leden van het Gooisch Duikgenootschap is hij actief in de Carananploeg. Hij vindt het een uitdaging om in zijn vrije tijd in historische archieven te snuffelen naar deze legendarische scheepsramp. Veel zaken rond de raadselachtige ondergang zijn nooit opgehelderd en je kunt je natuurlijk afvragen of het na tweehonderd jaar en veertien bergingspogingen nog wel mogelijk is iets te achterhalen. „We hadden bij de start in 1990 niets om op terug te vallen. Zelfs geen wrak. Dat was verwoest bij de ri goureuze bergingsactie in 1938. De grootste bagger molen ter wereld, de Karimata van Billiton, baggerde toen tot op twintig meter diepte een heel gebied uit en vond welgeteld één staaf goud", aldus Jan van Vlaardingen. De duikers willen te weten zien te ko men hoe de scheepsramp heeft kunnen plaatsvin den. Bijzonder Het Franse fregat La Lutine (De kwelgeest) gold als een bijzonder schip. Het was ontworpen door de vermaarde scheepsbouwer J.M.B. Coulomb en werd in 1793 in beslag genomen door de Engelsen, toen die in Toulon assistentie verleenden bij gevechten tussen aanhangers en tegenstanders van de Franse revolutie. De Britse Royal Navy liet het fregat vertimmeren, waardoor het in een uitstekende staat verkeerde toen het in 1799 de oversteek naar Hamburg maakte. De bemanning was gepokt en gemazeld. De zeelui ken den de ruige Waddenzee als hun broekzak na alle eerdere oorlogsgevechten. Het was dan ook een rou tineklus. Engelse vissers zagen het schip voorbij ko men met volop brandende lichten. In de grote hut op het achterschip was een geanimeerd feest voor de passagiers - voornamelijk adellijke lieden en rijke bankiers - aan de gang. Dat de ramen niet geblin deerd waren, was volledig in strijd met de regels voor oorlogsschepen. Toch was het uiteindelijk niet door oorlogshande lingen dat de Lutine ten onder ging. Het schip kwam als gevolg van een zware storm in de problemen en brak in tweeën. Maar liefst 270 mensen vonden in de nacht van 9 op 10 oktober 1799 de dood. Hun lijken spoelden de dagen daarop aan op de stranden van Terschelling en Vlieland. Dankzij het opvissen van de enige overlevende was al kort na de ramp bekend welke enorme waarde de lading had. Vreemd genoeg werd het verhaal van deze drenkeling - matroos John Rogers - nooit opgetekend. Voorts bleek dat er in veel archiefstukken nogal wat hiaten zaten. Er werden zelfs bladzijden uit het scheepsjournaal gescheurd van een schip dat be trokken was bij hulpacties. Het leek dan ook in alles op een doofpotaffaire om een navigatiefout van de kapitein te maskeren. Over de waarde van de lading werd schimmig ge daan. Mede vanwege het gezichtsverlies voor de Brit se politiek. Verzekeringsmaatschappij Lloyd's, de enige die aanvankelijk wist voor welk bedrag de la ding verzekerd was, raakte bij een enorme brand in 1838 alle stukken over de Lutine kwijt. Een hoofd agent van Lloyd's schatte de waarde op 1,2 miljoen pond sterling. De Nederlandse regering kwam in 1821 uit op het voor die tijd astronomische bedrag van veertien miljoen gulden. Technieken Onmiddellijk na de ramp begonnen de bergings werkzaamheden. Uitvinders braken zich het hoofd over de meest fantastische bergingstechnieken. Toch bleef de oogst teleurstellend mager. „De meeste ber gingen leverden niets op. De succesvolste actie was in 1858. Toen werden tientallen goud- en zilversta ven en vaten vol Spaanse munten naar boven ge haald. We schatten dat inmiddels in totaal een tiende deel van de totale lading is opgedoken", aldus Van Vlaardingen. Het Carananteam wilde een reconstructie maken van wat er die bewuste nacht van 9 op 10 oktober 1799 gebeurd was. „De goudzoekers hebben zich nooit geïnteresseerd voor die vraag. Zij concentreer den zich op het wrak en de lading", aldus Van Vlaar dingen. „Wij zijn het spoor van de stranding gaan volgen. Om een beeld te vormen, hebben we getui genverklaringen, weerrapporten en logboeken van schepen die in de buurt waren, gelezen. Ook deden we uitgebreid bodemonderzoek met een apparaat dat verstoringen van het jaardmagnetisch veld meet. Het schoot echter maar niet op. Toen kwamen we schelpenzuiger Bolt tegen. Hij vond het wel interes sant wat wij deden en wilde een handje helpen door diepe gaten te maken. Zo ontdekten we uiteindelijk de plek van het wrak. Daar doken we veel spijkers op met het Lutine-teken, oftewel een hanenpoot van de Engelse Royal Navy onder de kop. Het schip was met veel nageltjes beslagen met nieuw huidkoperplaat om het rotten tegen te gaan. Ook vonden we een paar Spaanse munten, kanonskogels, handlood, uni- formknopen, tinnen lepels en traproeden van het schip", aldus Anton Vlas. Mythe doorgeprikt De mannen raakten er steeds meer van overtuigd dat het schip niet gekraakt is op een zandbank. Van Vlaardingen: „Die mythe hebben wij doorgeprikt. Het schip was nog in staat om voor anker te gaan en heeft een tijd gelegen voordat het stuk sloeg. De stro ming kreeg waarschijnlijk vat op het schip. Een deel van het fregat is op drift geraakt, waardoor het af dreef naar qen andere plek." Het spoor wijst nu dan ook in een nieuwe richting. In de zomer van 1998 deden de duikers een specta culaire ontdekking. Zij vonden vrijwel zeker het ach terschip van de Lutine op een afstand van twee en halve kilometer van de plaats van het hoofdwrak. Duiker Paul Al: „Het was misschien meer geluk dan wijsheid omdat door de verzanding van de Wadden zee een kuil ontstond, met daarin het wrak. Nu ligt het weer vier meter onder het zand op een water diepte van veertien meter." „Toen we het vonden, was dat echt kicken. Brullend kwamen we het water uit", herinnert Vlas zich. Wetenschappelijk is het bewijs niet volledig gele verd dat het de Lutine betreft, maar alles wijst erop, omdat de constructie van Franse makelij was en er ook voorwerpen werden gevonden van de Britse ad miraliteit. „Voor 99.99 procent dus zeker. Maar het is zeer de vraag of het goud nog aan boord is. Ik denk dat we de sleutel vinden tot de plaats waar het dan wèl moet liggen. Het schip is het goud in die omge ving waarschijnlijk kwijtgeraakt. Je kunt een circuit uitzetten, waarbinnen je moet zoeken", aldus Van Vlaardingen. „We willen het geluk nu eerder afdwingen", zegt Al. Hij doelt op de grote expeditie de komende zo mer. Lange tijd hebben de mannen hun ontdekking stilgehouden om een nieuwe golf van goudkoorts te vermijden. Het duikteam is eigenlijk wars van publi citeit, omdat de mannen hun werk in alle rust willen afinaken. Zij hebben dat mediacircus jaren geleden ook al eens beleefd. „Toen gingen tien journalisten mee op het schip en liepen ons voor de voeten. In de lucht cirkelde een helikopter met een buitenlandse reporter die live-verslag deed." De duikers weten dat er niet veel voor nodig is om weer eenzelfde hype te veroorzaken. Toch hebben zij de publiciteit ook no dig, omdat ze aan sponsors moeten zien te komen voor hun expeditie van deze zomer. Anderhalf mil joen hebben ze nodig. Een groot deel van dat bedrag is bestemd om de zeebodem te laten afgraven door een baggerbedrijf. ,Als het aan ons had gelegen, waren we allang naar een ander wrak gegaan", zegt Riemersma eer lijk. Caranan-leider Duijf hield echter het vuur warm. „Het is zijn levenswerk", zeggen zijn vrienden. Duijf heeft ook het contract gesloten met de eige naar van het wrak en daarmee van het goud, de En gelse verzekeraar Lloyd's. Zonder zo'n officiële over eenkomst mag er niet naar de Lutine-schat worden gedoken. De amateur-onderwaterarcheologen kre gen ook toestemming van de Nederlandse overheid. Hun werk heeft een wetenschappelijke status, omdat zij begeleid worden door het Nederlands Instituut voor Scheeps- en OnderwaterArcheologie (NISA) en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemon derzoek (ROB). Het duiken is niet van gevaar ontbloot, omdat het op de Waddenzee flink kan spoken. „Boven windkracht vier varen we niet uit De tocht er naartoe duurt vier uur en dan moet je ook nog eens terug. Als er ter plekke toch te veel golven staan, nemen we geen risi co en gaan we bij Vlieland liggen: zeehonden kijken, lekker slap ouwehoeren en borrelen. We overnach ten dan en proberen het de volgende dag opnieuw. Een kleine smet op het werk is de ruzie die ont stond met de vroegere compagnon, schelpenzuiger Bolt. Hij is boos dat Duijf als enige een vergunning heeft gekregen om bodemonderzoek te doen. Daar door kan Bolt in dat gebied geen schelpen meer zui gen. De Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemon derzoek (ROB) begrijpt niet waarom hij juist op die plek bezig moet zijn. De goudkoorts is weer begonnen. JETTY CLAUS Bron: Her boek 'De Lutine 1799-1999: De raadsel achtige ondergang van een schip vol goud', onder redactie van Bert Huiskes en Gerald de Weerdt. Uitgegeven door THOTH, Bussum. Onze Taal Van mijn eerste schooldag herinner ik me vooral de inktlap. Een eigen inktlap, helemaal nieuw, de vorige avond door mijn moeder samenge steld uit enkele lapjes van een oud laken, met daarbovenop een knoop genaaid. De eigen inktlap markeer de de overgang naar het echte le ven. De eerste dagen had je hem niet nodig, want er werd begonnen met potlood. Maar al na enkele weken werd het menens: schrijven met pen en inkt. En als je klaar was, de pen goed afvegen aan de inktlap. Het maagdelijke wit vertoonde al gauw donkerblauwe en zwarte vlekken. Aan het einde van het schooljaar was het een sme rig vod, in het beste geval. Dikwijls was de inktlap dan al weg, en veegde je je pen af aan de binnenkant van je broekzak. De samenstelling van het woord heb ik la ter pas begrepen. Ik meende dat het een inklap was. Het zal een jaar of twee, en ook twee inktlappen later geweest zijn, dat ik ineens besefte dat het woord als inkt-lap in elkaar zat: lap voor de inkt. Tussen 1960 en 1970 is het schrijven met pen en inkt uit de scholen verdwenen. De stalen pen is dan ongeveer 130 jaar in algemeen gebruik geweest. Voor 1840 schreef men met een ganzenveer; na 1970 had de ballpoint het grootste deel van de markt veroverd, afgezien van vulpen en schrijfmachine. Na 1985 heeft de compu ter, zeker toch voor teksten die wat langer zijn dan een boodschappenbriefje, ook ballpoint en vulpen naar de marge gedron gen. Lang niet iedereen in de vorige eeuw was gelukkig met de komst van de stalen pennen. Ik weet niet goed wat destijds de voordelen ervan waren; ik veronderstel dat ze goedkoper waren en minder kwetsbaar dan de pennen die men uit een ganzenveer sneed. Kees van Kooten schreef onlangs over zijn betovergrootvader, de dichter L. Schip per, die in 1844 in zijn bundel 'De Liere man' een gedicht opnam over het toen mo derne schrijfgereedschap. Die betover grootvader moest er niets van hebben. Hij schreef bijvoorbeeld: „Wat! mijn hand zou ooit zich wennen aan die stijve stellen pennen? Hoe de smaak ze hulde doet, k Haat dat schriftbedervend goed! Wisten de achtbre voorgeslachten, anders dan van ganzenschachten? En, ei zie, hun pennetrek, Bij ons hanepootgevlek!" „Dat schriftbedervend goed" noemde hij de stalen pen! Je ging er dus bepaald niet beter van schrijven, volgens deze L. Schip per. Had hij gelijk? Kijk, dat is nu moeilijk meer te achterhalen. Misschien gingen de mensen inderdaad minder mooi schrijven. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat hij een ouwe mopperaar was, een conservatie- veling zoals elke tijd die kent, een van die mensen die meteen moord en brand schreeuwen bij elke verandering. Kees van Kooten houdt het voor het laatste. Zijn commentaar: „Klinkt deze anderhalve eeuw oude klacht van L. Schipper u niet angstig vertrouwd in de oren? Elke maal wanneer onze schrijf- of reproductiemid delen veranderen van gedaante, ontketent dit een storm van protest binnen de gele deren van onze zelfbenoemde cultuurbe wakers. Ik heb aan den lijve mogen onder vinden welke blinde haat de komst van de ballpoint op zijn beurt losmaakte bij de be hoeders van de kroontjespen." Over de tijd rond 1840 kan ik niet mee praten, net zo min als Kees van Kooten. Over de komst van de ballpoint daarente gen, net als hij, wel. Daar was inderdaad veel verzet tegen. Toen ik op de lagere school zat, was de ballpoint al bekend maar het was niet toegestaan die op school te ge bruiken. Toen ik naar de middelbare school ging, was een vulpen voorschrift. De ballpoint, zo zei men, daar kreeg je een be roerd handschift van. Pas tegen de tijd dat ik eindexamen deed, was dat voorschrift zover verwaterd, dat sommigen met een ballpoint schreven. Maar het gekke is, iedereen heeft kunnen vaststellen dat de mopperaars en de onheilsprofeten gelijk gekregen hebben. De generatie die niet meer met pen en inkt is opgevoed maar meteen van het potlood overstapte op de ballpoint, kortom: de ge neratie van na de inktlap, schrijft inderdaad abominabel. Je mag blij zijn dat de compu ter er gekomen is, want handgeschreven stukken van mensen jonger dan 30 of 40 jaar zijn vaak onleesbaar. Ik wil maar zeggen, anders dan Kees van Kooten ben ik geneigd zijn betovergroot vader wel degelijk te geloven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 43