)e vrije jongens en het goede doel
H
M
Bij Amerikaanse wijze van geld inzamelen blijft veel aan de strijkstok hangen
Voorzetsels
ZATERDAG 18 DECEMBER 1999
I net
December is voor
charitatieve
Jllingen de drukste
tand van het jaar.
\tdan wordt vaak
beroep gedaan op
•edeleven van de
iderlander met de
ijew in deze wereld,
'aar lang niet alle
•anisaties werken
ti doeltreffend. Bij
stellingen die niet
over een officieel
nnerk beschikken
ijjt vaak heel wat
aan de strijkstok
hangen.
et is weer 'chari-hoogtijd'. Elke
instelling die bfestaat dankzij
de goedgeefsheid van het gro
te publiek is deze donkere dagen in het of
fensief. Je hoeft geen marketingdeskundige
te zijn om te weten dat Nederlanders deze
maand wat meer voor de noodlijdende mens
over hebben. Met een gerust geweten kun
nen we dan tijdens de kerst naar al die op
roepen tot naastenliefde luisteren; aan ons
ligt het niet. Dus ploffen talrijke enveloppen
met bedelbrieven deze dagen op de deur
mat. En we geven. Meer dan ooit. Vorig jaar
vloeide er drie miljard gulden naar de fond
senwervende 'industrie', drie maal zo veel
als in 1990.
En juist omdat er zo veel wordt gegeven,
moet de goedgeefse donateur ervan verze
kerd zijn dat zijn geld ook daadwerkelijk
naar het beoogde goede doel gaat. Tweeder
de van de Nederlanders denkt dat de over
heid controleert of dat gebeurt, maar dat is
niet zo. De liefdadigheidsindustrie is een
vrije markt zonder enige beperking. Iedereen
mag zich op die markt bewegen, ook de vrije
jongens.
Een voorbeeld. U schenkt twee tientjes
aan de stichting Wereld Dorpen voor Kinde
ren. U reageert daarmee op een van die
merkwaardige brieven, die deze instelling op
grote schaal verstuurt. Rechtsboven zijn een
heus dubbeltje en een heus kwartje geplakt.
'Deze 35 cent kan een kind als Susana hel
pen ontsnappen uit een leven vol armoede',
schrijft zuster Michaela uit de Filipijnen in
een persoonlijk geschreven briefje, dat bij
nadere bestudering een kopie blijkt te zijn.
Op de brief staat eveneens een foto van
een aandoenlijk Filipijns meisje. Ook zijn de
enveloppen soms gevuld met gratis kerst
kaarten. Zuster Michaela maakt de grootste
crisis van haar leven door, schrijft ze. Merk
waardig; dat deed ze twee jaar geleden al.
Ook toen ploften overal in Nederland de
brieven in de bus, waarin Michaela uitlegde
dat er een economische recessie was en ook
toen verzocht ze ons twintig gulden en 35
cent over te maken, zodat ze geen kinderen
in haar werelddorp hoeft te weigeren.
Het is de Amerikaanse wijze van collecte
ren. De instelling stuurt een bedragje naar de
beoogde weldoener en probeert hem of haar
een schuldgevoel te bezorgen door te schrij
ven dat wie dat geld niet terugstort, een kind
totaal de vernieling in helpt. En dat wil nie
mand op zijn of haar geweten hebben.
j MpmI wat Nederlanders blijken gevoelig te
zijn voor deze vorm van emotionele chanta
ge. Het is alleen jammer dat van die twee
tientjes er waarschijnlijk hooguit eentje bij
Zuster Michaela belandt. De andere helft
wordt besteed aan salarissen van de organi
satoren van deze charitatieve instelling en
natuurlijk aan de geldverslindende wijze van
geld verzamelen.
Weldoorvoed
Niet iedereen is zo principieel om die 35 cent
netjes terug te storten. De meeste geadres
seerden stoppen dat natuurlijk gedachteloos
in hun zak. En al die verloren kwartjes en
dubbeltjes bij elkaar vormen voor de Stich
ting Wereld Dorpen voor Kinderen een enor
me onkostenpost. Het betekent dat wie geld
overmaakt naar deze stichting, niet alleen de
arme kinderen op de Filipijnen steunt, maar
ook 35 cent schenkt aai een heleboel wel
doorvoede Nederlanders met een grote auto
voor de deur.
SOS Kinderdorpen heeft het keurmerk van het CBF. Dat garandeert dat minstens driekwart van
het ingezamelde geld bij het goede doel komt, in dit geval de kinderen in Croatië.
ARCHIEFFOTO HANS VAN WEEL
Vanwege die hoge onkosten belandt vol
gens de meest positieve berekening ongeveer
vijftig procent van de donaties aan deze van
oorsprong Amerikaanse organisatie uitein
delijk bij het goede doel. Uit cijfers die deze
krant vorig jaar uit de VS ontving, leek het
alsof ongeveer 25 procent bij het einddoel
terechtkwam. Maar precies weten hoeveel
geld bij zuster Michaela belandt doet nie
mand in Nederland.
Een bezoek aan het Amsterdamse kantoor
van Wereld Dorpen brengt ook weinig hel
derheid. In de gang staat een grote postzak
gevuld met de dubieuze brieven. Als toe
komstig donateur worden we vriendelijk
ontvangen door een jonge vrouw, Nadia
Ameyah, die ons voorziet van fotootjes van
lieve kindertjes en een folder waaruit blijkt
dat christelijke naastenliefde de drijfveer is
voor deze weldoeners.
Na enig doorvragen in het verder verlaten
kantoor krijgen we een resultatenrekening
over 1998 te zien, opgesteld door een Ameri
kaans accountantsbureau. De rekening be
staat uit een A4-tje, dat meer vragen oproept
dan het antwoorden geeft.
Een ding wordt wel duidelijk: het Neder
landse publiek heeft vorig jaar de Wereld
Dorpen ruim tien miljoen gulden geschon
ken. Een niet onaanzienlijk bedrag. Binnen
twee jaar is de stichting sterk gegroeid. Maar
of bijvoorbeeld de dubbeltjes en kwartjes bij
de onkosten zijn geteld of worden be
schouwd als gift aan het goede doel, is niet
duidelijk. 'Zie accountantsverslag voor de
bijkomende informatie', staat onderaan het
velletje. Maar jammer genoeg beschikt Nadia
daar niet over. Dat ligt in de VS.
Keurmerken
De stichting weigert bovendien het Centraal
Bureau Fondsenwerving (CBF) inzage te ge
ven in de cijfers. Het CBF geeft keurmerken
aan geldwervende instellingen nadat de ad
ministratie grondig is doorgenomen. Toe
kenning gebeurt alleeji als blijkt dat drie
kwart van het ingezamelde geld naar het
goede doel gaat. Vrijwel alle belangrijke in
stellingen in Nederland hebben inmiddels
zo'n keurmerk. Wereld Dorpen wil dat ook
graag, vooral omdat steeds meer donateurs
er naar vragen, maar de stichting komt er
niet voor in aanmerking.
„Wereld Dorpen doet alsof wij niet open
staan voor een dialoog, maar dat is een ver
keerde voorstelling van zaken", zegt Jos
Zwartjes, woordvoerder van het CBF. „Wij
kijken gewoon met gezond verstand naar de
cijfers en duiken diep in de administratie.
Uit zo'n velletje van dat accountantsbureau
blijkt helemaal niets. Wereld Dorpen wil ei
genlijk dat wij ons systeem aan hun wijze
van administreren aanpassen, maar dat is
natuurlijk onmogelijk. Wij vragen een ac
countantsverklaring en gaan daarmee ver
der. We maken onderscheid tussen kosten
die naar de doelstelling vloeien en de wer
vingskosten. Grofweg is de eis dat driekwart
van het geld naar het goede doel vloeit. In de
VS gelden andere regels; daar is 25 procent al
heel knap."
Wereld Dorpen is niet de enige organisatie
zonder keurmerk die de Nederlandse chari-
markt afstroopt. Naar schatting zijn er tien
tot vijftien van dat soort instellingen actief,
vrijwel allemaal van buitenlandse oorsprong,
en vaak uit de VS. Niemand weet het precie
ze aantal, omdat zo'n instelling zich nergens
hoeft aan te melden en nergens verantwoor
ding over hoeft af te leggen.
Dat toch nog veel geld - naar schatting
zestig miljoen gulden - wordt geschonken
aan die instellingen is niet uitsluitend te
danken aan blinde goedgeefsheid. Een ande
re oorzaak is dat de namen van organisaties
zonder keurmerk vaak verdacht veel lijken
op die van een instelling mét keurmerk.
Wereld Dorpen van Kinderen is daarvan
een mooi voorbeeld. De naam doet denken
aan SOS-Kinderdorpen, een instelling die al
vijftig jaar bestaat en in 130 landen ruim
45.000 kinderen in speciale dorpen huisvest.
„Wij hebben flink wat last van die Wereld
Dorpen", zegt Rembrandt Heerkens Thijs-
sen, directeur van SOS-Kinderdorpen.
„Mensen raken verward. Wij krijgen dage
lijks telefoontjes en brieven van boze men
sen die die brief met muntjes smakeloos vin
den. Ze denken dat wij de afzender zijn. En
helaas verstuurt Wereld Dorpen veel van die
brieven. Sommige mensen hebben er al acht
ontvangen, en als ik in mijn eigen omgeving
kijk, zijn er maar weinigen die geen brief
hebben gekregen. Ik vind de toon in die brief
beneden peil. Mensen worden moreel onder
druk gezet. Het is van een walgelijk ethisch
niveau. Dat is schadelijk voor ons, omdat bij
veel mensen blijft hangen dat wij de afzen
der zijn. Het gaat ten koste van ons imago."
Naamsverwarring
Zwartjes van het CBF erkent dat organisaties
meeliften op het succes van anderen. „Die
naamsverwarring is een groot probleem,
vooral in de gezondheidsbranche. Ze maken
gebruik van de vertrouwde klank bij het pu
bliek, ze liften mee met de ander. Vooral nu,
want december is chari-hoogtijd. Daarom
willen we in de toekomst ook kunnen eisen
dat een organisatie pas in aanmerking komt
voor een keurmerk als de naam niet te veel
lijkt op die van een bestaande organisatie."
Bij de Alzheimerstichting in Bunnik (met
keurmerk) kunnen ze daar over meepraten.
Daar hebben ze veel last van de Internatio
nale Stichting Alzheimer Onderzoek, ook
Amerikaans, die zes jaar geleden een depen
dance in Nederland opende. De namen lij
ken zo veel op elkaar, dat de verwarring opti
maal is. En ook hier lijdt de reputatie van de
Nederlandse instelling onder de dubieuze
brieven die door de concurrent (zonder
keurmerk) worden verzonden. „De brieven
suggereren dat de betrokkene maar beter
geld kan doneren, want anders krijgt hij of zij
vast zelf ook Alzheimer", zegt een woord
voerder van Alzheimerstichting.
Een derde voorbeeld is de Parkinson Pati
ënten Vereniging, die veel last heeft van Het
Parkinson Fonds, dat in Nederland slechts
een postbusnummer heeft, maar via de be
delbrieven wel tien miljoen gulden zou bin
nenhalen.
Als laatste voorbeeld kan worden ge
noemd het gerenommeerde Nederlandse
Kankerfonds. Dat is bepaald niet blij met het
Wereld Kanker Onderzoek Fonds en de
Stichting Nationaal Fonds tegen Kanker, bei
de zonder keurmerk. De laatste stichting
ging zelfs zo ver om massa's bedelbrieven te
versturen op de dag dat het vijftigjarig be
staan van het Nederlandse Kankerfonds uit
gebreid werd gevierd. „Zo probeerden ze een
slaatje te slaan uit alle publiciteit rond ons
jubileum", aldus een woordvoerder.
Wie wil weten of een liefdadige organisatie
een keurmerk heeft van het Centraal Bureau
Fondsenwerving (CBF) kan terecht bij het in
formatienummer van het CBF, tel. 0900 202
55 92.
DIRK MELLEMA
Onze Taal
Op school valt veel te leren. Hoe
veel, dat hangt vooral van de leer
ling af. Het is de leerling die maakt
of het onderwijs succesvol is. De te
genwoordige onderwijsfilosofie zet
de wereld op z'n kop door net te
doen alsof de leraar verantwoorde
lijk is voor het succes van zijn on
derwijs. Dat is een vergissing; zo
veel macht heeft hij niet. De meeste
leerlingen halen er echter niet uit
wat eruit te halen valt. Dan zeggen
ze: de leraar was niet goed. Dat is
prettiger voor het geweten dan te
moeten zeggen: de leerling was niet
goed.
Maar wat ik zeggen wil: er zijn natuurlijk
ook tamelijk nutteloze lessen. Zelf her
inner ik me van de middelbare school als
erg nutteloos; de invuloefeningen waar je
op de stippeltjes een voorzetsel moest in
vullen. De hoop herstel; het gebrek
middelen; ietsopbod verkopen. Moeilijk
was het niet; je kon ze zo achter elkaar in
vullen. Honderd procent goed. En dat was
bij de meesten van onze klas zo. Er waren
maar een paar leerlingen die er grote moei
te mee hadden, en die het op deze manier
evenmin leerden. Degenen die het al kon
den, leerden niets bij, en degenen die het
niet konden, bleven ermee knoeien. Ik her
inner me dat ik mij daar toen al over ver-
I baasde, en dat ik deze oefeningen volstrekt
zinloos vond.
Hoe wisten wij dan welke voorzetsels op de
stippeltjes moesten worden ingevuld? Hoe
hadden we ons die wetenschap verworven?
Ik denk nu: simpel door veel te lezen en
I veel te luisteren. Er werd dein ook veel gele
zen en veel geluisterd. Luisteren in de kerk,
luisteren naar de radio, naar de leraar, naar
het voorlezen; boeken lezen, kranten, tijd
schriften, brieven. Er is, als je dat zo nagaat,
voor veel mensen een enorme hoeveelheid
lezen en luisteren weggevallen. De taai-
overdracht van de ene naar de andere ge
neratie geschiedt vandaag de dag duidelijk
onder andere omstandigheden dan zeg een
halve eeuw geleden. Dat moet gevolgen
hebben voor het kiezen van 'het juiste
I voorzetsel'. En ik meen dat dat inderdaad
dagelijks in de krant en voor de televisie
waarneembaar is.
Twee opmerkingen vooraf. Laten we eerst
vaststellen dat die invuloefeningen met
voorzetsels misschien toch een signaal wa
ren dat er toen al iets schortte. Ik kan me
I niet herinneren dat er invuloefeningen wa
ren voor de lidwoorden:schoen,huis,
schilderij. Evenmin waren er oefeningen
om het werkwoord op de juiste plaats te
zetten. Waarom werd dat niet geoefend? Er
is, lijkt me, maar één antwoord: die zaken
vormden geen probleem; die gingen van-
zelf goed. Bij de voorzetsels was dat blijk
baar toen al niet voor iedereen vanzelfspre
kend. Vandaar die oefeningen.
Tweede opmerking: uit het feit dat (des
tijds) de meeste leerlingen die voorzetsels
moeiteloos konden invullen, op basis van
de rest van de zin, zou je kunnen conclude-
1 ren dat het voorzetsel in feite enigszins
overbodig is. Wie de rest van de zin heeft,
kan voorspellen welk voorzetsel er moet
staan; het voorzetsel biedt geen nieuws en
de keuze tussen het ene of het andere voor-
zetsel is dus eigenlijk min of meer nutte-
j loos. Blijkbaar heeft men zonder voorzetsel
j reeds alle relevante informatie in handen.
Dit is van belang, want weest u gerust, de
taal laat zich geen onderscheidingen afpak
ken die van belang zijn.
Wat je nu dagelijks ziet, zijn zinnen ais:
'Wat uit liefde aan het eigen land werd
geschreven, werd als nestbevuiling gele
zen'; 'Een zeer stringent beleid voor het co
pyright'; 'Het advies voor een verbod'; 'Ver
wachtingen over de maakbaarheid van de
samenleving'; 'De scepsis tegen het banen
plan'; 'Een verbod voor het gebruik van
j twee mistachterlichten'; 'Haar diepgewor
telde haat voor het mannelijk geslacht'; 'Er
tekent zich een trend af naar een vervluch
tiging van de vrijetijdsbesteding'; 'De wens
I naar ruimte'; 'De kans voor een goede
1 waarneming is het grootst bij de passage
van de Leoniden'; 'Na toezeggingen voor
meer subsidies'; 'De getoonde verlangens
voor neutraliteit'.
Honderden en honderden voorbeelden zou
ik kunnen geven, maar dat zal niet nodig
zijn. Het voorzetselgebruik wordt knap
chaotisch. Althans: voor de mensen die
vroeger met die invuloefeningetjes geen
moeite hadden. Als men het helemaal niet
I meer weet, dan kiest men 'naar', 'voor' of
I 'over'. Misschien zijn er bij mijn voorbeel-
den verschillende zinnen waar u niets bij-
i zonders aan ziet. Laat het u niet verontrus-
1 ten. Het betekent slechts dat u een modern
I mens bent.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands
IZGRADNJA PRVDG SOS- DJECJEG SELA U HRVATSKOJ
JECJE SELd-LEKENIK
iHVESTiiDR SOS-KINDERDORF INTERNATIONAL
INNSBRUCK AUSTRIA
IZVDOAC U INDUSTROGRADNJA-ZAGMB
PIOJIMMI AijDRN - ZAGREB
ConVCSt - ZAGREB
niinu«uiM Vanja CiCa t»iw»
Kinderdorp in Lekenik bij Zagreb.
ARCHIEFFOTO HANS VAN WEEL