Opkomst en ondergang van de Limburgse mijnen De wetten 'Er is te Icici t begonnen met het ienkwerJc' 136 ZATERDAG 11 DECEMBER 1999 Dit stukje gaat niet over Zuid-Afri ka, maar over wetten, regels verbo den en voorschriften. Dat het niet over Zuid-Afrika gaat, daar zijn al lerlei redenen voor, en een daarvan is dat ik maar weinig weet over Zuid-Afrika. Maar ik kom erop doordat mijn aandacht werd ge trokken door een bericht in de krant over een nieuwe wet die men daar voorbereidt en die discrimina tie moet tegengaan. Het is een strenge wet, en het oorspronkelijke plan was nog veel strenger. Die wet verbiedt onder andere een paar woorden, namelijk 'kaffer', 'kaffer meid', 'koelie' en 'hottentot'. Wie een van deze woorden gebruikt, moet een boete betalen of komt in de gevangenis. Aanvankelijk wilde men veel verder gaan en ook woor den als 'dik', 'oud', 'homo', 'gehan dicapt' en 'getrouwd' strafbaar stel len. Aldus dat krantenbericht. De taal is rijk en we kunnen nog spreken over de zwaarlijvige en niet meer zo piepjonge gehuwde poot met spraakge brek, maar 't wordt toch lastig op die ma nier. Laten we verder niet over Zuid-Afrika spreken maar over hier. Want ook hier zijn er veel mensen die ons spreken aan ban den willen leggen, met en zonder wetten, ter verbetering van de wereld of hun eigen belangen. Bijvoorbeeld de geestdrijvers die meestal geestdrijfsters zijn en willen dat we de vrouwelijke burgemeester voortaan een burgemeesterin noemen. En ook dat we desgevallend zullen spreken van een voor zitster, een dirigentes, een ministster of een chauffrice. Er bestaan groeperingen die in emst proberen dat bij wet te doen regelen. Het doel is nobel maar de weg erheen schandalig. Anderen ijveren voor de bestrijding van woorden als 'flikker', 'klootzak', 'oetlul', 'nikker', 'elitair', 'dogmatisch', 'limbo', 'jo denstreek' of 'turk'. In de mond van som migen begint trouwens 'gereformeerd' en 'calvinistisch' ook al verbazend veel op een scheldwoord te lijken. Er zijnserieuze po gingen gedaan o,m enkele van deze woor den te laten schrappen uit Van Dale. Van Dale heeft daar zelfs een beetje naar geluis terd. Je houdt je hart vast. Ik spreek nu over idealisten. Idealisten van allerlei slag en garnituur, maar toch idealis ten. Niet van platte commercie, die gedaan krijgt dat in een vrij land 'DE bank', 'Het Net' en 'het Groene Boekje' en tientallen andere woorden en woordcombinaties van de taalgemeenschap afgepakt worden, in gepikt en aangewend voor privé-doelein- den. Het zijn daardoor eveneens woorden geworden die we niet straffeloos meer mo gen gebruiken, al is het motief anders dan bij de idealisten. Wel weer idealisten zijn de taalverbete raars, van wie we geen Engelse leen woorden mogen gebruiken en niet mogen zeggen 'Hun hebben' of'depanneren', en die van ons eisen dat we 'groter dan' zeg gen en niet 'groter als'. Als ik goed ben in gelicht, is er zelfs van overheidswege een commissie doende die zal vaststellen of we f 5,00, fl 5,00 of Hfl 5,00 moeten schrijven. Vergis u niet: ook ik heb het beste voor met vrouwelijke voorzitters en chauffeurs, ik heb een grote hekel aan Engelse leenwoor den en 'Hun hehben' en ik zeg ongaarne 'oetlul' tegen mijn medemens. Ik vind ook eigenlijk dat de meeste mensen beroerd schrijven, en dat er geen discriminatie zou mogen zijn. Maar wat wil je? Het weer be valt me ook niet altijd. Laat mealsjeblieft de vrijheid om nog iets zelf te mogen willen en vinden. Ik val u niet lastig met mijn opinies over deze zaken, en ik vraag alleen maar van anderen dat ze hetzelfde doen en mij gerust laten. Het aantal personen en instandes en ver enigingen en organisaties en clubjes dat op de een of andere manier onze taal wil reorganiseren, wordt me te groot. De taal is van iedereen, jazeker, en laat dat zo blijven, zonder dat deze of gene het laken naar zich toe trekt, op grond van watvoor overwegin gen dan ook. Bespaar ons uw idealisme. Ik zie het zo. Alles wat belangrijk is, is al lang geregeld in de Grondwet en in de Tien Geboden. Het gaat er maar om dat men zich daaraan houdt, wat nog helemaal niet zo makkelijk is. Hebt uw naasten lief als uzelf. Dat is stellig inclusief de nikker, de flikker en de dirigentes. Houd u daaraan, zou ik zeggen, in woord en in daad. Al was het maar opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Heer uw God u geeft. Maar als ze zo blijven zeuren en zeveren, begin je onwillekeurig naar een ander land te verlangen. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands de van een werkdag in de Limburgse mijnen. Aarzelend gestart, energiek volge houden en erg snel afgebouwd. Daar komt de geschiedenis van de mijnbouw in Limburg kort samengevat op neer. Maar daarmee is uiteraard niet alles gezegd. De geschiedenis van de mijnbouw in Limburg houdt nog veel meer in: strijd te genover berusting, vreugde tegenover ver driet en verleden tegenover toekomst. Histo ricus Ben Gales wil de geschiedenis van de kolenmijnen vooral zien in termen van am bities. „Nederland, en met name ingenieurs als Lely, wilde iets met de steenkool die in de Limburgse grond zat. Hoe je ook tegen de historie van de mijnbouw aankijkt, gezegd moet worden dat de ambitie waarmee de mijnbouw is opgepakt, doorgezet en uitein delijk is afgebouwd, respect verdient." De industrialisatie, die sinds 1800 de om ringende landen compleet veranderde, krijgt in Nederland aanvankelijk amper voet aan de grond. Nederland heeft medio 1800, als kompels (mijnwerkers) in Frankrijk, Duits land en Engeland al müjoenen tonnen kolen naar boven halen, nog weinig op met mijn bouw. Nederland is een handelsnatie, waar van het gezicht zeewaarts is gekeerd en niet de diepe grond in. Dan begint het bij een aantal Nederlandse ingenieurs toch te kriebelen. Franse, Engels en Duitse collega's hebben dan al laten zien tot wat ze in staat zijn met staal, ijzer en ko len. Gales: „De Nederlandse ingenieurs wil den niet achterblijven. Ze zagen de mijn bouw als een middel om ons land versneld te industrialiseren. Ze hadden een soort in genieursvisie op oostelijk Zuid-Limburg: mij nen. spoonvegen, arbeiderswoningbouw. Net als elders in Europa, speelde nationalis me zeker een rol." De visie van de ingenieurs staat haaks op die van de economen. Die kij ken liever eerst of ze niet goedkoper kolen uit Duitsland kunnen halen. De ingenieurs visie wint het uiteindelijk, zij het aarzelend. Ongeduld Als er rond 1890 nog geen schot zit in de mijnbouw, wordt Den Haag ongeduldig. Ga les: „Dan doen we het zelf. zeiden 's rijks in genieurs. Maar het mocht niet uidopen op een tweede Roergebied. Daar was de ontwik keling van de mijnbouw te massaal, te chao tisch en ongepland verlopen. Ze dachten dat het ontwikkelen van mijnbouw net zoiets was als het leegpompen van een Hollandse polder." Bepalend is ook de Hollandse zuinigheid: men vreest dat het financieel uit de hand zal lopen met die grenzeloze ingenieurs-ambi ties. De conlrolezucht krijgt in 1914 meteen een optater. Want door de Eerste Wereldoor log versnelt de groei gigantisch. Gales: „De mijnbouw dreigt oncontroleerbaar te wor den. De katholieke elite, en met name mgr. Poels. heeft 'dat chaosbeeld' ook flink aange dikt om meer steun te krijgen voor Lim burg." Maar Poels heeft de zaak nooit op de spits gedreven. Hij is net als de mijndirecties gebaat bij controle. „Conflictbeheersing", zegt Gales, „is ook zo'n ambitie die men zich van meet af aan gesteld heeft. Poels wilde de socialisten de wind uit de zeilen nemen door vooral sociale maatregelen na te streven: wat hem ook gelukt is en wat de grote frustratie van de socialisten was. Want ze kregen hier amper een poot aan de grond." De mijndi recties willen evenmin onrust. Daarom heb ben zij in tijden van lagere prijzen niet het onderste uit de kan willen halen door scher pe verlaging van de lonen te eisen. „Wat dat betreft, is er niet veel verschil met de jaren van Kok, waarin jan met de pet ook weinig meer te vertellen heeft. Dat doen de 'sociale partners' wel voor hem," zegt Gales spot tend. Voorrang Na de groei tijdens en na de Eerste Wereld oorlog dreigt de jonge mijnbouw toch het onderspit te gaan delven. Vooral de jaren tot 1930 zijn erg spannend. „De opening van de Maurits heeft aan een zijden draad gehangen en men speelde met de gedachte de Hendrik en een Oranje Nassau-mijn te sluiten. Het is niet doorgegaan. Het argument dat de Ne derlandse mijnbouw nog een jonge indu strietak is, in volle ontwikkeling, wint het." De dynamiek van de ambitie krijgt voorrang op de zakelijke calculatie. Gelulckig maar, hoor je Gales denken. Want in de jaren dertig ziet hij de 'voltooiing van de eerste ambities'. „De huisvesting van de kompels wordt goed geregeld. Er is werk en het loon is lang niet slecht. De Limburgse mijnen halen de hoog ste productiecijfers en staan aangeschreven als de meest technische van Europa. En Heerlen manifesteert zich als moderne me tropool. Steekt architectonisch gezien Maas tricht zelfs naar de kroon." De schaduwzijde is dat de arbeiders in de jaren dertig constant in grote angst leven. „Directies schoppen buitenlanders en on welgevallige kompels de straat op. De lonen proberen ze te verlagen en de productie om hoog te jagen." Achtergrond daarvan is vol gens Gales de druk, die ook op de mijndirec ties wordt uitgeoefend door 'Den Haag'. „In de jaren dertig draaien de mijnen met ver lies. Maar de directies houden steeds vol dat niet alleen met commerciële ogen naar de mijnbouw mag worden gekeken. Ze zeggen: 'We zijn een bijzondere industrie, die tech nisch erg hoogstaand is. En dat heeft nu een maal zijn prijs'." Handig wordt ook gebruik gemaakt van het argument dat sluiting van mijnen tot grote arbeidsonrust zal leiden. En daar is de Nederlandse overheid gevoelig voor, ook al doet ze verder weinig om de ei gen industrie te beschermen. „Vaststaat dat veel arbeiders erg zwaar hebben geleden on der de pressie van bovenaf in deze crisisja ren. Met wat meer strijdlust hadden de kom pels wellicht meer uit het vuur gesleept." Na de oorlog komt alles langzaam in een ander, somberder daglicht te staan. De eer ste jaren na 1945 verloopt alles nog voor spoedig. Ook voor de mijnen, want de we deropbouw vreet kolen. Gales: „Maar de kompels constant onder druk zetten net als in de jaren dertig, nee, dat hoefden de mijn- bazen niet meer te proberen. Dat deden ze dan ook niet, want het was in die naoorlogse jaren moeilijk om aan voldoende mijnwer kers te komen: werk zat. Werk, dat boven dien schoner en gezonder was." Dit zijn de hoogtijdagen van mijnwerkersvoorman Frans Dohmen. En van de kompels, die goed verdienen. In 1957 gaat het roer plots om. De Europe se markt dreigt overvoerd te raken met goed kope kolen. Gales: „De crisis buiten Limburg is groter dan hier. Daar zitten ze met meer onverkoopbare steenkolenproducten. Maar psychologisch slaat de kolencrisis toch in als een bom." Hij zegt het niet met zoveel woorden, maar volgens Ben Gales is de kolencrisis in Nederland extra zwart afgeschilderd. En is er te snel een uiterst somber beeld geschetst van een industrietak, die sowieso ten dode was opgeschreven. „Dat er mijnen dicht zouden gaan, was niet zo opvallend. Dat was gezien de kolencrisis te verwachten. Het op vallendste is dat de discussie over wel of niet sluiten in ons land heel erg kort geduurd heeft. De kogel ging snel door de kerk. Daar bij draaide het niet enkel om de sluiting van de Staatsmijnen, maar ook van de particulie re bedrijven. Dat heb je in geen ander West- Europees land gezien." Het was volgens Ben Gales niet de in 1956 ontdekte aardgasbel die de mijnbouw de nekslag gegeven heeft. „Ook zonder gas zou den de mijnen gesloten zijn." De Staatsmij nen zelf hebben het gas nooit als een bedrei ging gezien, benadrukt hij. Ze beschouwden de gasbel als een kans om verder te gaan op een weg die ze al veel eerder zelf waren inge slagen. „In de jaren vijftig waren de Staats mijnen in feite al meer een chemisch bedrijf met een kolenpoot, dan andersom. De indu striekolen-tak, waarin de Staatsmijnen steeds opereerden, was erg aan schomme lingen onderhevig. Vandaar dat ze zich snel toegelegd hebben op het veredelen van hun steenkolen door cokes te gaan maken, licht gas te produceren en meer de chemische kant op te gaan. Daarmee zijn ze al in de ja ren dertig, ondanks de recessie, op echt fa belachtige wijze gestart." Dat het steeds moeilijker werd aan nieuwe mijnwerkers kan komen, heeft ook een belangrijke rol ge speeld bij het besluit tot sluiting. „Het is dus onzin wat Frans Dohmen beweerde, dat hij de mijnsluiting erdoor heeft gedrukt. Het was een collectieve beslissing, ook van de mijndirecties. Den Uyl heeft daar richting aan gegeven." De oude kompels vergrijzen, hun zonen hebben geen trek in het onder grondse werk. Dat is de realiteit. Opvallend noemt Gales het dat in Neder land de mijnsluiting is gedragen door de vakbeweging. „Elders hebben de bonden zich feller en langer verzet tegen het dicht gooien van de mijnen." Hij betwijfelt of een langdurig verzet van de bonden de mijnslui- tingen had kunnen tegenhouden. „Maar als de bonden zich wat strijdbaarder hadden opgesteld, dan was het allemaal minder pijn lijk verlopen." Trouwens, ook de kompels hebben zich erg snel neergelegd bij de uit komsten van hun voormannen. „De kom pels waren gewend hun bonden te volgen. Van discussie binnen de bonden met de le den was geen sprake. Het ging er nogal auto ritair aan toe." Onderschat Volgens Gales is de complexiteit en het dra ma van zo'n grootscheepse operatie zwaar onderschat. „Al snel was men de regie kwijt. De leegloop van de mijnen ging vele malen sneller dan gedacht. Op Den Uyls mijn-slui tingsnota waren wel grote nieuwe bedrijfs terreinen ingetekend. Maar daarmee heb je nog geen nieuwe bedrijven." Volgens de his toricus hadden de beleidsmakers kunnen weten dat er eerj meer dan dikke kans be stond dat zo'n operatie mis zou gaan. Ze hebben dat bewust niet willen zien. Wel voert Gales ter verdediging van het rijk aan dat de wereldrecessie van de jaren zeventig iedereen heeft overvallen. „Bewust naïef of niet, feit blijf wel dat het rijk erkende dat het een sociale taak wilde vervullen ten opzichte van de mijnstreken." Ronduit kritisch is Gales over de lankmoe digheid, waarmee de particuliere mijnen zich in het post-mijnbouw tijdperk hebben opgesteld. „Zij zijn zich als een soort beleg gingsmaatschappijen gaan opstellen. Ze hadden veel en veel meer kunnen en moeten doen voor de herstructurering." Ook hebben het rijk en de provincie te gemakkelijk ge dacht dat de mijnbedrijven wel met iets nieuws zouden komen. „Maar van 'kolen boeren' maak je niet ineens iets anders. Be ter was het geweest om mensen van buitenaf naar Limburg te halen om hier een nieuwe economische activiteit te beginnen, zoals ge beurd is met DAF." Voorts benadrukt hij dat de zogenaamde perspectievennota's wel erg laat het licht zagen. „Gouverneur van Rooij had daar veel eerder werk van moeten ma ken. En er zwaarder zijn schouders onder moeten zetten. Ook het rijk is te laat begon nen met het denkwerk over de tijd na de sluiting van de mijnen." RAY SIM0EN Niets heeft deze eeuw zozeer zijn stempel op de geschiedenis van Limburg gedrukt als de mijnbouw. Van een hoofdzakelijk slapende provincie waar het leven het tempo van de ploegende boer volgde, veranderde Limburg in 'de smidse van Nederland', dankzij de steenkolen in de bodem. Ben Gales (1953), sociaal-economisch historicus uit Limburg en verbonden aan de Universiteit van Groningen, blikt terug. „Er is te laat begonnen met het denkwerk over de tijd na de sluiting van de mijnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 55