Al bij haar leven een flonkerende legende
UP,. _.p.
Great Barrier Reef: mooi en kwetsbaar
Nr. 2 Fanny Blankers-Koen
H et bootje dat Greg met vaste
hand de Stille Oceaan op stuurt,
heeft de onheilspellende naam 'Nar
cosis'. Op een stikstofnarcose zit ik
echter niet te wachten tijdens deze
trip, die langzamerhand steeds drei
gender vormen begint aan te nemen.
De zee is nogal onrustig en ons not
endopje lijkt bij elke golf zo'n beetje
in tweeën te breken. Bovendien -
maar dat is niet abnormaal in Au
stralië - is er zover het oog reikt geen
ander schip te zien. Geen tanker,
trawler, zelfs geen boorplatform.
We zijn met z'n vijven en acht zuur-
stofflessen: de Zwitser Chris, zijn Ca
nadese vriendin Trish, kapitein Greg
en 'divemaster' Allen met zijn vrien
din. Allen heeft de door de zon ge
looide vriendelijke kop die je in dit
land wel meer ziet: varianten op het
archetype Crocodile Dundee. Als de
kustlijn nog maar een wazig streepje
is, begint het knap eenzaam te voe
len op de woeste baren. Bovendien
is Trish zeeziek geworden.
TopsporiO,.
deze eeuw
Honderd jaar sport, honderd
jaar prestaties van formaat.
Tijd voor het maken van een on
verbiddelijke ranglijst. Wie zijn
de beste Nederlandse topsporters
van deze eeuw?
Gedurende het hele jaar wordt
elke week op deze plaats een
sportfiguur geportretteerd die
van de redactie een plaats heeft
gekregen in de top 50.
1.
2. Fanny Blankere Koen
3. Ard Schenk
4. Anton Geeslnk
5. Jan Janssen
6. Max Euwe
7. Piet Moeskops
8. Rie Mastenbroek
9. Joop Zoetemelk
10. Yvonne van Gennlp
11Richard Krajicek
12. TonSijbrands
13. Nico Rienks en
Ronald Florijn
14. SJoukje Dijkstra
15. Hennie Kuiper
16. Abe Lenstra
17. Wlm Ruska
18. Pahud de Mortanges
19. Ada Kok
20. TomOkker
21. Marco van Basten
22. At)e Keulen-Deelstra
23. Relnler Paping
24. Arie van Vliet
25. Faas Wilkes
26. Bettine Vriesekoop
27. Floris Jan Bovelander
28. Nelli Cooman
29. Ron Zwerver
30. Gerrit Schulte
31. Marianne Timmer
32. Jan Timman
33. Beb Bakhuys
34. Zus Braun
35. Leontien van Moorsel
36. Willem van Hanegem
37. Tlnus Osendarp
38. Ties Kruize
39. Jan Raas
40. Rik Smits
41. Piet Roozenburg
42. Kees Verkerk
43. Plet van de Pol
44. Ellen van Langen
45. Gianni Romme
46. Marcel Wouda
47. Bok de Korver
48. Rein de Waal
49. Bep van Klaveren
50. Just Göbel
135
aan echte tegenstand won ze die ook altijd. In Oslo dacht
ze dat ook te kunnen doen. maar internationaal, met veel
grotere concurrentie, bleek het niet goed mogelijk loop-
en springnummers in die hoeveelheid te combineren. De
enige individuele titel die ze won was die op de 80 meter
horden. Op de 100 meter kwam ze in de halve finale in
kansloze positie ten val.
Bij de Olympische Spelen van 1948 in Londen zou ze die
fout niet meer maken, hoewel ze daar toch weer voor alle
nummers was ingeschreven. Van de springnummers zag
ze bijtijds af.
De Spelen van '48 werden het pronkstuk van haar carrière.
Ofschoon al dertig jaar en door sommige experts openlijk
als 'te oud' afgeschreven (iets wat haar tegelijk raakte en
inspireerde) won ze met overmacht de 100 en 200 meter.
Gering was het verschil daarentegen met de Britse Maur
een Gardner op de 80 meter horden. Ervan overtuigd dat
er een valse start zou zijn. omdat Gardner naast haar ab
soluut niet stil zat, was ze veel te laat weg - en de start
bleek goed. In de slotfase kreeg ze de leiding toch weer in
handen, maar ze toucheerde de laatste horde waardoor ze
uit balans naar de eindstreep klauwde. De finishfoto
moest er aan te pas komen om haar tot winnares te ver
klaren.
Magistraal was de wijze waarop ze in de 4 x 100 meter als
laatste loopster een achterstand van vier meter op Austra
lië ongedaan maakte. Ze liep de laatste 100 meter toen
binnen de elf seconden. Toch was ze er bijna de oorzaak
van dat de Nederlandse ploeg... niet eens aan de finale
kon beginnen. Ze was namelijk tot vlak voor de wedstrijd
spoorloos.
In 1988 onthulde ze dit merkwaardige verhaal: 'Ik was die
ochtend Londen ingegaan om een regenjas te kopen. Je
moet rekenen dat in Nederland zo vlak na de oorlog vrij
wel niets te krijgen was; alles was ook nog op de bon. Op
de terugweg ben ik toen geweldig in het verkeer opgehou
den. Vanaf de trein ben ik in één lange spurt naar het sta
dion gelopen. De anderen keken heel kwaad. Ze waren al
met het inlopen begonnen. Dat hoefde ik niet meer te
doen. Dat had ik op weg naar het stadion al gedaan. Maar
ik was zo wel heel gemotiveerd om een uiterst snelle race
te lopen'.
Bij haar thuiskomst kreeg ze een ware heldenontvangst
van een land dat dankzij haar even de na-oorlogse misère
kon vergeten. Met nog betere tijden dan in Londen domi
neerde ze bij de Europese kampioenschappen van 1950 in
Brussel. De Britse Maureen Gardner werd nu bij het hor
dennummer op vijf meter achterstand gezet. In 1951 ac
centueerde ze nogmaals haar opmerkelijke veelzijdigheid
door het wereldrecord op de vijfkamp te verbeteren. Een
steenpuist op een zeer ongemakkelijke plaats en primitie
ve medische begeleiding verhinderden haar op de Spelen
van 1952 haar Olympische titels te verdedigen. Ze bereikte
nog wel de finale van de 80 meter horden, maar moest
daarin, duizelig geworden, na de eerste horde opgeven. In
1953 beëindigde ze haar atletiekloopbaan die bijna twintig
jaar had geduurd.
In 1988 zei ze in een interview met 'Atletiekwereld': 'Ik
vraag me wel eens af wat ik nu zou kunnen met al die trai
ningsmethodes, het schoeisel, de accommodaties. Ik heb
een enorm respect voor de sportmensen van tegenwoor
dig, maar het is toch wel meer een beroep geworden.
Toen ik in de selectie zat voor de Spelen van 1936 kreeg ik
voor het eerst reiskosten vergoed. Ik wist niet hoe ik het
had. 's Avonds niet op de fiets maar met de bus naar huis!
De tijden zijn veel beter nu, maar wij waren veel blijer met
alles. We waren oók harder. Ik weet zeker dat mensen die
dit lezen, zullen zeggen: 'Ouwe trut'. Maar het is zo. Ik kan
vergelijken'.
IUUD PAAUW
-jarige kreeg ze onlangs de mooiste parel
aar kroon van grote successen. De Inter
vale Atletiek Federatie benoemde haar tot
t van de eeuw'. Francina Elsje (Fanny)
[ers-Koen (geboren op 26 april 1918 in
i) kreeg de onderscheiding ook, zo werd
gereerd, omdat ze haar talloze Olympi-
en Europese titels veroverde in een tijd-
\oen doping, omstreden voedingssupple-
fii en andere dubieuze middelen nog niet
loop waren. Zij deed het nog simpel: met
agelijkse lepel levertraan en een hoop
e bonen. 'Daar werd je sterk van'.
jet in de loop van 1934 zijn geweest dat Fanny's va-
feen goed sportman, zich in zijn woonplaats
lorp wendde tot de plaatselijke badmeester. Vader
ilde wel eens weten wat hij nu met zijn dochter
lest Ze blonk uit in alles wat ze sportief deed:
ten, gymnastiek en atletiek. Maar er moest nu toch
n keuze worden gemaakt. De badmeester was van
Idat hij haar het beste op atletiek kon doen. En zo
ie het. Achteraf gezien mag de Nederlandse sport-
die onbekende badmeester wel heel dankbaar zijn
n advies.
eer per week fietste Fanny van Hoofddorp naar
dam, waar ze'bij de vereniging ADA op een echte
lan kon trainen. Haar eerste wedstrijd liep ze op de
an een kennis. 'Die waren veel te groot, maar ik
watten in en zo ging het dan nog wel'.
I genoeg maakte ze aanvankelijk als hoogspringster
druk dan als sprintster. Bij de Nederlandse kampi-
ippen van 1935 eindigde ze als laatste op de 200
Bij de estafette verprutste ze de kansen van haar
Dor een foutieve wissel. Er waren tranen aan het
in die grootse carrière.
ze op de training onvermoeibaar was, liet de lei-
n ADA haar in september van dat jaar een 800 me-
n (internationaal toen geen courant nummer) te-
s'ederlandse kampioene Ans Kellenaars. Ze ver-
lar met een imponerende eindsprint en vestigde
1.0 tevens een nieuw Nederlands record, haar eer
ace was om nog een reden van belang. Langs de
i Jan Blankers gestaan, een coach die overigens
ip had met damesatletiek. Jaren daarvoor had hij
ad Revue der Sporten bars geschreven: 'Zoolang
i nog niet het peil der prestaties bereikt hebben
nannen, moeten ze buiten wedstrijdathletiek blij-
ïar in Fanny zag hij wel wat. 'Als een flits schoot
rme heen: zonde, deze atlete op de 800 meter te
;zeis een geboren sprintster', zo schreef hij later.
i contact met haar op en dat zou voor de rest van
:n zijn - in 1940 trouwden ze.
irige werd ze uitverkoren naar de Spelen van Ber-
lan. Het leverde geen opmerkelijke resultaten op:
rijfde bij het hoogspringen en vijfde op de 4 x 100
ronder Blankers ontwikkelde ze nu snel haar
raliteiten! Het resulteerde bij de Europese kampi-
ippen in '38 in derde plaatsen op de 100 en 200 m.
In 1941 kreeg ze haar eerste kind, maar ze bleef haar
sportloopbaan vervolgen, wat in die tijd hoogst ongebrui
kelijk was. In de kinderwagen ging de baby mee naar de
training, luiers werden verschoond in de kleedkamer.
Twee wereldrecords verbeterde ze in 1943, bij het hoog-
en verspringen. Zelden zal een record op zo'n zonderlinge
manier zijn verbeterd als dat bij het hoogspringen op 30
mei '43. Fanny Blankers had een soort blokkade voor alles
wat hoger dan 1.65 meter was. Jan Blankers wist dat en
loog daarom over alle hoogtes die ze in aanloop naar het
record sprong. Ze dacht dan ook dat ze nog onder de 1.65
zat, toen ze met succes de 1.71 meter bedwong, vijf centi
meter hoger dan het bestaande record. Ze heeft die hoog
te later ook nooit meer benaderd.
Op de eerste Europese titelstrijd na de bevrijding (Oslo
1946) leerde ze een dure les. Bij Nederlandse kampioen
schappen was ze gewoon aan vijf nummers deel te nemen
(100, 200, 80 horden, hoog - en verspringen) en bij gebrek
Fanny Blankers-Koen: „De tijden zijn veel beter nu, maar wij waren veel blijer met alles. We waren ook harder." Op de
foto: Fanny Blankers-Koen tijdens de huldiging op het EK 1950 in Brussel waar zij een nieuw Europees record op de 100
meter neerzette met een tijd van 11.7. foto archief anp
In het Mekka van de duiksport
Het Australische Great Barrier Reef geldt al jaren als het Mekka van de duiksport. Met een oppervlakte groter dan het
Verenigd Koninkrijk en een inventaris van ruim tiveeduizend soorten vissen, vierhonderd koraalvarianten en zo'n
vierduizend verschillende planten en sponsachtigen, is het rif een in de wereld uniek ecosysteem. Amateurduiker Paul
Koopman nam een kijkje onder de zeespiegel, en zag dat het goed was.
Met zeer veel moeite probeer ik me
zelf in te prenten dat dit één van de
gelukkigste momenten van mijn le
ven moet zijn. Want ik ben op de
plaats waar elke sportduiker naar
verlangt: het Great Barrier Reef. Met
een lengte van ruim 2.300 kilometer
het grootste bouwwerk én het groot
ste levend organisme op aarde. Te
gelijkertijd zo kwetsbaar als een
zeepbel. Als de zeetemperatuur ook
maar een paar graden stijgt, of ver
vuiling de algen een handje helpt, is
het rif R.I.P. En duikers weten wat
daarmee verloren gaat: de habitat
van een heel circusgezelschap aan
kleurrijke vissen, planten, gorgonen,
komkommers, schaaldieren en an
der gewriemel.
Vijf jaar geleden heb ik mijn brevet
gehaald in de Grevelingen in Zee
land. en sindsdien gaan de duikerva
ringen crescendo. Begonnen met
garnalen, zeesterren, schollen en
veel op de zeebodem uitgespreid wc-
papier, staan in het logboek inmid
dels ook murenen (Ierland), giftige
wormen (Malta) een Mariabeeld (Ita
lië) en het wrak van een oorlogsschip
(Kroatië). Afgelopen zomer in Spanje
zag ik plotseling scherp waarom dui
ken zo'n passie voor mij is gewor
den. Tandbaarzen zo groot als een
weldoorvoed varken kwamen letter
lijk bij mijn duikbril neuzen. „Vissen
zien jou ook als een vis, maar dan
een grote", zei Frank, mijn toenmali
ge instructeur. Ais ik duik, voel ik me
een beetje Franciscus van Assisi, en
dat in gewichtloze toestand. Voor
minder zou je zalig verklaard wor
den. Maar Australië moet al het
voorgaande gaan overtreffen. Dit
land heeft voor de amateurduiker
meer in petto dan tandbaarzen en
Mariabeelden, is me verzekerd.
Langs de kust van Queensland pas
seert bijvoorbeeld elk jaar tussen ok
tober en december een kudde buit-
rug-walvissen, formaat vrachtwagen
met aanhanger. Aan de randen van
de riffen patrouilleren witpunt rif-
haaien en reuzenschildpadden. Bar
racuda's en mantaroggen behoren
ook tot het repertoire, voor wie geluk
heeft.
Ik weet overigens nog niet hoeveel
geluk ik wil hebben. Een haai bij
voorbeeld, is dat echt wel zo leuk?
Op de sonar van kapitein Greg pas
seren alvast enkele zee-schepselen
als abstracte icoontjes, sommigen zo
groot als een speldenknop, maar an
deren maatje-pinda of maatje-wal
noot. „Misschien een man in een
grijs pak. Ik bedoel: een haaiwijst
Greg. „Maak je maar klaar voor de
duik." We hebben geluk. Naast het
rif hebben vriendelijke heren een
paar wrakken laten zinken: een vlieg
tuig of twee, een troepenschip en
een containerschip. Vissen houden
wel van die rommel: het biedt een
veilige schuilplaats en houvast voor
koralen. En zo gebeurt het dat een
uit de kluiten gegroeide 'loggerhead-
schildpad' uit een openstaande
vliegtuigdeur naar me toe komt
zwemmen - een beetje loom - tot hij
schrikt van Chris zijn neongele flip
pers en er als een speer vandoor
gaat. Met zijn poten slaat hij krachtig
in het water en binnen een minuut is
hij uit zicht verdwenen.
Duikinstructeur Allen gebaart intus
sen dat we even in de cockpit moe
ten kijken, daar heeft een pijlstaart-
rog met de rqaat van een behoorlijk
tafelkleed zich behaaglijk genesteld.
Dat is blijkbaar de troef van Austra-
lië-onder-water. Alles is hier. net als
de hamburgers, wat groter dan in
Europa.
Het duikmekka stelt niet teleur: vijf
minuten later treffen we op de zee
bodem een giftige zeeslang, naar
schatting anderhalve meter lang. Als
onze zeeslang nieuwsgierig dichter
bij zwemt, hoop ik vurig dat hij echt
komt kennismaken. Maar op zo'n
drie merer afstand bedenkt het dier
zich, en maakt rechtsomkeert.
De leefgemeenschap die je onder
water aantreft, zeker bij een rif, is
enorm gevarieerd. Je hebt in mijn
ogen vier soorten bewoners: de huis
eigenaren, die op een of andere ma
nier vastgekleefd zitten aan de bo
dem (schelpen, sponzen, kokerwor
men), de huurders die een klein ter
ritorium verdedigen (bijvoorbeeld
murenen, anemoonvissen), de vuil
nismannen die het zaakje een beetje
schoonhouden (zoals krabben en
kreeften) en categorie vier: de zwer
vers die met een wat hooghartige
blik even voorbij komen zeilen, op
weg naar verre horizonten.
Met deze laatste categorie voel ik me
eerlijk gezegd het meest verwant,
want ik ben tenslotte ook maar een
passant onder water. Tot het gezel
schap behoren onder meer tonijn,
mantaroggen, schildpadden, barra
cuda's en haaien. Stuk voor stuk ont
zagwekkende dieren, die bij het
langszwemmen hooguit zijdelings
aandacht aan je besteden.
Het moet wemelen van de manta's
op het deel van het Barrier Reef waar
ik duik. Maar tijdens zes duiken van
in totaal ruim 3.5 uur - onder meer
bij het bounty-koraaleiland 'Lady
Musgrave' - komt er niet één buur
ten. Wel een barracuda, die Emest
Hemingway graag aan zijn haak had
geslagen. Het is een kanjer van een
solitaire roofvis, met de stroomlijn
van een torpedo. Ook de buitrug-
walvissen zijn in geen velden of we
gen te bekennen: ze zijn al gepas
seerd, zichzelf voor Frazier-eiland uit
het water katapulterend om daar
met een doffe dreun weer in terug te
vallen.
Maar helemaal aan het eind van
mijn trip, tijdens de zesde duik, heeft
Australië toch nog een verrassing in
petto. Twintig meter onder de zee
spiegel ligt een luipaardhaai rustig te
sluimeren. Of hij is klaarwakker, ik
zou het niet weten. Gecamoufleerde
vissen zijn uiteraard moeilijk op te
sporen, maar een prettige bijkom
stigheid is dat ze meestal rustig blij
ven liggen als je ze eenmaal gevon
den hebt. En deze haai is er blijkbaar
van overtuigd dat hij onzichtbaar is.
Als een roofdier zwem ik behoed
zaam in een halve boog om hem
heen. Op een armlengte afstand laat
ik langzaam wat lucht uit mijn trim-
vest lopen en vlij me naast hem neer
in het zand. Zo liggen we allebei, mi
nutenlang. Ik zie de haai regelmatig
ademen met zijn wasbordkieuwen.
Ook ik adem, in vrijwel hetzelfde rit
me. Zijn ogen kijken langs me heen,
of dwars door me heen. Maar dat
hindert niet. Ik voel me weer Fran
ciscus van Assisi, en daar vlieg ik
graag de halve aardbol voor over.
PAUL KOOPMAN