ZATERDAG S BIJVOEGSEL 'Ik ben eigenlijk een enorme aarzelaar' Leidse 'onderkoning' Tjeerd van Rij over de politiekhet bestuur en de crisis 930 ZATERDAG 11 DECEMBER 1999 Tjeerd van Rij: „Ik voel me nu een stuk beter." FOTO TACO VAN DER EB Hij is de langstzittende wethouder en de invloedrijkste politicus in de Leidse Partij van de Arbeid. Hield na de verkiezingen het CDA in het college, maar omarmde uiteindelijk toch de WD. Door het vertrek van burgemeester Goekoop en de ziekte van diens opvolger Postma was hij vooral loco-burgemeester. Het maakte Tjeerd van Rij dit jaar onbetwist tot de onderkoning van zijn geboortestad Leiden. wee jaar geleden, tij dens de kandidaatstel ling voor de verkiezin gen, aarzelde ik nog of ik door zou gaan. Er was in die periode veel meer spanning in het college dan nu. Veel energie ging verloren met elkaar te controleren. Ik vroeg me af: le vert al dat werk voldoende rendement op als je ziet wat het me kost? Ik aarzel nog wel eens, maar minder dan twee jaar geleden. Ik voel me nu een stuk beter. Na de verkiezin gen was het college veel meer een eenheid dan daarvoor. Dat ruim een jaar later Huib Kruijt het veld moest ruimen, doet daar niets aan af. De kans dat ik de hele periode af maak, schat ik nu groter in dan twee jaar ge leden. Het is ook een lot uit de loterij als je zo'n baan mag doen, hoor. Het is echt heel leuk. Dat ik toen ondanks de spanningen toch door wilde gaan, had ook te maken met dat het wel nuttig is bij het inwerken van een nieuwe burgemeester. En ik was gevraagd voor stuurgroepen over de Zuidvleugel en de gebiedsuitwerking Leiden-Haarlem-Amster dam. Daarbij was ik niet als de Leidse wet houder, maar als Tjeerd van Rij gevraagd. Het was duidelijk dat als ik weg zou gaan, mijn opvolger die positie niet kon overne men. Ja, en bij Valkerhout en de Oostvliet- polder had ik hoog ingezet. Dat wilde ik ook afmelken. Na de verkiezingen is het CDA in het colle ge gebleven. Dat was volgens mij terecht. Huib Kruijt deed het in het eerste jaar van zijn wethouderschap beter dan zijn voorgan ger. De problemen zijn pas later gekomen. Dat de partij feitelijk al eerder in de moeilijk heden was geraakt door het vertrek van Joop Walenkamp, was op dat moment voor mij nog niet zo duidelijk. Aan de andere kant hadden we te maken met een enorme verrechtsing binnen de WD. De liberaal Geertsema was toch een beetje aan de kant geschoven door nieuw rechts. Doordat hun fractievoorzitter Kradol- fer zo tekeer ging. dreef hij de collegepartijen op één hoop. Ik denk dat door het opstap pen van hem en van Hommes de WD is ver anderd. En zij tweeën waren bij de verkiezin gen toch de twee wethouderskandidaten van die partij. Natuurlijk zijn de relaties tussen mensen in de politiek heel belangrijk. De sterkte van een partij is afhankelijk van de verkiezingen. Maar wie met wie gaat is meestal voor de verkiezingen al duidelijk. Binnen een college zijn de menselijke ver houdingen echt heel belangrijk. Zo lang ik in het college zit, gaan we daarom geregeld de hei op. Dit voorjaar hadden we het zo ge pland: als de nieuwe burgemeester er is, trekken we twee dagen uit om over eikaars plannen te praten en om er meer een team van te maken. Dat ook bestuurders daarbij achteraf in de kroeg op elkaar afreageren, vind ik heel normaal. Het zijn ook maar ge woon mensen, hoor. Dat Kruijt zoiets later naar buiten brengt, zegt iets over de crisis waarin hij op dat moment zat. Ik denk niet dat hij dat nu nog zou doen. Dat ik ooit in besturen terechtgekomen ben, was volgens mij een kwestie van van de nood een deugd maken. Ik zat al vroeg in al lerlei bestuurtjes. Op school al. Ik was niet goed in sport, ben altijd een dik jongetje ge weest. Dan probeer je je in andere dingen te profileren. Nee, niet dat ik zo'n regelneef ben. Ik vind het prachtig als anderen iets re gelen. Maar ik ben wel een bemoeial. En als ik eenmaal een mening heb, dan ben ik daar niet makkelijk van af te brengen. Misschien is dat wel mijn handicap: als ik eenmaal een oordeel heb, dan ga ik niet voor de lieve vre de opzij. Ik ga geen muntje opgooien. Ik kan heel vasthoudend zijn. Maar ik kan ook in overleg met bewoners mijn standpunt ge makkelijk aanpassen wanneer ze met argu menten komen die hout snijden. Ik zit niet in de politiek om mensen dwars te zitten, maar om dingen te realiseren, en dan met name voor mensen die dat zelf niet kunnen. Ik was nog student, toen ze al vroegen of ik in de raad wilde komen. Maar ik hoefde niet zo nodig. Ik ben van mezelf nogal lui. Toen ik een half jaar ziek was, heb ik natuurlijk nog wel wat gedaan, maar niet veel. En ik heb me geen seconde verveeld. In 1977 kwam ik in het afdelingsbestuur van de PvdA terecht. Daar heb ik tot '83 of '84 in gezeten. Dat was een heel andere tijd dan nu. De PvdA-fractie was toen nog zo groot dat ze altijd in de raadzaal vergaderde. Ik ging als bestuurslid altijd in de tweede ring zitten, terwijl ze steeds vroegen of ik er bij kwam. Ik deed dat om mezelf te bescher men. Ik weet dat ik anders mee ga praten, en dat is niet de bedoeling. Vanuit het afde lingsbestuur moet je kijken of het allemaal klopt: of het programma wordt uitgevoerd, of de fractie op een nette manier met de af deling omgaat, dat soort dingen. De fractievergaderingen waren in die tijd openbaar. Het gevolg was dat alles buiten de fractie om door de wethouders werd gere geld. Nee. dat is nu niet meer zo, ook omdat de PvdA kleiner is geworden. Nadat ik een tijd in het bestuur heb geze ten, ben ik een aantal jaren niet actief ge weest in de politiek. Wel zat ik in het bestuur van de woningbouwvereniging en ik kwam in het landelijk bestuur van het COC. Bij die laatste club werd ik binnen gehaald op een moment dat het financieel heel slecht ging. Ze zaten met torenhoge schulden tegen een enorme rente. Hier in Leiden hadden we juist in 1983 de Roze Zaterdag gehad, waarbij ik de financiën deed. We hebben toen 45.000 gulden winst gemaakt. Gewoon minder uit geven dan je denkt binnen te krijgen. Pen ningmeester zijn is zó simpel. Ik werd toen onmiddellijk gevraagd om penningmeester te worden, maar heb dat afgewezen. Maar toen ze in één jaar tijd drie penningmeesters versleten, heb ik het toch maar gedaan. Ik dacht zelf: ik doe alleen de centen, dat moet ik kunnen. Ik werkte bij de Belasting dienst en had het idee dat ik wel kon optel len en aftrekken. Maar al snel ben ik uitge groeid tot één van de meest beleidsinhoude lijke figuren. Toen ik wegging stond de orga nisatie weer een beetje op poten, en waren de financiële problemen voorbij. Dan blijkt dat je dat toch een beetje kan. dat besturen. Bij het COC ben ik net als eerder in andere besturen tot mijn verbazing omhoog gerold. Datzelfde geldt voor mijn politieke carri ère. Eind september 1989 kwam ik in de raad, in mei 1990 werd ik wethouder en een jaar later was ik ineens loco omdat de twee andere PvdA-weüiouders, Paul Bordewijk en Henriëtte van Dongen, kort na elkaar ver trokken. Ik ben oprecht verbaasd dat men sen je zoveel macht toeschrijven. Misschien dat ik wel minder zelfvertrouwen heb dan de mensen denken. En vanuit die onzekerheid kom ik dan misschien arrogant over. Ik ben eigenlijk een enorme aarzelaar. Dat weten mensen niet. Toen ik net wethouder was, speelde de nieuwbouw van de Wouter tje Pieterse school heel sterk. Ik ben toen zelf gaan kijken en zag hoe krap die kindertjes zaten. Ik was meteen vóór. Ik smolt. Dat vind ik nog steeds één van de leuke dingen van het wethouderschap. Je moet altijd zelf gaan kijken, ook als het om kleinere dingen gaat. Een uitbouw in een tuin, een omstreden muurreclame - het is altijd weer een leuke aanleiding voor een fietstochtje. En ook als mensen het niet met je eens zijn, waarderen ze dat je komt kijken. Ik heb nog nooit het idee gehad dat ik in de problemen ben geko men doordat ik ben gaan kijken. Ik heb altijd gezegd dat ik geen burge meestersfunctie ambieer. Maar als loco heb ik de laatste tijd gemerkt dat ik het publieke optreden toch leuk vind. Ik schrok er zelf een beetje van dat ik het leuk ging vinden. Maar ik vind mijzelf toch niet geschikt voor het burgemeesterschap. En bovendien: dan word je misschien burgemeester van Voor schoten. Dan ben je wel heel erg je vrijheid kwijt. Ik heb er wel over nagedacht wat ik hierna nog eens wil doen. Het lijkt me leuk om weer eens iets grondig uit te zoeken. Daar kom je als wethouder niet meer aan toe. Ik denk dat Postma zeker aardigheid heeft in het burgemeesterschap. Hij heeft er be wust voor gekozen om meer in de schijnwer pers te staan en meer contact met mensen te hebben. Ik heb er nog steeds hele hoge ver wachtingen van en denk dat hij het bestuur van Leiden kan versterken. Zelf zie ik me meer als bestuurder dan als politicus. Bij de toetreding van de WD tot het college, heb ik de fractie voorgelegd: we kunnen kiezen tus sen meer invlöed of een sterker bestuur. Dan kies ik voor het laatste. Het politieke spel vind ik niet zo interes sant. Bij sommige van mijn voorgangers lag dat heel anders. Voor Cees Waal was het alle maal een spel. Als hij voor half tien de fractie gewonnen had voor zijn standpunt, probeer de hij of hij ze ook van het tegendeel kon overtuigen. Dan heb je geen respect voor de mensen om je heen. Ook met de hele kwestie rond het Koninklijk Militair Invalidenhuis heeft hij me onder vier ogen gezegd dat hij het plan van de gemeente eigenlijk heel goed vond. Dat hij toch campagne voerde tegen het plan, was uitsluitend omdat hij het zo leuk vond een voorstel van de gemeente on deruit te schoffelen. Ik hou niet van spelletjes. Mijn ambtena ren adviseerden me in 1993 om de bouw plannen voor de Vijf Meilaan een jaar in de kast te leggen met het oog op de verkiezin gen. Dat heb ik niet gedaan. Daardoor kan ik daar nog steeds met opgeheven hoofd voor bij fietsen. Dat had ik niet gekund als ik de zaak toen een jaar had laten rusten met een verhaal van 'we weten nog niet of we hier mee verder gaan'. Maar het heeft ons wel twee zetels gekost. Ja. ik heb een grote gedrevenheid voor het openbaar bestuur, dat echt enorm wordt on dergewaardeerd. Twintig jaar geleden is die afbraak door Van Agt ingezet. Van Agt had de instelling: fietsen vind ik leuk. en ik belazer de boel. En als het moeilijk werd, dan werd hij ziek. Lubbers is daar schaamteloos mee doorgegaan: de overheid moest als het be drijfsleven werken. Van Agt en Lubbers heb ben gepropageerd dat het bedrijfsleven per definitie beter is dan de overheid. Maar het bedrijfsleven is heel één-dimensionaal. En ze trekken gerust een lunch van twee uur uit om iets te bespreken wat in een kwartiertje geregeld kan worden. Het openbaar bestuur wordt in hoge mate ondergewaardeerd. Toen ik begon, zeiden anderen tegen mij: daar ben jij toch veel te goed voor? Maar dat is onmogelijk. Je bent nooit te goed om wethouder te worden. Ik vroeg mij af: ben ik wel goed genoeg? Het bestuur is zo divers, je hebt met zo veel belangen te maken. Niet alleen heb je altijd inwoners met verschillende belangen, je hebt ook te maken met je ambtelijke orga nisatie. Daar zitten op dit moment in Leiden inderdaad wat problemen. Het zelfbewust zijn van de ambtelijke organisatie is klein. Ik heb een periode van groei meegemaakt, nu zitten we in een periode van teruggang, al zijn we al weer door het dal heen, hoor. Die problemen reken ik mijzelf aan. Ik ben deel van het team. Dit komt ook door mijn ge drag. denk ik. Er is nog veel wat ik zou willen bereiken in Leiden. Wat ik wil, na al die rapporten over problemen binnen de gemeente, is het beeld ombuigen dat het hier niet goed gaat. Door in het college als team te opereren, en bin nen het college iedereen tot zijn recht te la ten komen. Door te laten zien dat er goede dingen gebeuren in Leiden. In het nieuwe college moeten we elkaar de ruimte geven om nieuwe dingen te realiseren. Verder vind ik dat de stad meer als de een heid van een gróter gebied moet opereren. We moeten als Leiden gewoon zelf een lijn trekken. En niet zoals met bijvoorbeeld de regionale milieudienst eindeloos met de re gio compromissen blijven sluiten. We heb ben ons de laatste jaren te veel door de regio laten remmen. Leiden moet als bestuur meer zijn eigen plan trekken. Of ze me dan hele maal arrogant zullen vinden? Het zij zo. Ook de Rijn-Gouwelijn is een enorme uit daging. We belijden met zijn allen dat ieder een met het openbaar vervoer moet, maar we doen er geen moer aan. Ik vind dat de overheid daarbij zijn geloofwaardigheid op het spel zet. Tja, en ik wil nog van een hoop woningen de kwaliteit opknappen en ik wil nog een keer een besluit over Valkenburg meemaken. Ik heb me in elk geval tot mei 2000 gebon den. Ik lees tot die tijd ook geen personeels advertenties. Daarna zien we wel. Het moei lijke van dit soort banen is dat je niet weet in hoeverre jouw ervaring anderen in de weg gaat zitten. Ik hoop dat ik voldoende signalen krijg als het zover komt. TON VAN BRUSSEL RUUD SEP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 47