yüfés, tonnenlikkers en het water-en-vuur-wouwtje
Leiden Regio
STADSGEZICHT
school, maar het enige wat mijn
vader zei als dat ter sprake
kwam was: 'Jongen je moet
kunnen rekenen, dan kun je
wat verdienen'. Zakendoen, dat
was belangrijk volgens hem.
Nou, eerst lukte dat niet zo
best. Mijn eerste baantje was bij
Vroom Dreesmann, toen ik
een jaar of twintig was. De zaak
zag er toen nog heel anders uit
dan nu. In wezen waren het al
lemaal kleine winkeltjes. Ik was
daar reclameontwerper. Ik
maakte het boekje 'De prakti
sche huisvrouw', waar de arti
kelen instonden die V&D ver
kocht. En ik maakte de decors
voor de etalages. Toen had
Vroom Dreesmann vier de
corontwerpers in dienst en tien
etaleurs. Zo hield iedereen zich
bezig met zijn eigen etalages.
Zo was er een etaleur voor he
renmode, een voor damesmo
de, een voor porselein, een spe
ciaal voor de hoeden en ga zo
maar door. Maar veel verdienen
was er niet bij. Ik kreeg 35 gul
den in de maand. Toen ik
merkte dat een jongen die veel
minder presteerde dan ik, net
zoveel kreeg, werd ik boos. En
mijn vader zei: 'Verdien je zo
weinig? dan donderstraal je
maar op bij V&D'. Zo dachten
we toen. Logisch, met vijftien
kinderen thuis. Later is het. wat
geld verdienen betreft, op zijn
pootjes terechtgekomen."
HERMAN JOUSTRA
uit de
Leidsch DagbladAllCIlIlüVIÜN
ANNO 1899
Maandag 4 December
LEIDEN - Heden ontvingen wij het verslag om
trent het Rijks-Museum van Natuurlijke Histo
rie, loopende over het tijdvak van 1 September
1898 tot 1 September 1899.
Daarin wordt o.a. gezegd welke de gevolgen
zijn van vocht en slechte ventilatie, die men dit
jaar driemaal heeft kunnen constateren.
Toen onlangs een paar groote Rhinocerossen
in de benedengalerij verplaatst moesten wor
den, bleek de gansche houten vloer met onder
leggers inbegrepen geheel vergaan te zijn: op
dit oogenblik gaapt een diep en eenige meters
groot gat op de plaats waar die reusachtige die
ren gestaan hebben En op meerdere plaatsen
in het gebouw ook in de Kamer van den direc
teur zakt de vloer of staat scheef, of is zóó los,
dat onder het loopen alles in den omtrek davert
en schudt. De directeur heeft het persoonlijk
bijgewoond, dat dames en kinderen op de ske-
lettengalerij, die onder zich den beweeglijken
bodem voelden en rondom en boven zich de
overal gebarsten muren en plafonds met groote
spleten gapende zagen, bang werden en naar
beneden wenschten te gaan.
ANNO 1974
_gDAG 4 DECEMBER 1999 m15
Foto's in deze rubriek kunnen worden nabesteld door binnen veertien dagen na p Utilising ren ingevulde cheque (geen
overschrifvingskaart) Ier waarde van vijf gulden (vooreen exemplaar van 13 bij 18 in zwart wil) op te sturen naar het Leidsch
Dagblad, t.a.v. Leidsch Dagblad Archieven, postbus 54,2300 \B Leiden of door contante betaling aan de baJic van het leidsch
Dagblad aan de Rooseveltstraat 82. IJ ontvangt de foto binnen drie weken.
Woensdag 4 december
LEIDEN - Twee Leidse gemeenteraadsleden,
Laurens Beijen en Kees du Gardijn
(PPR/PSP/D'66) hebben het college van B en
W van Leiden vragen gesteld over de aanleg
van de rijksweg 11 (Bodegraven-Leiden). De
vragen luiden: Is het juist dat het college van B
en W de burgemeester heeft afgevaardigd om,
samen met de burgemeester van Alphen aan
den Rijn en een vertegenwoordiger van de Ka
mer van Koophandel, besprekingen te voeren
met Rijkswaterstaat over de aanleg van Rijks
weg 11? Zo ja, wat is de bedoeling van deze
besprekingen? Is er de laatste maanden door
de burgemeester of andere vertegenwoordigers
van de gemeente Leiden gesproken met andere
gemeenten, de Kamer van Koophandel of
Rijkswaterstaat over Rijksweg 11. Zo ja, welke
standpunten zijn daarbij van Leidse kant naar
voren gebracht met betrekking tot de gewenst
heid van de aanleg van Rijksweg 11? Zijn er al
resultaten te melden van dergelijke besprekin
gen. Zo ja, welke?
DEN HAAG (ANP) - De 80-jarige heer J. Bier-
brauwer uit Bergen (N-H) heeft de koningin ge
vraagd tijdens zijn 'allerlaatste levensjaren'
van een ruim 40 jaar durende alimentatie
plicht ontheven te mogen worden. Samen met
de stichting organisatie gescheiden mensen
heeft hij bij de koningin schriftelijk een 'gratie
verzoek' ingediend. De heer Bierbrauwer is in
1930 gescheiden van zijn vrouw, met wie hij
toen acht jaar getrouwd was. Sindsdien heeft
hij alimentatie betaald, ondanks 22 verweer-
processen, die hem volgens de stichting meer
dan 100.000 gulden hebben gekost. In 1972
kon hij op grond van de nieuwe echtschei-
dingswet een officiële echtscheiding krijgen,
maar hij werd weer tot een alimentatiesom ver
oordeeld.
FOTO HIELCO KUIPERS
VOOR
SCHO
TEN -
'Klein-
Rouw-
koop' aan
de Veur-
seweg in
Voor
schoten
valt onder
de slo
persha
mer. Het
histori
sche
thee- en
logeer
huis van
de vroe
gere be
woners
van het
slot Rou-
op of
Middel
geest inoet wijken voor de moderne woningbouw. Het oudste gedeelte van het huis zijn de zogenaamde
erker en de tussenkamer. In de loop der eeuwen is het huis uitgebreid met diverse kamers. In zijn totaliteit
was het het enige Voorschotense huis uit de Napoleontische tijd, rond 1800. Het huis was op de lijst van
beschermde monumenten geplaatst. Via een procedure van de Kroon is het huis van de monumentenlijst
geschrapt. foto archief leidsch dagblad
leuk, al die drukte op straat.
Toen ik een jaar of zes, zeven
was, wachtte ik met naar bed
gaan tot het na twaalven was.
Dan gingen de cafés uit en was
het vaak vechten. Want sommi
ge vrouwen kwamen naar het
café, kijken of hun mannen nog
wat geld hadden overgehou
den. Van het loon dat ze 's mid
dags in de fabriek hadden ge
kregen. Ik hing dan uit het
raam om te kijken hoe het af
liep. Soms zag ik dan mijn va
der lopen in zijn witte kiel. Vaak
als er narigheid was in een café,
kwamen ze mijn vader halen.
Om de boel te sussen. Hij was
een grote vent en hij was voor
niemand bang.
Behalve de cafés zat er nog veel
meer in de Morsstraat. Zo had
je vier herenkappers. Kouwen-
berg was er één van. Daar ging
mijn vader altijd naar toe. In
die tijd lieten veel mannen zich
nog scheren bij de kapper. De
klanten van Kouwenberg had
den allemaal een eigen kastje.
Met een eigen bakje, eigen
scheerzeep en een eigen kwast.
Voor de hygiëne.
Er zat ook een vogelwinkel in
de Morsstraat. Van Kareis. Die
ging soms met een stok naar
Rhijnhof om vogels te vangen.
Een stok met een beetje lijm er-
,aan. En dan was er de melksa-
lon van Rijsdam. Mensen die
naar het ziekenhuis moesten,
konden daar hun boterhamme
tje opeten. Uit het hele land
kwamen ze. Het ziekenhuis zat
toen nog waar nu het Museum
voor Volkenkunde is. Verder za
ten er nog kruidenier Van der
Nat, Akerboom met zijn ma
trassen, Stafleu met zijn sigaren
en sigaretten, het Valutahuis,
ook met sigaren en sigaretten,
de aardappelhandel van Van
Klinken, dc kolenhandel van
Schouten, de schoenenwinkel
van De Groot, de groentewinkel
van Barendse, de viswinkel van
Masurel, de Leidse Brood Fa
briek, kruidenier Hoed, Eradus
met zijn bloemen. En mijn va
der had een slagerij in de Mors
straat. Hij slachtte zelf zijn koei
en en varkens bij het abattoir.
Vijf van mijn broers zijn ook in
de slagerij gekomen. Ik heb ook
vaak genoeg gezien dat een dier
werd geslacht.
Ik had al snel in de gaten dat
dat niks voor mij was, maar ik
hielp mijn vader wel eens. Met
schoonmaken bijvoorbeeld. Op
de hoek van de Morsstraat en
de Narmstraat stond een enor
me ketel met een vuurtje eron
der, waar je heet water kon ha
len. Thuis hadden we geen heet
water, in die tijd waren er nog
geen geisers. Die ketel was ze
ker een meter of drie hoog.
Voor een cent mocht je dan een
emmer water meenemen. Ik
haalde er meestal twee tegelijk.
Het geld betaalde je aan de
vrouw die altijd bij de ketel
stond. Die noemden we 'het
water-en-vuur-vrouwtje'.
Iedereen droeg trouwens thuis
zijn steentje bij. Dat moest ook
wel, want mijn ouders hadden
vijftien kinderen. Vijftien kinde
ren! Tien jongens en vijf meis
jes. Zo'n groot gezin was na-
De Morsstraat omstreeks 1910. De vader en de oudste broer van Joop Visser staan voor de slagerjj die de familie toen had.
foto familiearchief visser
tuurlijk een enorme opgave
voor mijn vader en moeder. Ze
ker omdat mijn moeder heel
vaak ziek was. Gelukkig was de
saamhorigheid vroeger veel
groter dan nu. Zeker in de
Morsstraat. Buurvrouwen en
andere vrouwen uit de buurt
kwamen ons geregeld helpen.
Soms zaten er wel drie vrouwen
tegelijk in ons huis. Aardappels
schillen, kleding herstellen...
Niet alleen de buurvrouwen
hielpen in huis. Ik had ook nog
een pleegtante, tante Cornelia,
die vaak hielp. Eigenlijk is zij
ook een soort moeder voor mij
geweest. Met Kerstmis maakte
ze voor het hele gezin een kren
tenbrood van één meter twin
tig. Hoe dan ook, wie er was at
gewoon met ons mee. En als
dank kregen ze ook een stukje
vlees mee naar huis.
Dat koken was trouwens ook
een hele toestand. Er werd ge
kookt in enorm grote pannen,
die barstensvol zaten. En ook
het eten zelf, de maaltijden,
vereisten de nodige discipline.
Om één uur aten de kinderen.
Om twee uur aten de groten.
Inclusief de knechten van de
slagerij en de buurvrouwen. Ik
herinner me nog goed dat wij
als kinderen onze mond moes
ten houden aan tafel. Anders
zou het natuurlijk veel te la
waaiig worden. Om ons onder
controle te houden, had mijn
vader een stok bij zich. Wie zijn
mond toch opendeed, kreeg
een tik.
Het was echt ploeteren gebla
zen met zo'n groot gezin. Ik
presteerde heel slecht op
ïnsbloem.
Visser, bekend als reclameman, als
van de Leidato en als ontwerper
voor de verschillende
s en de 3 oktoberfeesten,
26 februari 1915 geboren in de
Daar sleet hij zijn jeugd in
die volgens hem veel deed
aan de Amsterdamse Jordaan.
volksbuurt, met cafés en
winkeltjes. Een buurt met een enorme
saamhorigheid bovendien. In deze
aflevering van 'De dingen die
voorbijgaan' vertelt Visser over de
Morstraat van voor de oorlog. En van zijn
slecht betaalde, arbeidzame leven
voordat hij bekend werd, als maker van
decors voor de etalage van Vroom
Dreesmann.
21 921 j
'1- 531]
g van 8j
gvan8j
NEMEN?
ten
Leidenaars blikken
terug op hun verleden
waardoor ze gemakkelijk naar
binnen ktonden kruipen. Op
een gegeven moment werd dat
zo gortig dat mijn vader de boel
aan de achterkant heeft afgeslo
ten.
Maar de cafés zaten natuurlijk
niet alleen vol met soldaten. Er
werd in die tijd veel meer ge
dronken, heb ik het idee. Je zag
tenminste veel meer dronken
mensen op straat dan nu. Zo
was een zoon van een familie in
de Morsstraat in Indië gelegerd.
Eens in de zoveel tijd had hij
verlof en kwam hij naar Neder
land. Dan was het kroeg-in-
kroeg-uit. Hij dronk dan zoveel
dat hij soms met een handkar
naar huis moest worden gere
den. Omdat hij zo dronken was
dat hij niet-meer kon lopen.
En dan had je nog de vaste
drinkebrocrcn. Soms, als dc ca
fés gesloten waren, stonden de
lege vaten buiten. Van die hou
ten tonnen. Er waren lui die
zo'n ton ondersteboven op een
andere zetten. Dan hielden ze
hun mond eronder, om de laat
ste restjes bier te kunnen drih-
ken. Tonnenlikkers, zo noem
den we ze. Drank, het was wat
in die tijd. Zo had je ook spiri-
tusdrinkers. Die hadden niet
genoeg geld om een fles jenever
te kopen, dus kochten ze maar
spiritus. Voor een dubbeltje per
fles.
Ook overdag was het soms be
hoorlijk rumoerig in de Mors
straat. Zeker als de soldaten er
doorheen trokken met kanon
nen. Zware kanonnen, er liepen
geloof ik wel zes paarden voor
om zo'n ding te trekken. Die
wagens waar die kanonnen op
stonden, hadden houten wie
len. En de Morsstraat lag nog
vol met grote keien. Dat trilde
dus behoorlijk. Een herrie dat
die karren maakten! Onze huis
kamer dreunde ervan. De sol
daten die achterstevoren bo
venop een kanon zaten - waar
om ze zo zaten, weet ik niet -
konden met moeite hun geweer
vasthouden. Maar niemand in
de buurt die klaagde over de
herrie. Dat is tegenwoordig wel
anders.
Ik vond het in elk geval wel
jniet zeggen dat het in de
utfraat vandaag de dag zo
d£r is veel verkeer. Maar
mfc, voor de oorlog, was de
bnaat veel rumoeriger. De
letjat barstensvol met win-
enï En wat helemaal mee-
er zaten vijf cafés, dus
de nodige herrie
Zeker omdat er een
zat achter de Mors-
flink wat soldaten
en die dronken af en
toe wel eens een borreltje. De
cafés zaten dus vaak barstens
vol.
Die soldaten moesten 's avonds
voor tien uur binnen zijn. Maar
ze ontsnapten geregeld. Om
toch nog even naar het café te
kunnen of om nog wat familie
te bezoeken. Of ze kwamen te
laat terug. Om de haverklap slo
pen ze via ons huis de Mors
straat op. Want aan de achter
kant van ons huis was een raam
„Als kinderen moesten wij onze mond houden aan tafel,
onder controle te houden, had mijn vader een stok bij zich.
mond toch opendeed, kreeg een tik." foto mark lamers