Gevolgen van aids geselen Zambia Des te 'De top is nog lang niet bereikt' "ïreldwijd stierven dit jaar 2,6 miljoen mensen c-i nil aids, een nieuw record. Volgens een rapport vla van de VN-organisatie Unaids blijft deze >0 ongeneeslijke ziekte zich in snel tempo itbreiden. Afrika blijft het zwaarst getroffen: 2 '\iljoen aidsdoden in 1998. Tweederde van alle HTV-geïnfecteerden komt uit het gebied ten pp zuiden van de Sahara. Door het hoge sterftecijfer, zijn er enorme aantallen kinderen '"s wees geworden door het overlijden van hun ouders aan aids. Aan de vooravond van Wereldaidsdag woensdag 1 december) een portage uit Zambia, het land met het hoogste percentage weeskinderen. "Tl en somber huisje in Nkwazi- j township, vlakbij de Zambiaanse stad Ndola. Hier woont Christine. Achtentwintig is ze en HIV-besmet. „Wie zorgt er straks voor mijn kinderen?", jam mert ze. Niemand reageert, niemand die het weet. Iets verderop de 17-jarige aidspatiënte Loty. Een tante zet zo nu en dan een kom rijst voor haar neer. Loty is al twee maanden haar hutje niet uit geweest. Hoe moet het verder met Loty? Niemand reageert, nie mand die het weet. „Zieken worden steeds vaker aan hun lot overgelaten", zegt Violet Mukosha. Ze is vrij willigster in het Chishilano Centre, de basis van de 'thuiszorg' voor TB- en aidspatiënten - in Nkwazi. De township telt 40.000 inwoners, het centrum heeft 54 vrijwilligers. Iedere maandag komen zij bij elkaar om over hun patiënten te praten. Voor ernstig zieken is er op dinsdag vervoer naar het plaatselijke zie kenhuis voor nader onderzoek, wie nog kan lopen wordt op woensdag in het centrum verwacht. Er staan bijna vijfhonderd aidspa tiënten geregistreerd, maar waarschijnlijk zijn er meer met deze ziekte. „Sommigen zijn bang dat ze door hun omgeving worden gestigmatiseerd", zegt Violet, ,>of schamen zich. Ze willen niet door ons worden be zocht." In het Chishilano Centre wordt seksuele voorlichting gegeven, maar het effect is nog niet overweldigend. Edith Banda, hoofd van het centrum: „De bewustwording groeit, maar het gaat langzaam. Je moet niet verge ten dat in Afrika de vrouw nog steeds onder geschikt is aan de man. Wil hij geen con dooms? Dan geen condooms." Bij de waar schuwende campagnes zijn ook theatergroe pen betrokken. Ze gaan de provincie in om hun voorlichtende boodschap op het markt plein uit te dragen. „Zo hopen we ook de ou ders er meer bij, te betrekken, die praten meestal niet zo open over seks." In Nkwazi wonen naar schatting vierdui zend wezen van onder de 15 jaar. In heel Zambia zijn het er vermoedelijk 0,6 miljoen, op een bevolking van nog geen 10 miljoen. Eén op de vijf kinderen is wees, over tien jaar volgens de prognoses twee op de vijf. Eén op de drie families heeft een weeskind in huis. Ook Violet Mukosha. Ze is moeder van vijf Dagelijks 5.500 begrafenissen vijl Amerika jaarlijks 880 miljoen dollar uittrekt voor de gemid- 40.000 nieuwe aidsgevallen, geeft heel Afrika met jaarlijks 4 mil- nieuwe patiënten, daarvoor 160 miljoen dollar (bijna 350 mil- gulden) uit. Ter vergelijking: het gemiddelde jaarbudget van een lemisch ziekenhuis in Nederland bedraagt 550 miljoen gulden. 1998 kwam tweederde van alle 33,6 miljoen zieken uit Afrika ten len van de Sahara: 22,3 miljoen volwassenen en ruim 1 miljoen leren. Van de 16,3 miljoen mensen die sinds het begin van de lemie (rond 1980) aan aids zijn gestoiVen, kwamen er 13 miljoen der wie ruim 3 miljoen kinderen) uit dit gebied. Nergens zijn zo- volwassenen besmet als hier: 20 tot 25%. Van de 570.000 kinde bij wie in '99 HIV werd geconstateerd, kwamen 510.00 uit Afrika zuiden van de Sahara. B an de wereldwijd 16.000 nieuwe HIV-patiënten in 1998, kwamen 1.000 (70%) uit deze landen. Op 5 procent na, wonen alle aidswe- (eind volgend jaar 11,2 miljoen, in 2010 vermoedelijk 16 tot 20 oen) in Afrika ten zuiden van de Sahara. 1998 telde Afrika 2 miljoen aidsdoden (wereldwijd 2,6 miljoen), wel 5500 begrafenissen per dag. De 50-jarige Jennifer die als oma zorgt voor zes weeskinderen van haar overleden dochters. fotos cpd gerard chel Hl V-besmettingen in 1999 Noord-Amerika 44.000 Centraal/Oost-Europa en Centraal Azië 95.000 Zuidoost-Azië 1,3 miljoen Australië en Nieuw-Zeeland 500 Eind 1998 waren er 33,3 miljoen mensen (van wie 22,3 miljoen in Afrika) besmet met HlV-aids. Geschat wordt dat er aan het eind van 1999 wereldwijd 5,6 miljoen nieuwe HlV-besmettingen zullen hebben plaatsgevonden. kinderen (van 5 tot 15 jaar) en sinds kort heeft ze ook de zorg voor de drie kinderen (7, 11 en 15 jaar) van haar overleden zwager. „Als familie heb je een verantwoordelijkheid. Je kunt de kinderen niet afwijzen, je moet ze hoop geven op een betere toekomst." Dat probeert ook de 50-jarige Jennifer. Als oma zorgt zij voor zes weeskinderen van haar overleden dochters. Haar grootste zorg? Dat ze iedere dag genoeg te eten heeft voor haar familie. Violet Mukosha heeft ook zo haar proble men. Het ontbreekt haar aan voldoende geld om de acht kinderen naar school te sturen. Dus...? Ze haalt "haar schouders op. Soms krijgt ze wat toegestopt van een dankbare patiënt. Van de missiezusters kan ze goed koop mealie meal (een soort maïspap) ko pen. En met Kerstmis gelukkig, delen de zus ters kleren uit. Voorzieningen In Nkwazi probeert de organisatie Cindi (Children in Distress) de meest kwetsbare weeskinderen te helpen. Dat wil zeggen dat de gezinnen waar zij wonen extra eten, de kens en kleren krijgen en dat het schoolgeld wordt betaald, zo'n 60 gulden per jaar. Dage lijks melden zich nieuwe kinderen en inmid dels zorgt Cindi voor 750 jongens en meisjes. En de ruim drieduizend anderen? Coördina trice Joyce Banda weet het niet. „Ze gaan GN/GPD bron. UNAIDS waarschijnlijk niet naar school, zwerven over straat." De 12 vrijwilligers van Cindi zijn da gelijks op pad. Kijken hoe het 'hun' kinderen vergaat en reageren op alarmerende berich ten elders uit het dorp. „Soms blijven kinde ren helemaal alleen achter omdat er geen fa milie is. Meestal worden wij dan wel gewaar schuwd." Cindi kiest bewust voor opvang van wees kinderen in gezinnen. Joyce: „Zo'n eigen omgeving is het meest natuurlijke. Een wees huis snijdt familiebanden door." Tot nu toe zijn ze er nog steeds in geslaagd bij vrijwilli gers of buren onderdak te vinden. Maar het wordt steeds lpstiger; de opvangmogelijkhe den zitten bijna aan het plafond. „De men sen willen wel, maar er is geen enkele onder steuning", zegt Reijer. Op een berg sintels spelen de 9-jarige Mwewa Lubaya en haar 11 -jarig zusje Kaijize met Steven Mulenga van 9. Stevens vader overleed aan aids. Zijn moeder hertrouwde, maar voor Steven was geen plaats. Met bede len hield hij zich in leven, sliep waar het uit kwam. Cindi vond uiteindelijk Stevens oma. Daar is hij nu en hij gaat zowaar naar school. „Leuk", vindt 'ie het daar, want „ik leer er le zen en schrijven. En ik krijg te eten." De ouders van Mwewa en Kaiji zijn vlak na elkaar aan aids overleden. Een oudere broer ontfermde zich over hen, maar hij vertrok onlangs naar 'de grote stad'. Buren waar schuwden Cindi, die de zusjes bij een vrijwil liger onderbracht. Ook zij gaan nu naar school. Te weinig steun Aids-coördinator Piet Reijer stelt vast dat 'de internationale gemeenschap' te weinig voor de weeskinderen doet. „In Copperbelt zijn er naar schatting 150.000, de projecten berei ken 20.000 kinderen." Van de overigen wordt zo'n driekwart door familie of anderen opge vangen (lees: een dak boven hun hoofd en een kom rijst), de rest wordt aan hun lot overgelaten. Velen komen in de criminaliteit en prostitutie terecht. Hoofdstad Lusaka bij voorbeeld heeft inmiddels tienduizenden straatkinderen. Naar verwachting telt Zam bia over tien jaar 1,5 miljoen weeskinderen. Als er niets verandert, krijgen meer dan een miljoen van hen geen enkele scholing. „Er komt dus een heel leger analfabeten aan. Dat betekent nog meer economische terugval, nog meer armoede." Bovendien neemt door aids de kindersterfte toe: 25% overlijdt voor de vijfde verjaardag. Piet Reijer: „Op de vele aidsconferenties blijkt telkens weer dat het nooit over kinde ren gaat. Aids is een medisch probleem, kin deren een sociaal probleem. Maar terwijl een aidspatiënt een relatief kort probleem is - cy nisch gezegd: het is zelfoplossend - geldt het probleem van een weeskind voor vele jaren. Daar heeft niemand kennelijk zin in. Niet dat er niets gebeurt, maar het zet geen zoden aan de dijk. Laatst werd er nabij Lusaka een dorpje voor weeskinderen neergezet. Kostte 3 miljoen dollar, voor 100 kinderen. Het westen moet meer geld stoppen in medische zorg, onderwijs en infrastructuur. De prijs van medicijnen moet omlaag, een plicht voor de farmaceutische industrie, die veel te weinig investeert in het ontwikkelen van goedkope vaccins. Ik vind het schandalig dat 95% van onderzoeksuitgaven besteed wordt aan het HIV type B - dat in het westen voorkomt - terwijl het C-type, dat op veel grotere schaal Afrika treft, geringe aandacht krijgt. Het legt op pijnlijke wijze bloot waar de interesses werkelijk liggen. Maar Afrika zelf moet ook wakker worden. Nog steeds wordt het probleem weggestopt of ontbreekt de politieke wil om er echt wat aan te doen. Het is natuurlijk van de gekke dat alle 150 parlementsleden hier een terreinauto krij gen, maar dat geld voor eenvoudige klinie ken ontbreekt". Economische schade Behalve groot persoonlijk leed veroorzaakt aids in Zambia aanzienlijke economische schade door stijgend ziekteverzuim en het overlijden van werknemers. Plus de tijd die gemoeid is met het verzorgen van de zieken en het begraven van de doden. Daarbij: ge zinnen moeten bezittingen of vee verkopen om de kosten van een begrafenis - omgere kend zo'n duizend gulden - te kunnen beta len. Bovendien moet een steeds groter deel van het nationale budget voor gezondheids zorg aan aids worden besteed. In de groep 15 tot 45-jarigen is twintig tot vijfentwintig pro cent HIV-besmet, tien procent overlijdt. In Zambia worden 43 van de 100 ziekenhuis bedden bezet door aidspatiënten. De ziekte kosten zijn gestegen van 1,7 miljoen dollar in 1990 naar 12,9 miljoen in 1995 en zullen naar verwachting in 2005 zo'n 21 miljoen dollar bedragen. „Ik schat het negatieve effect van aids in Zambia op 3% van het BNP", zegt Kevin Shone. Ter vergelijking: de Nederlandse eco nomie groeit jaarlijks met zo'n percentage. Shone is directeur van Kasembo Transport Ltd. in Ndola, een bedrijf met 100 man per soneel, van wie 60 chauffeurs. „Elke drie maanden raak ik door aids een chauffeur kwijt. Als je de gevolgen adequaat op wil vangen, moet je 10% meer personeel in dienst nemen dan noodzakelijk is." Shone heeft inmiddels een permanent opleidings klasje van zo'n zes schoolverlaters in het le ven geroepen om direct gaten te kunnen op vullen. En hij heeft vrijwel dagelijks een klei ne vrachtauto op pad voor de vele begrafe nissen. „Is het geen eigen personeel, dan wel familie." Lichtpuntjes Hoe groot de aidsproblematiek ook is, coör dinator Piet Reijer ziet kleine lichtpuntjes. „In landen als Uganda en Zambia is het aan tal HIV-besmette zwangere vrouwen tussen de 15 en 25 jaar, fors gedaald. In Uganda van 40% in 1991 tot 10% en in Zambia van bijna 30% in 1993 tot minder dan 15% in '97." Voorlopig echter stijgt het totaal aantal slachtoffers fors. „De ziekte zal ook de ko mende jaren de ontwikkeling van de regio verlammen", zegt Unaids in een deze week verschenen rapport. „De top is nog lang niet bereikt." GERARD CHEL ZATERDAG 27 NOVEMBER 1999 Onze Taal Wat je ook vaak ziet, is dat goeie of zelfs zeer goeie schrijvers op de eer ste bladzijde van hun boek een koe van een taalfout hebben staan. Soms al in de eerste of de tweede zin. Karei van het Reve reken ik tot de zeer goeie schrijvers. In zijn jongste, posthume bundel 'Achter af staat de fout in de derde zin. Dat van die taalfout op de eerste bladzij de beweer ik al jaren maar niemand ge looft me. Ik geef overigens graag toe dat mijn stelling niet waterdicht geformuleerd is. Want hoe vaak is vaak? En dan: wat zijn de zeer goeie schrijvers? Allemaal juist, er zijn inderdaad veel twijfelachtige groothe den, maar over Karei van het Reve kan toch geen misverstand zijn. Je kan wel aan alles gaan twijfelen, maar daar word je niet ge lukkiger van. Lees dus eens met me mee. We nemen de eerste zinnen van het eerste opstel, geti teld 'Dagje vrij'. Het stuk stond oorspron kelijk in Het Parool van 30 januari 1988. Van het Reve begint aldus: 'Morgen wordt koningin Beatrix vijftig jaar. Van die eenen dertigste januari 1938 zal menige lezer zich weinig of niets herinneren.' Tot zover gaat alles goed. En het is begrijpelijk, want van die 30ste januari 1938 zullen alleen diege nen zich iets herinneren die minstens 55 of 60 jaar oud zijn; allicht zal een meerderheid van de lezers anno 1988 jonger zijn. Geen bezwaar dus tegen 'menige lezer' die zich daarvan 'weinig of niets' herinnert. Maar dan komt de derde zin: 'Ik des te meer'. Ziedaar een fraai voorbeeld voor mijn stelling, want die derde zin deugt niet. Had Karei van het Reve geschreven: 'Ik wel', dan was alles in orde geweest. Ook met minder fraaie zinnen zoals: 'Ik daaren tegen wel', 'Ik echter wel' of 'Maar ik herin ner mij die dag nog goed', hadden door de beugel gekund. Maar 'Ik des te meer' niet. Het probleem is namelijk dat hij met dat 'des te' een verband legt dat er niet is. Dat er hier zelfs niet kan zijn. Je kan wel zeggen: 'Wil er niemand nog een beetje pudding? Best; ik heb des te meer'. Het woordje 'des' geeft dan aan dat ik daardoor meer heb, dat wil zeggen: doordat de ande ren geen tweede portie willen. Evenzo zegt het 'des' van Karei van het Reve dat hij zich die dag beter herinnert doordat veel lezers er geen herinnering aan hebben. Dat is on zin. Van het Reves herinneringen zijn vol strekt niet afhankelijk van het feit dat zove le anderen te jong zijn om die dag meege maakt te hebben. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe het komt dat goede schrijvers op de eerste bladzijde van hun boek zo vaak een flinke taalfout hebben. Slechte schrijvers hebben dat ook maar dat telt niet want die hebben ze op elke bladzijde staan. Nee, het gaat om het verschijnsel van zoiets op de eerste bladzijde en verderop niet. En dat je dat juist bij goeie schrijvers ziet. Ik heb daar een theorie over, maar die ga ik niet vertel len. Het is namelijk een hele goeie theorie, zodat het gevaar bestaat dat u die verkla ring grif zou geloven, eigenlijk nog zonder dat u eerst echt overtuigd was geraakt of mijn beginstelling wel Idopte. Dan zouden we ons bezondigen aan een drogredene ring waartegen nu juist Karei van het Reve zo gewaarschuwd heeft: een verschijnsel waarvan nog niet iedereen overtuigd is of het echt wel bestaat, kun je de mensen ge makkelijk doen accepteren door met een plausibele verklaring voor dat verschijnsel op de proppen te komen. Dat gaan we dus niet doen. U moet eerst maar eens overwe gen of u het verschijnsel als zodanig erkent. Iets anders wat me in deze bundel opvalt, is dat Karei van het Reve 'latijn' steeds met een kleine letter schrijft. Denk niet dat hij onkundig is van de officiële spellingre gels, want alle andere talen schrijft hij keu rig met een hoofdletter: Russisch, Engels, Nederlands. Precies zoals het hoort. Maar het Latijn heet bij hem dus het latijn. Soms zelfs staan ze naast elkaar, zoals op bladzij de 82: 'Hij kende latijn, Grieks, Hebreeuw- sen Arabisch'. In andere boeken doet hij dat ook. Bijvoorbeeld in zijn 'Geschiedenis van de Russische literatuur' (1985). Ik heb geen flauw idee waarom hij dat zo doet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 51