'Ik gebruik
mijn ogen
als camera'
TT
Onzin
Schrijfster Annie Proulx velt geen oordelen
De Amerikaanse schrijfster Annie Proulx was 53 toen ze
Postcards' publiceerde, haar eerste literaire boek. Daarna schreef
ze een respectabele hoeveelheid romans en verhalenbundels en
ontving ze een groot aantal prijzen, waaronder de Pulitzer Prize,
de National Book Award en de PEN/Faulkner Award. In
Nederland werd ze vooral bekend met haar roman
'Scheepsberichten' uit 1995. En die bekendheid kan wel eens flink
groter worden nu haar verhalenbundel 'De gouverneurs van
Wyoming' in de wiftkel ligt. Elf verhalen over stoere mannen in
het ruige landschap van de dunst bevolkte staat van Amerika,
waar de schrijfster sinds een paar jaar woont.
alverwege het gesprek meldt
I Annie Proulx lachend: „Ik ben
JL A meer een lezer dan een schrij
ver." Een vreemde opmerking voor iemand
die een flinke stapel boeken publiceerde en
in redelijk korte tijd en een enorm publiek
wist te bereiken. „Ja, maar ik hou nu een
maal van boeken", zegt ze. „Vanaf het mo
ment dat ik kon lezen, heb ik het ene boek
na het andere verslonden. Het is mijn groot
ste angst om ergens gevangen te zitten, zon
der iets te lezen. Ik lees zoveel mogelijk, zelfs
wanneer ik in een bushokje zit. Als ik moest
kiezen tussen een deur met daarachter een
bibliotheek en een deur met daarachter een
pen en een stapel papier, zou ik het wel we
ten. Ik zou voor de bibliotheek kiezen."
- Waarom schrijft u dan? Is dat niet zonde
van de tijd? Er blijven immers op die manier
nog veel meer boeken ongelezen liggen.
„Ja, dat is waar. Ik stel mezelf die vraag dan
ook zo ongeveer elke dag. Maar ik zie mijn
schrijverschap als werk en het lezen als ont
spanning. Hoewel er natuurlijk tijdens het
schrijven ook veel plezierige' momenten
zijn."
Haar laatste bundel laat in elk geval de in
druk achter dat de schrijfster haar verhalen
met veel genoegen aan het papier moet heb
ben toevertrouwd. De elf verhalen uit De
gouverneurs van Wyoming lijken te zijn ge
baseerd op overgeleverde verhalen uit de
streek waar Proulx woont.
Uit het boek komt het beeld naar voren
van de woeste rancher, die elke dag moet
vechten om het hoofd boven water te hou
den. De omgeving is bikkelhard en meedo
genloos. Het leven op de onvruchtbare prai
ries van Wyoming is zwaar en brengt niet de
meest vrolijke kanten van de mensen naar
boven. Veeboeren kunnen nauwelijks de
kost verdienen door de dalende prijzen van
het vlees, rodeorijders wagen hun leven in
de hoop op een beter bestaan en buiten
beentjes worden met harde hand aangepakt.
- Is er veel geschreven over deze omgeving?
„Een paar boeken", zegt Proulx. „Maar over
het algemeen is Wyoming weinig terug te
vinden in de Amerikaanse literatuur. Maar
dat gegeven heeft geen rol gespeeld in mijn
keuze om deze verhalen te schrijven. Ik ben
altijd zeer geïnteresseerd in lege plaatsen,
vooral als ze om economische redenen zijn
ontstaan. Plaatsen die niet mee zijn gegaan
in de vaart van de tijd. De mensen op die
plekken zien dat hun wereld langzaam maar
zeker in elkaar is gevallen. Wyoming is de
dunst bevolkte staat van Amerika, vergelijk
baar met Mongolië. Er zijn eenvoudigweg
geen economische voorwaarden om er een
bestaan op te bouwen. Als je geboren bent
op een ranch en vervolgens bent opgegroeid
in een zeer gesloten gemeenschap, zul je
geen fotograaf worden, journalist, acteur, of
wat dan ook. Je kunt alleen maar de eigenaar
worden van een ranch. Dat is de enige mo
gelijkheid. Die beperkte keuze wordt bepaald
door de tijd en de omgeving. En dat interes
seert mij. Een wereld waarin de mensen ge
dwongen worden te veranderen, maar met
die situatie niet goed weten om te gaan."
- Waarom? heeft u met dit nieuwe boek een
statement willen maken?
..Nee, zo simpel is het niet. Ik wil altijd een
beeld schetsen van de manier waarop men
sen in een bepaalde situatie reageren. Als je
identiteit voor een belangrijk deel wordt be
paald door de plek waar je leeft, is het inte
ressant te zien hoe iemand zich erdoor slaat
wanneer die plaats gedwongen is te verande
ren. Ik zie mensen als resultaten van de tijd
en de omgeving waarin ze leven. Het land
schap en de geest van de tijd bepalen het ge
drag van mijn personages. Al hun handelin
gen zijn daar voor een belangrijk deel op te
rug te voeren. Hun karakters worden be
paald door het 'waar' en 'wanneer',
De hoofdrol in haar werk is weggelegd voor
de omgeving, of zich dat nu in de buurt van
de Rocky Mountains bevindt of in het onher
bergzame Newfoundland van haar roman
Scheepsberichten. De personages hebben
nauwelijks tijd om na te denken over de we
reld die buiten hun horizon valt. Daarnaast
is het opvallend dat ze worden beschreven
door een verteller die als het ware van bo
venaf naar hun handelingen kijkt - alsof een
groep insecten in beeld wordt gebracht.
Proulx: „Ik denk dat die manier van schrij
ven voor veel auteurs geldt, maar zeker voor
mij. Als ik ergens ben, ben ik voornamelijk
aan het observeren. En ik probeer in mijn
observaties zo objectief mogelijk te blijven.
Ik wil alle details weten. Hoe is een plaats
geografisch en historisch opgebouwd? En
daarna kijk ik naar het moment waarop ik
die plaats beschrijf. De aard van de plaats in
combinatie met de tijd zegt veel over gebeur
tenissen. Om die reden lopen er in Wyoming
andere mensen rond dan in Londen of Am
sterdam."
- Maar wordt de identiteit van een persoon
dan alleen bepaald door de omstandigheden?
En gelooft u eigenlijk wel in het begrip iden
titeit
„Zo simpel is het natuurlijk niet. Maar ik hou
ervan om in mijn romans en verhalen een
personage te beschrijven dat gevormd is.
Alsof hij op de situatie zelf geen invloed heeft
gehad. En aangezien er zes miljard mensen
op deze aarde leven, zijn er zes miljard ver
halen te vertellen. Het is alsof ik een draadje
uit een heel groot tapijt haal en dat nader be
kijk. En dat is eigenlijk alles wat ik doe."
Rodeo
Een van die draadjes heeft ze beschreven in
het verhaal De modder onder je, waarin het
levensverhaal wordt beschreven van een jon
geman die besluit rodeorijder te worden.
Zijn leven bestaat daarna uit kneuzingen en
de wens om nooit meer terug te hoeven ke
ren naar de ranch waar hij is opgegroeid.
„Veel jongemannen worden rodeorijder om
hun omgeving te ontvluchten", zegt Proulx.
„Maar slechts weinigen worden succesvol."
- Heeft u veel moeite gedaan om dit verhaal te
kunnen schrijven
„Ik heb geen van die jongens gesproken,
maar ben naar zeer veel rodeowedstrijden
geweest. Ik heb dat verhaal kunnen maken
omdat ik altijd goed heb gekeken hoe die
wereld is. Gedurende een paar jaar. Ik vond
dat rodeorijden eigenlijk wel leuk. Maar de
rodeo is nu een soort vormgegeven mythe
van de cowboy geworden. De folklore speelt
dan ook een grote rol in alle verhalen uit
mijn bundel. Elke plaats heeft zijn eigen ver
halen en gebruiken."
- In een ander verhaal beschrijft u twee ho
ZATERDAG 13 NOVEMBER 1999
Annie Proulx: „Ik zie mezelf meer als een verslaggever dan als een schrijver die verhalen verzint."
FOTO GPD HARRY TIELMAN
moseksuele mannen die een korte tijd een
liefdesrelatie hebben, maar daarna afzonder
lijk een bestaan opbouwen en niet voor hun
gevoelens uit durven komen. Zegt dat verhaal
iets over de manier waarop in Wyoming te
gen homoseksualiteit wordt aangekeken?
„Ja, er is sprake van homofobie. En die twee
homoseksuele mannen in mijn verhaal heb
ben daar ook last van. Het leven in Wyoming
is zeer macho, in allerlei opzichten. De aan
dacht voor de mannelijke manier van leven
domineert de hele cultuur. Er is geen ruimte
voor mensen die niet binnen het geijkte
plaatje passen. Homoseksuele mannen moe
ten dus onzichtbaar zien te blijven. En daar
wilde ik graag een verhaal over schrijven. Het
ontkennen van homoseksualiteit maakt deel
uit van de samenleving in Wyoming. Ik heb
geen boodschap over willen brengen, alleen
willen laten zien hoe die wereld in elkaar zit.
Het verhaal speelt zich af in de jaren zestig.
Er is nu een beetje veranderd ten aanzien
van de homoseksuelen. Maar nog steeds zijn
er plaatsen waar een homoseksueel maar be
ter niet te veel kan opvallen."
- Waarom gaat uw voorkeur in de verhalen
uit naar mannen?
„Wacht even", reageert Proulx nu fel. „Ik
schrijf over een landelijke omgeving in Ame
rika. Daar wordt het grootste gedeelte van
het werk nu eenmaal verricht door mannen,
omdat het zwaar is. De vrouwen bemoeien
zich met de huishouding en de kippen. Ook
in Newfoundland is die situatie zo. De vis
sers zijn voor 99 procent mannen. De econo
mie wordt dus bepaald door het mannelijke
deel van de bevolking. En als je die plaatsen
wilt beschrijven, kom je dus automatisch te
recht bij het beschrijven van mannen. Maar
de vrouwen zijn niet afwezig, ook niet in
mijn verhalen. Ze bevinden zich alleen op de
achtergrond. Ik maak daarmee duidelijk dat
ook zij wel degelijk deel uitmaken van de
maatschappij. Ik plaats ze alleen niet op de
voorgrond, omdat ze daar in werkelijkheid
ook niet staan."
Levenservaring
Ze debuteerde op late leeftijd, maar de 63-ja-
rige Annie Proulx vindt dat eigenlijk hele
maal niet erg. „Levenservaring is noodzake
lijk om op een serieuze manier over de men
selijke natuur te kunnen schrijven. Zo denk
ik er in elk geval over", is haar nuchtere reac
tie.
- Tot het moment dat ze haar eerste literaire
werk publiceerde, verdiende Proulx de kost
als free-lance journalist. Ze schreef over de
meest uiteenlopende onderwerpen, zoals ko
ken, jagen en vissen. Hoe belangrijk is die
journalistieke achtergrond nu?
„Die is belangrijk, maar ook spelen nog meer
factoren een rol. Ik heb geschiedenis gestu
deerd en heb me een bepaalde manier van
observeren eigen gemaakt. En al die dingen
spelen voor mij mee tijdens het schrijven
van romans en verhalen."
- Hoe belangrijk is de research?
„Voor het schrijven van mijn roman Scheeps
berichten heb ik zo'n tien reizen naar New
foundland gemaakt. Dat was geen enkel pro
bleem, want ik vond het daar prachtig. En ik
vond het ook zeer interessant om me in de
mensen daar te verdiepen. Maar persoonlij
ke ervaringen met mensen spelen in mijn
werk alleen op de achtergrond een rol. Mijn
personages zijn vaak gebaseerd op histori
sche gebeurtenissen. Zoals de verminkte
man, die in een verhaal van mij achter de
vrouwen aanjaagt en uiteindelijk wordt ge
castreerd. Dat verhaal is waar gebeurd, aan
het begin van deze eeuw. Dergelijke dingen
kunnen dus gebeuren, in een bepaalde tijd
en in een bepaalde omgeving. Ik zie mezelf
meer als een verslaggever dan als een schrij
ver die verhalen verzint. En ik gebruik mijn
ogen als een camera. Ik hou er niet van om
een oordeel te vellen. Maar ik denk dat dat
voor de meeste schrijvers van fictie geldt. Als
je naar een feestje gaat, kun je al snel zien
wie de schrijver is. Dat is degene die tegen de
muur staat toe te kijken."
JACOB MOERMAN
De boeken van Annie Proulx verschij
nen bij uitgeverij De Geus.
De filosoof en taalkundige G.J.P.J.
Bolland (1854- 1922) hield in 1911
en 1912 in Vlaanderen een serie le
zingen over 'Het Nederlandsch als
taal voor hoogere aangelegenheden
des geestes'. De strekking was nogal
apart. Bolland betoogde namelijk
dat het Frans geschikt is 'voor den
omgang met minnaressen', maar,
in tegenstelling tot het Nederlands,
niet voor het beoefenen van wijsbe
geerte en wetenschap. Het Neder
lands is regelmatiger en doorzichti
ger dan het Frans. Vergelijk 'God'/
'goddeloos' en 'Dieu' /'impie'. Al
dus Bolland in 1911.
Het standpunt van Bolland heeft in ieder
geval de verdienste dat het origineel is.
Zo origineel dat niet alleen voor 1911 maar
ook na 1911 waarschijnlijk niemand zoiets
verkondigd heeft. Ik denk dat het baarlijke
onzin is, en alleen maar te verklaren door
dat het omgekeerde, even onzinnig, des
tijds heel geregeld beweerd werd. Het idee
dat het Frans niet alleen voor den omgang
met minnaressen, maar ook en vooral voor
de wetenschap superieur is, kom je zelfs te
genwoordig nog wel tegen. Het grappige
gevolg is dat Franstalige wetenschappers
zich wel eens zozeer beperken tot Franse
boeken, dat ze daardoor het contact verlie
zen met de rest van de wetenschappelijke
wereld. Waardoor het Frans, per saldo, in
derdaad wel eens minder geschikt is...
Maar dat had Bolland niet op het oog.
Ik lees dit over Bolland in een pas versche
nen en alleraardigst boek: 'Taalboek van
de eeuw', samengesteld door Peter Burger
en Jaap de Jong (uitg. Sdu/De Standaard).
Het is een soort kroniek van onze taal. Ik
heb het nog lang niet uit, maar ik vind er al
vast veel moois in. Niet alleen de hoogte
punten van de afgelopen eeuw, maar ook
de onzin. Want er is nu eenmaal ook veel
onzin beweerd. Bijvoorbeeld door drs. P. in
een interview in hetzelfde boek. Hem werd
gevraagd wat hij doen zou als hij het Ne
derlands zou mogen veranderen. De vraag
is natuurlijk al een beetje raar, maar drs. P.
antwoordt dan: 'Het zou wenselijk zijn
twee klassen van talen te hebben, net als
op Java, het laag en hoog Javaans. Mensen
die zich wetenschappelijk of letterkundig in
taal verdiepen, die hoge eisen aan zichzelf
en hun taalgebruik stellen spreken de
ene taal. En de andere is een straattaal voor
omgang met trambestuurders, prostituees
en eenvoudige vissers.'
Kijk eens aan: wat drs. P. zou willen, dat
bestaat al lang. Het taalgebruik van de
kwaliteitskrant is echt heel anders dan de
dagelijkse conversatie. Wie in Brussel met
de metro wil, zal z'n kaartje in het Frans
moeten vragen; de moderne prostituee
spreekt een Oost-Europese taal, terwijl dit
stukje, evenals het werk van drs. P. zelve in
keurig Nederlands gesteld is.
De toekomst van onze taal baart menig
een grote zorgen. Om nog even bij het
zelfde interview te blijven: drs. P. verwacht
'een langzame degeneratie. U hoeft maar
een willekeurige krant in te zien en u komt
veel enormiteiten tegen die vroeger onbe
staanbaar waren toen er nog een corrector
op de redactie zat. De tijd is te haastig en te
onverschillig om het Nederlands in ere te
houden.'
Sommige onzin is particuliere onzin, en
die kunnen we lachend terzijde leggen.
Maar de mythe van de slechter'wordende
krant, omdat er geen corrector meer aan te
pas komt, en omdat men te haastig en te
onverschillig zou werken, hoor je wel vaker.
Ik weet niet waarom mensen dat denken.
In ieder geval is het een mythe die volstrekt
niet strookt met de feiten. Het tegendeel is
waar. De lat wordt thans bepaald veel ho
ger gelegd dan vroeger. Iedereen die me
niet gelooft, nodig ik uit om eens een krant
uit 1953 of uit 1931 te bekijken. Mijn be
roep brengt mee dat ik dat geregeld doe.
Dat geneest je wel van die onzin. Men zou
verbaasd zijn door de talloze druk- en zet
fouten die elke kolom toen ontsierden. Wat
die corrector destijds deed, is me een raad
sel. Als je kijkt naar het resultaat, dan is de
krant zonder corrector heilig vergeleken bij
de krant met corrector.
Je zou gerust een wekelijkse rubriek kun
nen vullen met alle onzin die erover onze
taal beweerd wordt. Maar Erasmus heeft
ons al geleerd dat dat wel vermakelijk is,
maar niet helpt. Ik kan mijn tijd wel beter
besteden. Bijvoorbeeld door dat boek van
Peter Burger en Jaap de Jong verder te Ie-