uarmmbeleid
133
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1999
Klaas Jol: „Bij elke
ademtocht voel ik die
skistok in mijn long.
De pijn op het litte
ken, waardoor ik
geen nacht meer
goed heb geslapen,
zal altijd blijven.
Maar ze lieten me
toch doormodderen
bij de marine."
FOTO CPD JOS VAN
LEEUWEN
Overste Klaas Jol teleurgesteld in Defensie
Een gruwelijk ongeval tijdens een ski-training van mariniers in Noorwegen veranderde het leven
van de veelbelovende officier Klaas Jol voorgoed. Het gevech t om op de been te blijven, werd steeds
meer een strijd tegen 'de marine'.Zo'n ongelooflijk slordige nazorg. Ik heb er eigenlijk nooit
woorden voor gehad. Ik ben alles kwijtgeraakt."
Noorwegen, donderdag 14 de-
céhiber 1978. Een lint van lang
laufende Nederlandse mari
niers in witte camouflagepakken trekt een
bochtig spoor door een zeer winters land
schap. Het is omstreeks elf uur "s morgens
als de mannen van een heuvel omlaag
zoeven. De 36-jarige majoor Klaas Jol, hun
mountain leader, sluit de rij. Doordat hij als
laatste over de heuveltop komt, is hij heel.
even het zicht op zijn manschappen kwijt.
En dan gebeurt het. Zijn directe voorganger,
een korporaal, gaat onderuit. Jol heeft al een
flinke vaart als hij hem plotseling pal voor
zich op het skispoor ziet liggen. Om te voor
komen dat hij de korporaal met zijn ski's
'torpedeert', doet Tol wat in zo'n situatie van
een skiër wordt verwacht: hij laat zich ra
zendsnel op zijn linkerbil vallen en trekt zijn
ski's omhoog. De korporaal ziet zijn trai
ningsofficier als een lawine op hem afko
men, schrikt en probeert hem in een reflex
met zijn puntige skistok af te weren. Het vol
gende moment zal het leven van Jol drama
tisch veranderen. De stok schiet via de anus
dwars door zijn lichaam en komt bij de lin
kerschouder weer naar buiten. Door de
kracht waarmee dat gebeurt is de basket, de
ring aan het uiteinde van de stok, afgebro
ken. De splitpen waarmee de ring aan de
stok was bevestigd, dringt mee het lichaam
binnen en richt daar een ravage aan.
Een gewoon mens overlijdt ter plekke.
Maar Klaas Jol kun je - zeker na wat er nog
zou volgen - onmogelijk een 'gewoon mens'
noemen. De nu 57-jarige Scheveninger, in
1966 nationaal militair bokskampioen
zwaargewicht, een'oudere broer van de suc
cesvolle voetbaltrainers Martin en Cock en
nazaat van de legendarische 17e-eeuwse
zeeheld Cornelis Jol alias kapitein Houten
been, overleeft het ongeval op miraculeuze
wijze. De prijs die hij ervoor moet betalen is
echter ongekend hoog, zeker als hij enkele
maanden later na een .medische blunder in
het Marinehospitaal te Overveen andermaal
aan de dood ontsnapt.
De maat is vol
„Ik heb alle geluk, maar ook alle pech van de
wereld gehad", zegt hij 21 jaar later in een
etablissement aan de Scheveningse haven.
Nooit eerder kwam hij met het volledige ver
haal naar buiten. Uit loyaliteit met zijn nog
altijd geliefde Korps Mariniers zou hij dat
ook zo hebben gehouden, ware het niet dat
hij zich door Defensie op een verschrikkelij
ke manier in de kou gezet voelt.
Met de wijze waarop zijn vroegere brood
heer zich financieel van de zaak wil afmaken,
is de maat voor de Scheveninger nu echt vol.
Daarom is Jol, die jn 1985 als luitenant-kolo
nel de dienst moest verlaten, een procedure
begonnen bij de ambtenarenrechter. Toe
komstige militairen en hun ouders mogen
van hem best weten dat Defensie ook zwak
ke kanten heeft.
Geplaagd door geregeld terugkerende pijnen
doet de welbespraakte ex-marinier zijn re
laas. Majoor Klaas Jol ziet zichzelf weer lig
gen, levensgevaarlijk gewond in de sneeuw
op die onherbergzame Noordflank. „Het was
eigenlijk over met me, want er was in mijn li
chaam te veel vernietigd. Dunne darm, blaas
en milt kapot, hart geraakt, aorta (lichaams
slagader, red.) doormidden en linkerlong
doorboord. Toch was ik de rust zelve. Ik
vond het heel rot voor mijn zoon Robbert, zo
kort voor zijn zesde verjaardag. Een paar jaar
ervoor was ik weduwnaar geworden: Rob
bert woonde bij mijn ouders." „Ik wilde dat
mijn mariniers me rustig lieten sterven.
'Gooi wat sneeuw over me heen, dan komt
de dood voor jullie majoor sneller', zei ik.
Voor het eerst van hun leven negeerden ze
mijn bevel. Ze zaagden het handvat van de
skistok door, wikkelden me in twee slaapzak
ken en maakten met ski's en stokken een
soort slede, zoals ik ze als trainingsofficier
had geleerd. Onderweg naar het Haukeland-
ziekenhuis in Bergen verloor ik op een halve
liter na al mijn bloed. Het is een wonder dat
ik niet in een shock ben geraakt."
De tocht duurt bijna negen uur. Na enige
tijd krijgt Jol van een toevallig passerende
arts morfine tegen de gruwelijke pijnen. Het
laatste deel van de martelgang wordt door de
lucht afgelegd. Jol vertelt dat hij in de heli
kopter vier minuten klinisch dood is ge
weest. „Toen ben ik door die tunnel gegaan.
Ik heb het licht mogen zien en hoorde de
stem van mijn moeder die me terugriep. Lig
gend in dat fijne licht voelde ik geen pijn
meer."
De elf uur durende operatie, uitgevoerd
door zeven chirurgen, is een medisch huza
renstukje. De skistok wordt in twintig delen
uit het lichaam verwijderd. Speciaal voor Jol,
die een bijzondere bloedgroep heeft, wordt
24 liter bloed uit Zweden overgevlogen. De
marinier weegt na afloop van de operatie
nog slechts 58 kilogram, 25 minder dan voor
het ongeluk. Erger vindt Jol het te horen dat
hij verder moet met een stoma, een kunst
matige uitgang voor de ontlasting.
„Sinds het ongeluk kennen ze me bij het
Korps Mariniers als majoor Sateh, de legen
darische marinier", lacht Jol. Van een mari
ne-arts krijgt hij in het Noorse ziekenhuis te
horen dat de specialisten hem er nog een
paar maanden willen houden. Achteraf ge
zien had de militair het advies van de artsen
beter kunnen opvolgen, maar Jol wilde met
oud en nieuw bij zijn zoontje en rest van de
familie zijn. Omhangen met slangen en fles
sen bestijgt hij twee weken na het ongeval op
eigen kracht de vliegtuigtrap.
Bikkelhard
Defensie houdt het incident angstvallig voor
de buitenwereld verzwegen. „Ze hebben die
hele zaak gewoon onder de pet gehouden.
Misschien dachten ze: hemeltjelief, als dit
uitlekt, krijgen we nooit meer een marinier
naar de Noordflank."
'Doorgaan, nooit opgeven', had hij geleerd
vanaf het moment dat hij als achttienjarige
met een hbs-diploma op zak adelborst bij de
mariniers werd. „Ik ben bikkelhard. Altijd
geweest. Heb ik van mijn vader geërfd. Die
hardheid zie je op Scheveningen wel meer
bij families die eeuwenlang tegen de wind
hebben opgelopen. De artsen wilden me niet
afkeuren en ik wilde me niet laten kennen.
Tegen beter weten in ging ik door. Ik merkte
al gauw dat ik niet veel meer kon. Er was zo
veel bij me kapot. Dan heb ik het nog niet
eens over de seksuele trauma's, want ze had
den natuurlijk van alles bij me weggehaald
tijdens die operatie. Ik heb na dat ongeluk
weinig gevoel meer gehad. En mijn linker
long functioneert sindsdien slecht, waardoor
ik last heb van zware hyperventilatie als ik
gespannen ben of een lichamelijke inspan
ning verricht. Bij elke ademtocht voel ik die
skistok in mijn long. De pijn op het litteken,
waardoor ik geen nacht meer goed heb ge
slapen, zal altijd blijven. Maar ze lieten me
toch doormodderen bij de marine. Ze dach
ten: 'Jol sturen we niet met een bom duiten
de burgermaatschappij in'. Defensie heeft
ten aanzien van mij een mortuariumbeleid
gevoerd, zoals met wel meer mensen trou
wens."
Majoor Jol wordt twee maanden na het
ski-ongeluk orttboden in het Marinehospi
taal in Overveen. „Ze wilden mijn stoma te
rugleggen, want ik moest weer aan het werk.
Ik viel in handen van een zeer omstreden
chirurg. Hij vergat bij de ingreep een drain
aan te leggen, waarna mijn buik enorm be
gon op te zwellen en zwaar geïnfecteerd
raakte. Een blunder. Ik ontsnapte opnieuw
aan de dood, ditmaal doordat er een sponta
ne fistel - een kanaalachtige zweer - ont
stond. Mijn buik sprong open en er kwamen
letterlijk liters pus en bloed uit. Die chirurg
bekende me weken later in tranen dat het
zijn eerste buikoperatie was geweest."
Sindsdien tobt Jol met een chronisch
slecht functionerende stofwisseling. Hij is
prof. Vink van het toen geheten Academisch
Ziekenhuis Leiden nog altijd dankbaar voor
de hersteloperatie.
In juni 1979 hervat hij de dienst: admini
stratief werk in Den Haag. Nog zes jaar zal de
marinier vechten om aan het werk te blijven.
Geleidelijk, zo blijkt ook heel veel later uit
rapporten, raakt hij zowel fysiek als mentaal
(depressiviteit) steeds slechter opgewassen
tegen een normale werkbelasting. Jol wordt
in oktober 1982, later dan hij had gehoopt,
bevorderd tot luitenant-kolonel, oftewel
overste.
Roemloos einde
Op 1 september 1985 volgt de onvermijdelij
ke afkeuring. Jol toont een foto, gemaakt tij
dens het afscheid. Daarop is een ongelukkig
ogende man te zien die een houten wapen-
schildje van de Sociaal-Medische Dienst vast
houdt. Erop staat de tekst 'Sustentos Infortu-
natos', Latijn voor 'Wij steunen de ongeluk-
kigen'. Hij vertelt met iets van onderdrukte
woede: „Dat ding kreeg ik toen. Ik heb het
kapot gesmeten."
Aan wat tot het incident een glansrijke mi
litaire loopbaan beloofde te worden, is een
roemloos einde gekomen. Een hard gelag
voor iemand die zich, blijkens de talrijke
oorkonden, diploma's en onderscheidingen
waarover hij beschikt, altijd tot het uiterste
heeft ingezet en die daarbij meermalen zijn
leven riskeerde. Zo kreeg Jol eens een scherf
van een exploderende granaat tegen zijn
hoofd. Een marinier had het projectiel tij
dens een oefening laten vallen. Met grote te
genwoordigheid van geest raapte instructeur
Jol het ding op, gooide het weg en voorkwam
daarmee een drama. En in het Midden-Oos
ten, waar hij van 1976 tot 1978 als blauw
helm verbleef, haalde hij eens met ware
doodsverachting een gewonde Perzische
VN-militair uit een mijnenveld.
Jol was behoorlijk 'gekneed' als marinier:
hij volgde een aantal specialistische oplei
dingen en was onder meer officierkikvors-
man, commando, parachutist en mountain
leader. Bij de Amerikaanse marine slaagde
hij als een van de weinigen voor de loodzwa
re opleiding tot wat seal wordt genoemd, een
soort supercommando.
Jol verlaat in 1985 zonder enige schadever
goeding de dienst en wordt afgescheept met
een invaliditeitspensioen dat 69 procent van
zijn laatstgenoten salaris bedraagt. Als 'gou
den handdruk' ontvangt hij per post de Ma
rinemedaille. „Voor mezelf had ik het gevoel
dat ik na alles wel een MWO'tje (Militaire
Willems Orde, red.) had verdiend, omdat ik
zelfs nog met een skistok in mijn donder ben
doorgegaan. Natuurlijk had ik direct in be
roep moeten gaan, maar ik was die tijd erg
depressief en dacht dat 69 procent normaal
was. Een jaar later gingen mijn ogen wél
open."
Gedesillusioneerd ziet hij zich genood
zaakt zijn riante huis te verkopen. Hij trekt
zich terug met twee honden in een sobere
caravan in de Belgische Ardennen en vult
zijn tijd onder meer met het schrijven van
gedichten en autobiografische boeken.
Enigszins wrang voor hem is de weten
schap dat zijn vroegere jaargenoten alles in
hun loopbaan hebben bereikt wat er maar te
bereiken valt. Zijn jaargenoot en makker in
Noorwegen, Van Breemen, wordt chef de
fensiestaf en Kroon, met wie Jol veel samen
werkte, is de huidige luitenant-admiraal. Een
andere oud-collega, Gmelich Meijling, wordt
staatssecretaris van defensie.
Revtvalcentrum
Onder het regime van diezelfde staatssecre
taris wordt Jols invaliditeitspercentage in
1996 van vijftig op honderd procent gesteld,
maar met terugwerkende kracht tot slechts
1995 in plaats van, zoals Jol wil, het moment
van het ongeluk in 1978. Hij weet zich ge
steund door de conclusie van een second
opinion, uitgevoerd door een verzekerings
arts. Die stelt dat er vanaf het moment van
het ongeluk sprake is geweest van blijvende
invaliditeit van honderd procent.
Jol eist daarom nu voor de ambtenaren
rechter met terugwerkende kracht tot het
moment van ontslag in 1985 de volle pensi
oenuitkering. Bovendien vordert hij een
voorschot op een schadevergoeding. „Om
dat ik er recht op heb en zelfs een ordentelij
ke regeling me niet werd gegund." De juris
ten van USZO-Defensie in Heerlen willen
niet verder teruggaan dan 1989 als aanvangs
jaar voor het invaliditeitspensioen.
Van het geld wil Jol in de Ardennen een
'revivalcentrum' oprichten voor militairen
die op welke manier dan ook bij de uitoefe
ning van hun taak zijn beschadigd en onvol
doende steun krijgen van Defensie. „Ik nodig
ze gratis uit. Ik heb daar al vijf hectare grond;
er moeten alleen nog bungalows op. Dat ik
ben blijven leven, komt doordat de goede
God nog iets met me voor had. Wat mij is
overkomen, mag nooit meer gebeuren. Zo'n
ongelooflijk slordige nazorg! Ik heb er eigen
lijk geen woorden voor."
RENÉ VAN LEUSOEN