Ik heb het skelet van
het leven gezien'
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1999
Bart Chabot's 'Broodje gezond' beleejï negende druk
Den Haag, je tikt ertegen en
het zingt. Bij het kristall ij-
ne geluid dat zich dan
vrijmaakt, denk je niet meteen aan Bart
Chabot. Bij wat hij heeft geschreven, zie
je meer het tik-tik van het nageltje tegen
de injectiespuit of de witte neus. Chabot
is in het Haagse Hotel des Indes een
graag geziene gast. Achter een bedauw
de, met een kers opgedirkte, champag
ne-cocktail en een zilveren schaaltje
met nootjes zit 'onze Haagse gozer' op
het middernachtelijk uur fris gewassen
klaar voor het interview. „Sorry dat die
afspraak om acht uur vanavond misliep,
hoor. Maar ach, dit is toch ook geinig.
Hoort een beetje bij de rock and roll. Dit
vergeet je toch nooit meer?"
Chabot heeft afgesproken in Des In-
des omdat er ergens ander in Den Haag
'voor geen meter' valt te praten. „Hier
word je toch een hoop bullshit uit die
open inrichting bespaard. Als ik gewoon
in een Haagse kroeg ga zitten, heb ik
geen leven. Bagtje, Bagtje!" Na de televi
sie-uitzending van het programma Op
Safari van Rik Felderhof, waarin hij aan
de zijde van Erica Terpstra ('Dat is nu
de ware liberaal!') vanuit een tentje naar
kuddes olifanten en giraffen keek, kan
hij op straat niet meer rustig rondlopen.
In dat programma liet Bart Chabot zich
zien als een aardige, nadenkende man,
die snel ontroerd raakt. En bovendien
als een huisvader, die 'het kind ten allen
tijde boven de kunst' stelt. Die met de
dood een afspraak heeft gemaakt dat hij
alles mag doen wat hij nog wil doen om
daarna zonder tegenstribbelen met hem
mee te gaan, al zal Magere Hein wel re
kening moeten houden met een onver
hoedse tackle.
„Een prachtig programma, maar erg
vermoeiend", zegt Chabot, nadat hij
zijn bewondering heeft uitgesproken
voor de huismuis van Des Indes, de
house-mouse, een op grandeur gesteld
viervoetertje dat om de zoveel minuten
onder de plinten vandaan komt. „Voor
mij was dat Tanzania echt een cultuur
shock. Ik ben na dat programma goed
ziek geweest. Zo, niet te weinig! Ik kon
maar moeilijk slapen 's nachts. Je werd
de hele dag gevolgd met het geluid, tot
op de wc aan toe. Constant under sur
veillance. Want ook op de boutspiese,
bij het doortrekken of zo, zou je wel
eens een zinnige gedachte kunnen heb
ben, een gedachte die dan in het pro
gramma kon worden gemonteerd. Ik
had 's nachts enorm last van insecten.
Echt grote knapen, hoor, zulke jongens!
Van die grote vliegende kevers die tegen
je kop aankleunden. Fuck you! Ze heb
ben heel Afrika, die gasten, en dan moe
ten ze speqiaal in dat tentje van mij
gaan zitten! Rot eens op! Rot naar je ei
land! Ik wilde voor het afscheid iets zin
nigs schrijven. Je hebt de kans om je te
richten tot anderhalf miljoen mensen
en dan moet je geen gedicht schrijven
Zijn grafschrift is al geschreven. Hij weet al wat er op zijn zerk moet staan als hij
straks 'gestrekt legt': Ben zo terug. Bart Chabot, dichter, schrijver, performer,
theaterpersoonlijkheid. Altijd in voor 'something completely different'. Deze week
gaat het 50.000ste exemplaar van Broodje gezond over de toonbank. Het boek, waarin
Chabot een prachtig, bij tijd en wijle deerniswekkend, portret van zijn kompaan en
boezemvriend Herman Brood heeft geschreven, beleeft de negende druk. Een biografie
bij leven. Een minutieus verslag van De Onrust Zelve. ,,Dit is het boek van Goed en
Kwaad voorde moderne tijd. Pietje Bell voor volwassenen." Een laat, maar
verschrikkelijk wakker, gesprek in Hotel des Indes in Den Haag.
dat ze niet begrijpen. Daar ben ik nach
tenlang aan bezig geweest. Slecht gesla
pen. Steeds maar blijven malen.
Het schrijven van een roman is op je
reet zitten en werken. Buffelen. Maar bij
poëzie ligt dat anders. Dan moet je
wachten totdat er iets aan je raam klopt.
Je kunt (wrijft snel in zijn handen) niet
zeggen: zo, nu gaan we eens even lekker
een gedicht schrijven. Nee! Natuurlijk
heb je je techniek. Je weet dat je het
nooit meer over sneeuw en herfst mag
hebben. Als er zoiets opduikt, moet er
een belletje bij je gaan rinkelen. Maar
voor de rest moet er toch wel iets van
buiten komen. Even zo'n knock on
heaven's door. Gek woord, trouwens,
dat herfst. Zou het de overtreffende trap
van herf zijn? Herf, herfer, herfst."
Geen algebra
„Bij mij moet een gedicht begrijpelijk
zijn. Poëzie is geen algebra voor intel
lectuelen. Het moet door de gewone
mensen begrepen kunnen worden. Kijk,
ik vind de gedichten van Toon Hermans
te weinig precies. Dat kan veel mooier.
Maar ze slaan wel aan! Wat is dat toch
voor een hovaardij dat al die letterheren
vanuit de hoogte neerzien op de men
sen die naar Hemiie Huisman kijken!
Wat een arrogantie! Kijk, ik bedien me
in de poëzie niet van Jos Brink-metho
den. Het gaat wel ergens over. Maar aan
raadseltjes opgeven, doe ik niet. Het le
ven is al raadselachtig genoeg. Ik. had
voor mijn overleden schoonmoeder een
gedicht geschreven. Ik lees het voor en
de zaal valt meteen stil. Dan weet ik dat
het goed is."
De poëzie van Chabot is humoris
tisch, maar met een wrange, cynische
ondertoon. Zo troosten in een vers na
bestaanden zich bij de dood van hun
moeder met de wetenschap: 'Maar we
hebben haar nog op video.' Chabot:
„Dat is eigenlijk een heel raar verschijn
sel. Voor het eerst in de geschiedenis
kunnen we zien hoe onze voorouders
echt leefden en spraken. We kunnen ze
zien op de camping, op hun verjaardag,
ze zwaaien naar ons vanuit het verle
den. De stem en het beeld overleven het
lichaam. Ik heb hier in Des Indes mijn
trouwreceptie gegeven. Cesar Zuider-
wijk heeft dat op video vastgelegd. Mijn
schoonmoeder, die nog niet zo lang ge
leden is gestorven, een vrouw die in één
klap alle schoonmoedermoppen van de
tafel veegt, staat er gelukkig ook nog op.
Heel ontroerend. Ook op ons antwoord
apparaat. Dan hoor je haar zeggen: 'Zo,
stelletje boeven, zijn jullie al op! Kom
eens gauw je nest uit!' Dat bandje heb ik
natuurlijk meteen uit het apparaat ge
haald."
Chabot heeft een overvolle agenda. In
drie dagen tijd heeft hij vier televisie
opnamen. Onder meer voor een oude
jaarsconference, waarvan het motto zal
zijn: 'Maak van de komende eeuw geen
lange geeuw.' „Het is moeilijk om tijd
vrij te maken voor het schrijven", zegt
hij. „Maar ik ben nu bezig aan het twee
de deel van het boek over Herman
Brood. Van het eerste deel zijn bijna
vijftigduizend exemplaren verkocht. En
dat terwijl De Bezige Bij het heeft gewei
gerd. Ik zat in die tijd financieel behoor
lijk krap. Ik vroeg een voorschot voor
dat boek. Ze zeiden: 'Dat boek komt er
nooit. Jij bent een chaoot en Brood gaat
dood.' Nou, je ziet het! Negende druk.
Het is een boek voor mensen geworden.
Het Boek van Goed en Kwaad. En de
methode is nieuw. Niet van: hij werd
geboren in negentienzoveel en toen
ging hij dood, niks van die bullshit! Nee,
het begint in het nu, in het verschrikke
lijke nu. Het is rock 'n' roll. Het is niet
saai, niet dikdoenerig intellectueel, niet
vervelend.
Ik wil bet tweede deel van dit boek
gaan schrijven. Voor mij geen romanne
tje met een verhaaltje. Nee, something
that matters! Kijk nu eens naar wat er
uit de vorige eeuw is overgebleven.
Coupenis met Eline Vere, De Stille
Kracht en nog wat van die boeken. De
berg van licht misschien, maar dan
moet je wel een borreltje op hebben. In
deze eeuw zijn het Reve en Wolkers. En
Jan Cremer, wiens boek voor mij de bij
bel was. Meer is er niet. Ik heb dan ook
geen zin om .jeugdverhalen te gaan
schrijven. Dat is al veel beter gedaan.
Dat zou een zijpaadje van een zijpaadje
zijn. Ik wil schrijven over iets wat ertoe
doet. Dat de critici mijn boek over Her
man Brood over het hoofd zien, is heel
dom. Ze papegaaien mekaar maar na.
Ze zien niet dat er iets aan de hand is.
Maar ze doen maar. Ik hoef de Annie
Romein-Verschoorprijs niet. Dat zegt
me niks. Die paar armzalige rooien.
Daar lach ik om. De ménsen zijn mijn
critici, de gewone mensen. De taxi
chauffeur, de pooier, de AOW'er."
Babymechaniek
„Ik heb een tijd geleden een gedicht ge
schreven over een kindermoordenaar.
Ik heb me ingeleefd in die man. Dat ze,
als hij voor het eerst een baby mag vast
houden en een beetje ruw doet, zeggen:
Kijk uit, voorzichtig, straks gaat het ba
bymechaniek stuk.' Het babymecha
niek, prachtig! Alsof een kind een ding
is. Ik stuurde het op aan mijn redacteur
bij de uitgeverij en die was ervan onder
de indruk. Maar we wachten nog even
met uitgave. Als je dat te snel doet, is
het wel heel erg pijnlijk voor de ouders.
Het is een explosief gedicht, dat bij veel
mensen verkeerd kan vallen. Maar ik
kan me inleven in zo'n man. Niet dat ik
het zelf zou kunnen doen, hoor, god
nee! Moet ik niet aan denken. Maar de
kronkels in de geest van mensen kan ik
wel volgen. Ik kan me voorstellen hoe
het fout gaat."
Skelet
Somber, knauwend op een cashew-
nootje, voortdurend bewegend met ar
men en benen, als in een verticale
breakdance: „Ik vind het leven geen CEES VAN HOORE
godsgeschenk, nee. En ik heb er ook
niet om gevraagd, nee. Ik heb er wel
eens aan gedacht om het leven via de
achterdeur te verlaten. Dan was mij een
hoop shit bespaard gebleven. Kijk, ik
heb nu een paar heerlijke kinderen en
het gaat me goed. Ik heb altijd een gezin
gewild, een groot gezin. Zo'n Italiaans
gezin. Eindeloos lullen aan tafel, tot half
twaalf zitten slurpen en knagen. Ik hou
van die kinderen. Ik ben allereerst vader
en dan pas kunstenaar. Maar ik denk
toch vaak aan de tijd terug dat het me
helemaal niet goed ging. Ik heb het ske
let van het leven gezien. Het heeft nu
wel een mooi pakkie aan, maar daar kijk
ik doorheen. Ik blijf dat skelet zien. En
ach, wat moet je met roem? Het verkrui
melt waar je bij staat.
Simon Vinkenoog, Jules Deelder en
Johnny van Doorn zijn mijn voorbeel
den geweest. De laatste is nu jammer
genoeg weggevallen. Wat een lieve man!
Veel te intens geleefd, veel te veel gezo
pen. Wat zeg je? Dat je je gezin daarin
dan wel meesleept? Het is maar waar je
voor kiest. Samen 85 worden op een
rustige manier of het leven tot op de bo
dem leegdrinken. Een jongen als Her
man kiest voor het laatste. Hij blijft een
rebel. Een Pietje Bell voor grote mensen.
Ik weet nog goed hoe ik hem heb ont
moet. Echt een wereldgozer.
Ik kom op bezoek bij Dorien. Zij was
indertijd Hermans hospita. Ze had te
gen hem gezegd: 'Ik ken een gekke
punk, met die jongen zal jij goed kun
nen opschieten.' Ik bel op een dag aan.
Ik zie Herman boven in het trapgat. 'Ik
kom zo', zegt hij. Ik sta een tijdje met
Dorien te praten en op een gegeven
moment zie ik dat ze de hele tijd langs
me heen staat te kijken. Vreemd, denk
ik. Na de zoveelste keer, kijk ik eens
achterom. Daar stond Herman, dood
stil, verborgen achter een schemerlamp.
Hij was in die tijd erg bekend als zanger.
Iedereen was aardig tegen hem. Natuur
lijk. Herman wilde kijken of ik ook aar
dig was tegen andere mensen. Dat wilde
hij eerst een zien. Mooi, hè? Zo zit hij
nou in elkaar. Hij gaat niet met kloot
zakken om. Dat heeft-ie zo door. Ik heb
nu dat boek over hem geschreven, maar
nog steeds ken ik hem in essentie niet.
Dat is niet mogelijk."
De huismuis van Des Indes steekt zijn
snuitje om de hoek van een stoelpoot.
De barman begint langzamerhand de
lege asbakken te verzetten en omtrek
kende bewegingen te maken. Kortom,
op zijn Haags gezegd: tijd om aan de
latten te trekken. Niks geen met zilver
beslagen wandelstok en slobkousen,
niks geen rijtuig dat hem met gezwinde
spoed zal brengen naar de Indische
buurt. Bart Chabot pakt de Fiets, en gaat
zo de miezelregen in. 'Geluk, jongen!
Tot in de pruimentijd!'
Bart Chabot: „De kronkels in de geest van mensen kan ik wel volgen. Ik kan me voorstellen hoe het fout gaat." foto taco van der eb