ZATERDAG 30 OKTOBER 1999
Jaap Drupsteen: „Ordening is voor mij basisvoorwaarde om tot extase te komen. Ordnung muss sein, ja.
FOTO RON RICHEL
Het ooit zo hooggeprezen Nederlands paspoort is een vod. Het document werd duizenden malen met
succes vervalst. De 'nationale blamage' (volgens 'Paspoorten- Piet' de Visser) werd een bijna
vijftienjarige affaire en kostte een minister (Van Eekelen) en een staatssecretaris (Van der Linden) zelfs
de politieke kop. Aan de felle debatten in de Tweede Kamer komt over twee jaar wellicht een eind.
Want: Jaap Drupsteen accepteerde de uitnodiging het nieuwe paspoort te ontwerpen; het wordt in
2001 ingevoerd. Drupsteen is een grafisch onderwerper zonder weerga. Hij is verantwoordelijk voorde
laatste reeks bankbiljetten die De Nederlandsche Bank deze eeuw heeft uitgegeven.
Drupsteens afgekeurde (balorige) ontwerp voor het laatste tientje.
ILUSTRATIE DRUPSTEEN DE NEDERLANDSCHE BANK
élk heb ervaring opgedaan met
beveiligd drukwerk. Op voor
dracht van Ootje Oxenaar, mijn
voorganger, werd ik eind jaren
tachtig uitgenodigd deel te ne
men aan de competitie om in aanmer
king te komen voor de opdracht Neder
landse bankbiljetten te ontwerpen. Toen
heb ik vooral een gemakzuchtig stand
punt ingenomen. Dat wil zeggen: ik heb
vooral prioriteit gegeven aan die aspec
ten in het programma van eisen die mij
aanspraken. De vragen waarvan ik het
gevoel had dat ze me vooral de kant van
Oxenaar opstuurden, heb ik een beetje
genegeerd.
Toen bekeken werd of de geïnviteerde
ontwerpers het programma van eisen
hadden uitgevoerd stond ik ongeveer
onderaan de lijst. Dat kon me eigenlijk
niet zoveel schelen, want ik vond dat ik
goede redenen had voor mijn aanpak.
Toen ik die redenen kon uitleggen aan
de directie van De Nederlandsche Bank
was het omgekeerde het geval; toen
stond mijn voorstel bovenaan de voor
dracht. Ik heb dat nu, met de competitie
rond de opdracht voor een ontwerp voor
een nieuw paspoort, eigenlijk net zo ge
daan.
Een aantal van de eisen liet ik gewoon
vallen. Dat vreet maar ruimte en aan
dacht. Laat ik maar de punten opzoeken
waarin ik het sterkste ben en die optima
liseren, heb ik gedacht. Helaas kan ik
niet zeggen welke dat zijn; da's nou weer
jammer natuurlijk, maar de beveiliging
van het nieuwe document vereist dat
nou eenmaal. Ik heb in ieder geval de
neiging om zelf een keuze te maken uit
de eisen die van me worden verlangd.
Weet je wat het is? Als je dingen wilt ma
ken die kracht en betekenis hebben - het
klinkt eigenlijk heel pathetisch om dat
van jezelf te zeggen - dan begint het al
met het scherpstellen van de opdracht
zelf. Ik wil altijd eerst een dialoog aan
gaan met de opdrachtgever zodat je tot
optimale uitgangspunten komt. Daar be
gint goed ontwerpen.
Ik heb tegen de opdrachtgevers van
Binnenlandse Zaken gezegd: als ik jullie
problematiek met betrekking tot de frau
degevoeligheid van de bestaande pas
poorten begrijp, dan dient volgens mij
het zwaartepunt van het ontwerpproces
bijvoorbeeld niet te liggen bij het onder
werp. Ik kan wel een paspoort vol met
mooie zeilschepen maken, maar daar
mee is het nog geen goed beveiligd pas
poort. Ik draai de zaak liever om, scherp
de eisen aan. De beveiligingskenmerken
sturen volgens mij het hele ontwerp van
een nieuw paspoort. Het gaat om het op
timaliseren daarvan en niet om het tot
de tanden toe bewapenen van zo'n do
cument. Je moet die beveiligingskenmer
ken ook niet verstoppen in allerlei leuke
ontwerpersgrapjes. Ook dan heb je nog
geen mooi paspoort.
Wetmatigheid
Ik ontwikkel de esthetiek uit de functio
naliteit. Zoals een architect de ontluch-
tings- en verwarmingsbuizen van een
groot gebouw als het Centre Beaubourg
laat zien. Als je die buizen bovendien
mooi kleurt en er een aparte vorm voor
kiest dan levert dat een prachtig, interes
sant beeld op. Vorm volgt functie is niet
voor niets een heel oude kreet. Die wet
matigheid kun je tot in heel veel grada
ties uitbouwen. Daarin kun je nog altijd
extremer zijn dart degene die jou een
program van eisen voorhoudt.
In feite haal ik opdrachtgevers links en
rechts in. Ik scoor in de onmogelijke
hoek. Daar waar eigenlijk geen ruimte is,
creëer ik ze. Ook bij het ontwerpen van
de bankbiljetten voor De Nederlandsche
Bank heb ik de hoeveelheid kenmerken
en vormen geminimaliseerd. Er prijken
duizend kleine trapeziumpjes op een bil
jet van duizend, honderd kristalletjes op
dat van honderd gulden, vijfentwintig
rechthoeken op een geeltje en tien ba
nen op een tientje. En die kenmerken lo
pen door tot aan de rand. Zelfs als je
kleurenblind zou zijn dan herken je de
verschillende biljetten in een split se
cond. Als je een stapel briefjes in je por
tefeuille ziet en je schuift er een een hal
ve centimeter naar buiten, dan weet je al
wat de waarde van dat briefje is. Aan alle
kanten. Als je in zo'n ontwerp leegten
laat, functioneel wit of voor voorstellin
gen kiest, is die herkenbaarheid veel ge
ringer. Je kunt mijn biljetten sneller uit
geven dan die van anderen.
Ik ontwerp met behulp van computers
voor een papieren document. Dat is per
ongeluk zo gekomen, want ik ben van
huis-uit vormgever van tv-programma's
en -leaders. Het introductiefilmpje van
Den Haag Vandaag, waarbij je de hamei-
van de kamervoorzitter ziet neerkomen,
is van mij. Ik heb gelukkig wel een ou
derwets gedegen opleiding genoten, zo
dat ik tamelijk veel van papier weet. Dat
is handig als je een postzegel mag ont
werpen, zoals ik af en toe deed tussen
mijn Vpro-werk. Het is een heel andere
discipline dan werken aan de visuele
herkenbaarheid van een omroep, de
eenheid van een huisstijl of de post-mo-
derne romantiek die Het Gat van Neder
land van Hans Keiler sprak.
Papier is niet een langzaam verdwij
nend verschijnsel. Nee, het paspoort
wordt niet vervangen door een chip on
der je huid, net zo min als het bankbiljet
op de vlucht is gedreven door de op
komst van giraal of plastic geld. Eigenlijk
blijkt het zo te zijn dat alles wat er was,
blijft bestaan bij alles wat er nieuw bij
komt. Toen de elektronische wijze van
betalen opgeld deed, kregen we ook de
beschikking over elektronische hulpmid
delen om bankbiljetten uit de muur te
trekken. Er zijn nu juist meer bankbiljet
ten in omloop. Hetzelfde geldt voor het
elektronische kantoor: ook dat heeft ge
leid tot meer papier, want het is zo mak
kelijk om even een kopietje te maken of
een printje af te drukken. Bepaalde elek
tronische hulpmiddelen, zoals de chip
knip, slaan zelfs niet eens aan.
Diversiteit
Ik denk dat hetzelfde principe opgaat
voor de maatschappij. De eenheidsworst
is niet meer. Er lopen allerlei menstypen
en archetypen dwars door elkaar heen,
soms en soms zelfs vaker dan je voor
mogelijk hield, in elkaar over. Hippies en
ballen, lang haar en blauwe jasjes met
gouden knopen. Je hebt een enorme di
versiteit gekregen, een eindeloos kleurrij
ke samenleving. Ik weet niet of je dat he
lemaal met elkaar mag vergelijken, maar
volgens mij gaat dezelfde wetmatigheid
op: er komt wel van allerlei nieuws bij,
maar het oude blijft gewoon bestaan.
Ik zie zelf in geen enkele dwingende
eis een beperking. Ik accepteer alle be
perkingen die me bij het ontwerpen wor
den gesteld. Dus niet alleen het voorge
schreven formaat van het nieuwe pas
poort. Als blijkt dat de directie van De
Nederlandsche Bank graag wil vasthou
den aan vogels bij het watermerk - iets
waar ik ooit voor heb gekozen - so be it.
Ik bleek mezelf achteraf met een pro
bleem te hebben opgezadeld, want vo
gels laten zich moeilijk scherp weerge
ven in een watermerk. Dat is vreselijk
tobben met die kleine snaveltjes en fijne
pootjes. Bij een bankje van duizend heb
ik daarom van een kievit alleen de kop
gebruikt.
Ik houd van gepruts, van het oplossen
van problemen. Als het dan lukt dan is
de voldoening eigenlijk groter dan wan
neer je voor de gemakkelijke oplossing
had gekozen. The Easy Way Out heeft
zelden of nooit aantrekkelijkheid. Dat is
een lastige eigenschap, want soms vind
je een betere oplossing in dat wat voor
de hand ligt. Maar een makkelijke vondst
kost me vaak veel tijd. Ik heb namelijk
eerst de neiging om de grenzen te ver
kennen, niet de geijkte wegen af te gaan.
Ik vrees dat er zeker synoniemen tussen
mijn werk en mijn eigen karakter te vin
den zijn. Haha! Naarmate ik ouder word
- ik ben 57 - geloof ik dat ik steeds min
der verstand van mezelf krijg.
Opdrachtgevers, zoals die bij De Ne
derlandsche Bank of in Den Haag, laten
na om esthetische normen te omschrij
ven, maar je merkt toch altijd wel dat ze
zich er - zo onder tafel door - wel mee
bezighouden. Als je hun reacties ziet op
je presentatie of als je merkt hoe ze kij
ken naar je schetsontwerpen. Ik ga dat
ook niet uit de weg. Je ontwerpt om ge
apprecieerd te worden. Ik kan de mooi
ste dingen ontwerpen naar mijn eigen
smaak, maar het grote gelijk van wat je
ontwikkelt boek je pas naar verloop van
tijd. Hetzelfde gaat op voor de esthetiek
die bij het vormgeven om de hoek komt
kijken. Soms zou ik zomaar een mooie
oplossing weten voor een bepaald tech
nisch probleem, maar als ik zelf het ge
voel heb dat ik een dergelijke handigheid
al drie keer heb toegepast, dan dwing ik
me een andere kant op te kijken. Dan
moet je op zoek naar een ander vormte
chnisch idioom - een spel van uitdruk
kingsvormen waarin je misschien niet
eens thuis was. Wie had ooit gedacht dat
de man die voor Het Gat van Nederland
al die jolige, pompeuze decors en anima
ties - die we nu postmodern zouden
noemen - en oude filmclichés bedacht,
zich voor bankbiljetten zou bedienen
van abstracte, geometrische vormen?
Maar met die speurtocht naar nieuwe
uitdrukkingsvormen maak je jezelf wil
lens en wetens onzeker. Als je dan je
werk voor de eerste keer presenteert,
word je harder geraakt door de reacties
die je krijgt, want je hebt je als het ware
eerst zwak gemaakt. Maar die opstelling
heb je nodig om als ontwerper verder te
komen.
Balorig ontwerp
Het echte afkeuren op esthetische gron
den is mij maar èèn keer gebeurd. Toen
ik bij De Nederlandsche Bank een
schetsontwerp indiende voor een zwart
bankbiljet. Het laatste bankbiljet had
mijns inziens zwart moeten zijn. Dat was
een beetje balorig - ik geef het toe. Het
was nog maar in een voorfase, dus noch
Duisenberg noch Wellink zat aan de an
dere kant van de tafel. Maar bij hun on
derdirecteuren ging een bommetje af. Zo
van: als we nu niet ingrijpen, kan dat
heel verkeerd aflopen. Zelf weet je na
tuurlijk ook al dat je te ver gaat, maar bij
het laatste bankbiljet dat Nederland zou
uitbrengen voordat de Euro ons zou
overspoelen, moest iets bijzonders ge
beuren. Een statement. Het uiteindelijke
tientje is dat ook geworden: een veel gro
ter bedrukt bankbiljet dan ooit het geval
was, knalhard van kleur. Het is ook een
nauwelijks vervalsbaar ontwerp geble
ken.
De dialoog met de opdrachtgevers ge
tuigt, zoals in het geval van De Neder
landsche Bank, van respect voor de ont
werper en van begrip voor diens eigen
verantwoordelijkheid bij het ontwerpen
van zoiets ingrijpends als geld. Dat is de
verdienste van Ootje Oxenaar, die eerst
als directeur Esthetische Vormgeving
van de PTT, soms zeer afwijkende kunst
zinnige vormen introduceerde in post
kantoren, en later als ontwerper van ons
geld heel afwijkende vormen bedacht.
Soms sloegen zijn hoge heren om van
verbazing als ze zagen waar hij nu weer
mee aan kwam zetten, maar Oxenaar
wist in enorme discussies uit te leggen
waar het om gaat. Namelijk: A - zeker
weten dat je een kunstenaar kiest die
weet wat er van hem gevraagd wordt, en
B - dat je achter diens keuzes kunt staan
ook al stelt hij je eerst voor raadsels. Oxe
naar verdedigde met succes de opvatting
dat je als opdrachtgever niet moet mee
willen prutsen tijdens de fase waarin een
ontwerp wordt ontwikkeld. Als het resul
taat echt haar doel voorbijschiet of te
zwak blijkt, kun je het altijd nog afwijzen.
Maar de kans op een heel goede oplos
sing wordt zo beter.
Die typische Nederlandse opvatting
van het opdrachtgeversschap heeft ge
leid tot kwalitatief hoogwaardige vorm
geving. Helaas is het zo dat het typische
Nederlandse geld verloren gaat bij de
komst van de Euro. Bij de keuze van de
uiteindelijke ontwerper en diens ont
werp voor de Euro hebben zich kennelijk
heel andere mensen nuttig gemaakt. Ik
zeg het niet uit teleurstelling dat mijn ei
gen ontwerpen voor het Euro-geld het
niet hebben gehaald, maar het resultaat
laat eens te meer zien hoe kostbaar het is
wat we in Nederland op vormgevingsge-
bied hebben opgebouwd.
Het Nederlandse bankbiljet is een uit
stekend identiteitsmiddel, een visite
kaartje voor waar Nederland voor staat.
Zo van: dat is mag dan een klein land
zijn, maar daar is wèl iets krachtigs aan
de hand. De vormgeving is hier zo hoog
ontwikkeld dat dat een heleboel andere
landen bestempelt tot de status van ont
wikkelingslanden waar het dit culturele
aspect betreft. Wereldwijd leeft de ge
dachte dat hier een overheid bestuurt
die in cultureel opzicht zo sterk in de
schoenen staat, dat ze een authentiek
ontwerp voor bankbiljetten laat uitvoe-
'Ditlanders'
De telefooncellen van Wim Crouwel, de
functionaliteit die je hier overal ziet, de
bankbiljetten van Oxenaar en mijzelf,
vormen een mooi tegenwicht tegen al
die sombere mensen die altijd maar Ne
derland neerzetten als 'dit land'. Ik noem
ze altijd 'de ditlanders'. Die praten onge
veer zo: 'Dat kan in dit land niet, dat kan
wel in Amerika'. Ongetwijfeld is het zo
dat er in dit land ook dingen niet kun
nen, maar er kan heel veel wèl.
De Euro-cultuur werkt alleen maar zij
delings door in de vormgeving voor het
nieuwe paspoort. De omslag dient in alle
EU-landen hetzelfde te zijn, de plaats
van bepaalde persoonsgegevens ligt vast.
Dat is ook zinnig, want de controleurs
die moeten vaststellen of een paspoort
deugdelijk is, vormen het eerste publiek
dat je als vormgever/ontwerper moet be
dienen. Die moeten goed en snel hun
werk kunnen doen. Misschien heb ik
zelfs wel ideëen om de controleerbaar
heid te verbeteren.
Voor de meeste kunstenaars vormt el
ke richtlijn een belemmering, althans zo
zeggen ze die te ervaren. Ik begrijp dat
helemaal niet, die veronderstelde zucht
naar absolute wijheid. Dat vind ik nou
juist betrekkelijk. Je mag niet veralgeme
niseren, maar ik denk wel eens bij het
bekijken van werk van ontwerpers die
een grote wijheid hebben bedongen, dat
de eerste belemmering die ze zijn tegen
gekomen die van hun eigen talent is. En
hun esthetisch ideaal blijkt dan heel vaak
gedacht te zijn in termen van dialoog
met andere kunstenaars.
Ik vind: je hebt nu eenmaal uitgangs
punten nodig om je idee vorm te geven.
Dus elke beperking voor mij is gefunde^
nes fressen, daar kan ik iets mee, dan
moet ik iedere keer kiezen voor het
hoogst haalbare, het optimum.
Ordening is voor mij basisvoorwaarde
om tot extase te komen. Ordnung muss
sein, ja. Bij muziek en zelfs bij beeld er
vaar ik dat nog meer dan bij een ontwerp
voor geld of een paspoort. Ik heb afgelo
pen jaar veel erkenning gekregen voor de
manier waarop ik Sinfonia van Berio ge
speeld door het Radio Filharmonisch Or
kest onder Peter Eötvös heb vormgege
ven. In die dirigent herken ik de ritmi
sche strakheid, de duidelijkheid, de dis
cipline die tot swing leidt. En dat is zö
verschrikkelijk belangrijk.
Daar draait alles om.
JOHN OOMKES