Campingbaas uit idealisme
Vinkje (3)
936
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1999
Hans de la Mar en Greke Dekker. Idealisme was een van de voornaamste drijfveren bij het oprichten van hun camping 'De Ruimte' in Dronten.
FOTO'OPTIMA FOTO
Oud-wethouder Hans de la Mar drijft unieke onderneming
De wegen lopen er kaarsrecht en
lijken eindeloos. Files en stop
lichten zijn hier in Flevoland
een zeldzaamheid. Het is er oogverblindend
groen en oorverdovend stil. In aUe opzichten
overheerst rond Dronten de rust.
Vergunningen voor het oprichten van
gsm-masten worden in deze contreien,
doorsneden door een 'ecologische hoofdzo
ne', zonder pardon geweigerd. De kans dat
Hans de la Mar, de baas van camping 'De
Ruimte' in het Abbertsbos, in de ochtend
schemering oog in oog met een wild hert
komt te staan, is groter dan dat de mobieltjes
van kampeerders hem wakker piepen. De
brievenbus bevindt zich op kilometers af
stand. Op de televisie in zijn caravan kan hij
alleen de regionale omroep en Nederland 1
tot en met 3 ontvangen. Dat de Leidse bur
gemeester Postma op zijn Franse vakantie
adres een hartaanval heeft gehad, wist hij
niet. Ook dat er problemen zijn in het Leidse
college, is nieuws voor hem.
De oud-wethouder is helemaal van Leiden
losgeraakt. „Niet van Leiden alléén, trou
wens. Ik mis Leiden niet, nee. Erg hé?",
veinst hij schaamte. „Weet je: het is belang
rijker dat ik me verbonden ga voelen met
Dronten en omgeving en de mensen hier,
dan dat ik m'n Leidse contacten blijf bijhou
den. Deze camping en nog tien huizen, meer
vind je niet langs deze weg van twaalf kilo
meter. Met ons terras en het restaurant wil
len we ook een soort streekfunctie vervullen.
Dan moet je natuurlijk geen vreemde in je
eigen woon- en werkgebied zijn. Leidse
vrienden en bekenden die mij weer willen
zien, komen maar naar Dronten."
In een voor een stedeling onwaarschijnlij
ke omgeving als deze is de verleiding om
stadse fratsen tot hun ware proporties terug
te brengen, kenhelijk niet te weerstaan. „Dat
ik me jarenlang zo druk heb gemaakt over de
uitbreiding van het aantal parkeergarages in
de autoluwe binnenstand van Leiden, is hier
- waar je bij wijze van spreken je nek breekt
over de konijnen - maar moeilijk voor te stel
len. Al verrijzen hier tien garages, autoluw
blijft het. Van die dagelijkse berichten op de
radio over files in de randstad, geniet ik toch
wel een beetje."
Overstap
Eind 1993 nam de toen 40-jarige Hans de la
Mar afscheid van de Leidse gemeentepoli
tiek. Hij werd directeur van de in Amsterdam
zetelende William Schrikkerstichting, die de
voogdij regelt over geestelijk en lichamelijk
gehandicapte kinderen tot achttien jaar met
wie de gezinnen of de tehuizen waaruit ze
afkomstig zijn, zich geen raad meer weten.
Een half jaartje nadat hij het stadhuis de rug
had toegekeerd, kwam hij toch een beetje te
rug in de gemeentepolitiek, namelijk als
voorzitter van de Leidse afdeling van Groen
links. Zijn come back was maar voor even
en bleef ook vrijwel onopgemerkt. De la Mar
en Leiden groeiden uit elkaar. In zijn Leidse
nadagen heeft hij nog een huis in de Meren-
wijk gehad. „Maar eigenlijk woonde ik toen
al niet meer in Leiden."
Met zijn vriendin Greke Dekker, die ook bij
de stichting werkte, droomde hij over een
camping die een Hof van Eden voor gehan
dicapten moest zijn. Hun banen bevielen
wel, maar het drukke stadsleven, de dagelijk
se NS-ellende met de trein van en naar Die-
men ('Die viel vaker uit dan dat-ie reed'), de
talloze vergaderingen, de stroperige proce
Zes jaar geleden vertrok Hans de la Mar uit de Leidse
gemeentepolitiek. Het boegbeeld van GroenLinks (wethouder,
beschermheer van krakers, bijstandsvrouwen, werknemers van
de sociale werkplaats, aanspreekpunt voor milieu-activisten)
ging zich inzetten voor gehandicapte kinderen. Dat doet hij nog
steeds, maar intussen op een andere manier. De la Mar werd
campingbaas in Dronten. Door de aanwezigheid van
voorzieningen die zijn afgestemd op gehandicapten is het een
voor Nederland unieke recreatieplaats. Overigens zijn ook
anderen hier welkom hoor. Een rolstoel is niet verplicht....!'
dures en de wens 'eigen baas' te zijn, leidde
er toe dat ze het roer gingen omgooien.
Dekker: „Bij de stichting begaven we ons
in probleemgebied. Hier bieden we de kin
deren recreatiegebied. Da's het grote ver
schil." De la Mar: „Ik heb nu geen stichtings
bestuur boven me, of een gemeenteraad. Als
ik in de keuken van het campingrestaurant
sta te klooien en de boontjes branden aan,
dan is er geen oppositie die me erop aan
spreekt dat de boontjes zijn verbrand. Alles
wat je hier ziet, is zelf bedacht. Wij hoeven
alleen maar met onszelf af te rekenen. Neem
de tafels in de kantine. Greke vond ze mooi,
ik ook, we konden ze betalen en dus werden
ze aangeschaft. Niks breed overleg! Boven
dien hebben we geen tijd om ons zorgen te
maken over wie waarvoor verantwoordelijk
is en wat onze beslissingen voor gevolgen
kunnen hebben voor onze posities. Omdat
we nog niet toe zijn aan het aannemen van
personeel doen we alles zelf: de wc's
schoonmaken, het restaurant, de camping
winkel, het groenbeheer en de gasten ont
vangen."
Idealisme is voor De la Mar en Dekker één
van de voornaamste drijfveren geweest bij
het oprichten van hun droomcamping.
„Misschien nog wel meer dan toen we bij de
William Schrikker Stichting begonnen. We
zijn nu ondernemers en daarmee zijn de risi
co's die we lopen veel groter. Als 'De Ruimte'
flopt, hebben we een flink financieel pro
bleem. Tonnen hebben we erin geïnvesteerd.
Het campingterrein is eigendom van
Staatsbosbeheer, waarvan alle rayons met
Dekker en De la Mar hebben meegezocht
naar een geschikte plek. Toen de twee er
voor het eerst rondliepen, waren ze direct
verkocht. Aan dat gelukzalige moment was
een zoektocht van wel drie jaar voorafge
gaan. De campingterreinenmarkt is min
stens net zo overspannen als de Leidse hui
zenmarkt, meent De la Mar. „Een nieuwe
camping beginnen, lukt niet in Nederland.
Alles is al voorbestemd. Je moet het dus heb
ben van de bestaande dagrecreatieterreinen.
En er zijn veel kapers op de kust, Het is ge
beurd dat ik op een vrijdag een afspraak
maakte met een makelaar voor maandag om
een bepaalde locatie te bekijken. Die maan
dag was er echter geen makelaar te zien. Het
terrein bleek in dat weekeinde ervoor ver
kocht. Ongezien."
Volgens De la Mar wordt de markt afge
stroopt door kapitaalkrachtige ondernemers
voor wie de camping bijzaak is. „Ze verko
pen of verpachten dan ook alles wat er op
het terrein staat: caravans, huisjes en het res
taurant. Het is de grond waarop ze verdie
nen, niet op de exploitatie van de camping."
Te laat
Het nu bijna voorbije seizoen, het eerste
voor 'De Ruimte', is voor een groot deel ver
loren gegaan. In november van vorig jaar
dienden Dekker en De la Mar de plannen in
bij de gemeente. De vergunningen kwamen
snel af. Dronten kende hun bedoelingen al
omdat ze met die gemeente in gesprek wa
ren geweest over een andere locatie. Afgelo
pen voorjaar werd het 'uiterst strakke bouw
schema' uitgevoerd. Eind april zagen De la
Mar en Dekker dat ze nog een deel van dit
seizoen konden meepikken. Maar het was al
te laat voor een campagne. „De mensen we
ten nog helemaal niet dat wij hier zitten. En
zij die dat al wel wisten, hadden al elders ge
boekt.
Qua campagne hebben we trouwens zelf
een handicap", stelt De la Mar. „Er is name
lijk een geweldig imagoprobleem. Bij Dron
ten denkt iedereen aan kaarsrechte wegen,
weilanden met koeien. Zeg maar: saai. Nou,
dat van die wegen klopt wel. Ik ga de ge
meente adviseren wat meer bochtjes te ma
ken. Maar koeien? Zie jij ze? Ik wil in de cam
pagne benadrukken dat onze camping op elf
kilometer afstand van het centrum van
Dronten ligt en op maar zes kilometer van de
Veluwe. Schnjf maar op: 'De Ruimte' ligt niet
alleen in een schitterend bos, de omgeving is
ook zeer de moeite waard. Op 300 meter van
de camping liggen de randmeren met
schoon zwemwater en prachtige strandjes."
De Ruimte meet vijf hectare („Zo'n tien
voetbalvelden") en is met een capaciteit van
60 kampeerplaatsen een 'middelgrote' cam
ping. „We kunnen naar 150 groeien", aldus
De la Mar. „Maar ook in dat geval, zo zegt de
accountant, zullen we er niet rijk van wor
den. Dat wist ik van tevoren. Ik hoef ook he
lemaal geen directeur van een mega-cam-
ping te worden. Ik wil contact houden met
de gasten en overal grip op kunnen houden.
Ik kan genieten van blinkende toiletten die ik
zelf heb schoongemaakt. En ons restaurant
je, dat wil ik wereldberoemd maken. We
moeten ons persoonlijke stempel erop kun
nen blijven drukken."
'De Ruimte' is - in elk geval voor Neder
landse en wellicht ook voor Europese be
grippen - een unieke camping. De la Mar en
Dekker onderscheiden zich van 'gewone
campings' doordat ze bij de inrichting geheel
van de behoeften van gehandicapten en hun
ouders/begeleiders zijn uitgegaan. In de
douchecabines is ruimte voor twee perso
nen, er zijn volledig ingerichte en aangepaste
tenten te huur waarmee het kamperen kan
worden uitgeprobeerd, in de campingwinkel
zijn de gangpaden extra breed, gasten pas
sen met rolstoel en al onder de wasbakken,
de volleybalnetten hangen laag, de paadjes
zijn verhard tot aan de tenten en de aan-
kleedtafel is niet alleen geschikt voor baby's.
„Die kan een lichaamsgewicht van 120 kilo
hebben."
'Discriminatie'
Gewone campings treffen slechts mondjes
maat voorzieningen voor de medemens met
een handicap en diep in hun hart hebben re
creatie-ondernemers het liefst helemaal
geen rolstoelers, spastici of kinderen met het
syndroom van Down op hun terrein. Dekker,
die groepsleidster van geestelijk gehandicap
ten is geweest, weet dat uit eigen ervaring.
„Recreatie-ondernemers zijn als de dood dat
vaste gasten gaan klagen, zo van 'we willen
niet tussen gekken staan'. Je krijgt dan een
plekje in de uithoek van de camping toege
wezen. Onverdraagzaamheid wordt gehono
reerd. Je reinste discriminatie. Om toch aan
een plekje voor m'n groep te komen in een
bungalowpark, reserveerde en betaalde ik
gewoon onder m'n eigen naam en niet die
van de instelling. Dan zagen ze pas bij aan
komst om wat voor kinderen het ging en
duif den ze meestal niets meer te zeggen."
De unieke eigenschappen van De Ruimte
vormen zowel het sterke als het zwakke punt
van de camping. Gunstig is uiteraard dat De
la Mar en Dekker van concurrenten weinig
hebben te duchten omdat ze de enigen zijn
die bij de inrichting van het terrein primair
uitgingen van de behoeften van gehandicap
ten. De nadelen speelden de twee vooral bij
de voorbereidingen parten. Zo deed de bank
moeilijk vanwege het totale gebrek aan refe
renties. „Wij zijn nergens mee te vergelijken.
Ik heb alleen wel eens op televisie een Ame
rikaanse camping gezien, speciaal voor jonge
kinderen met een bijzondere spierziekte.
Maar die was opgezet door de een of andere
belangengroep waarvan je lid moest zijn",
herinnert De la Mar zich.
„Wij streven juist een mix na. Dit is een
openbare camping. Mensen zonder handi
cap zijn ook welkom. Rolstoelen zijn niet
verplicht! Het is niet zo dat gehandicapten
hier voorrang hebben. Als er nog één plek
vrij is, dan geldt dat wie het eerst komt, het
eerst maalt."
Staande bij een soort ligmatschommel
voor verlamde kinderen, met aan weerszij
den huis-tuin-en-keuken-schommels, zegt
Hans de la Mar dat kinderen met en zonder
handicap op zijn camping elkaar als vanzelf
sprekend ontmoeten. „Het is ook niet zo dat
iedereen zich voortdurend moet aanpassen
aan gehandicapten. Maar in het activiteiten
programma dat onze vrijwilligers opstellen,
zul je uiteraard tevergeefs naar een dropping
in het bos zoeken."
WIM KOEVOET
Onze Taal
Eigenlijk weet ik niet hoe een ac
countant eruit ziet. Ik weet ook he
lemaal niet wat voor mensen het
zijn. Ik heb wel een vermoeden,
maar dat is op niets gebaseerd, 't Is
dus meer een vooroordeel. Ik stel
me zo voor dat een accountant een
keurig geklede heer is, nette maar
onopvallende das, scherpe vouw in
de broek. Niet direct het artistieke
rige type. Toch houden accoun
tants veel van poëzie, althans van 'n
gedicht, dat erg populair is in ac
countantskringen. Het staat er ge
regeld in vakbladen, en ze dragen
het graag voor op accountantsfees
tjes en literaire avonden. De dichter
(vermoedelijk zelf accountant) is
onbekend, en het heet 'Ballade van
de vinkende jongeling'.
De wereld van de accountants is voor mij
een gesloten boek, en ik zou van die
ballade niets geweten hebben, als niet een
vriendelijke accountant, lezer van deze
krant, het mij had toegestuurd, alle zeven
coupletten. Dat kwam zo: een poosje gele
den had ik een stukje geschreven over het
vinkje, het tekentje in de vorm van een V,
dat we zetten als we een lijst controleren;
de gedane posten of namen krijgen dan
vaak een vinkje. Ik vroeg me af hoe lang dat
teken al bestaat, en waar de naam vandaan
komt. Dat er zelfs een gedicht over bestaat,
en nog wel een accountantsgedicht, dat
was een grote verrassing. Couplet 5 en 6
gaan zo: 'Bezield is hij slechts van één
wens:/ zelf later ook accountant zijn./ De
weg is lang, de kans is klein,/ maar waar
een wil is, is geen grens. Terwijl de rijkel-
uiszoon host/ en schaamteloos Pa's geld
verteert,/ studeert hij hard en zet volleerd/
een klein rood vinkje bij een post./ Is 's
avonds acht uur 't werk gedaan,/ dan snelt
hij naar de avondschool./ Daarna is 't nog
geen tijd voor jool,/ want dan vangt hij met
zijn huiswerk aan./ Zijn moeder is vol zorg,
het kost/ haar menig traan, zoals hij
slooft./ Maar hij zet scherp en koel van
hoofd/ een klein rood vinkje bij een post.'
Vorige week hebben we op deze plaats,
dankzij verschillende brieven van lezers,
kunnen vaststellen dat het vinkje toch ze
ker al in de jaren twintig bestond, ook al
was het toen niet algemeen, en wellicht be
perkt tot onderwijskringen, boekhouders
en accountants. Of het toen ook al een vin
kje heette, is minder duidelijk. Pas in de
loop van de jaren vijftig en zestig wordt het
algemener gebruikt, en onder de naam
'vinkje', waarna het ook opgenomen wordt
in de woordenboeken. Al gauw ook duikt
het woord 'afvinken' op. Karei van het Re-
ve, die in 1959 het woord 'vinkje' nog niet
kende, schrijft dan dat het vooral in Ameri
ka en in Rusland gangbaar is. Laten we
aannemen dat het teken uit Amerika is ko
men overwaaien. Maar niet de benaming,
want in het Engels heet het een 'tick' (teek
of tik). Dat de vorm (V) gebaseerd zou zijn
op het Franse woord 'vu' (=gezien), lijkt me
niet waarschijnlijk aangezien de Fransen
het zelf 'un petit v' noemen.
Enkele weken geleden was ik in de gele
genheid een zeer internationaal gezel
schap mijn vraag voor te leggen: hoe heet
bij u het vinkje? En is er in uw taal een
woord voor het zetten van een vinkje? Dat
leverde boeiende antwoorden op. Bijvoor
beeld 'ptaszek' vogeltje) in Polen. En het
zetten van zo'n vogeltje heet er 'odfajko-
wac', wat letterlijk 'ontpijpen' is. Dat wordt
begrijpelijker als je ziet hoe het in andere
Slavische talen heet. In Tsjechi is het een
'fajfka' pijp), met bijbehorend werk
woord 'odfajfkovat'. Slowakije: 'fajka' en
'odfajknut'; Russisch: 'galotka' en 'otmetit'
(ik hoop dat ik het allemaal goed genoteerd
heb!); Oekraïne: 'wiamitka' en 'widznatjy-
ty'. In Hongarije is het: 'pipa' en 'kipipal';
in Finland: 'vaanen' en 'laittaa vaanen'; in
Zweden: 'krumelur' en 'göra en krumelur'.
Vorige week noemden we al voor het Duits:
'Haken' en 'abhaken', wat dan in Oosten
rijk is: 'Hakerl' en 'abhakerln'. Opvallend is
dat de Spanjaarden in het gezelschap al
leen maar het kruisje kenden, en 'poner
una equis', wat aansluit bij het Franse 'un
petit v'. Het ziet ernaar uit dat Oost-Europa
beter bekend is met het vinkje dan de Ro
maanse landen. Van het Reve had dat in
1959 goed gezien. Maar waarom het bij ons
juist een vinkje genoemd is, en niet 'tik-
/teek', 'vogeltje', 'pijpje' of'kruimeltje', dat
blijft een raadsel.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands