u ■J ftj Slikken voor de wetenschap Wat we nog niet Nobel en zijn prijs MILLENNIU] En de Almachtige gaf de mens het volgende gebod: van alle bomen in de tuin moogt ge eten. behalve van de boom der kennis van goed en kwaad, want wanneer ge daarvan eet zult ge tot de dood gedoemd zijn. Wanneer mensen vuur begonnen te maken is niet bekend, maar het zou gezien kunnen worden als de eerste toepassing van we tenschap. ±3000 v.chr.: Het wiel bestaat al in Meso- potamië, maar waarschijnlijk is het veel ou der. Het is vermoedelijk de oudste uitvin ding die nog altijd wordt toegepast. In dezelfde periode werd de piramide van Djoser (Egypte) gebouwd. Het is de oudste nog bestaande piramide. Aan het bouw werk moeten ingenieuze berekeningen vooraf zijn gegaan. ±600 v.chr.: Pythagoras komt met zijn stel ling over de gelijkzijdige driehoek. ±300 v.chr.: Archimedes.ontdekt in bad zijn wet over de opwaartse druk en springt 'héureka' (ik heb het gevonden!) roepend overeind. Hij omschrijft ook het soortelijk gewicht van metalen en bedenkt het hef boomprincipe. ±1300: In het Hollandse landschap verschij nen de eerste windmolens, waarmee graan tot meel wordt gemalen. 1543: Nicolaus Copernicus schrijft in zijn 'Revolutionibus' dat de aarde niet het on beweeglijke centrum van het universum is. In hetzelfde jaar verschijnt 'humani corposi fabrica', het anatomisch handboek van An dreas Vesalius, dat de mens laat zien zoals hij werkelijk is gebouwd. 1633: De rooms-katholieke kerk veroor deelt Galileo Galilei voor zijn theorie dat de aarde om de zon draait. 1687: De publicatie van de 'Principa' van Is aac Newton (1642-1727) vormt de bekro ning van wat achteraf 'de wetenschappelij ke revolutie' wordt genoemd (en misschien begint de wetenschap dus pas hier). Hij for muleert de traagheidswet, de wet van actie en reactie en de gravitatiewet (over aan trekkingskracht). Ofschoon niet al zijn the- oriën overeind zijn gebleven, geldt Newton vrij algemeen als de grootste wetenschap per aller tijden. 1735: De plantkundige indeling (taxono mie) van Carolus Linnaeus vervangt die van Carolus Clusius (in 1590 schepper van de Leidse Hortus, de oudste botanische tuin van Europa). 1865: De monnik Gregor Mendel publiceert zijn erfelijkheidswetten. 1869: Dmitri Mendelejev stelt het periodiek systeem der elementen op, waarmee de na tuurlijke elementen der chemie in kaart zijn gebracht. 1871: Charles Darwin geeft met 'The Des cent of Man' (De afstamming van de mens) de aanzet tot de evolutietheorie. In hetzelf de jaar ontwikkelt Louis Pasteur de pasteu- risatie (korte tijd verhitten tot 60 graden van voedingsmiddelen). Tien jaar later komt hij met vaccins tegen miltvuur en hondsdol heid. 1876: De telefoon is een uitvinding van Alexander Graham Bell, aan wie het werk woord 'bellen' te danken is. 1879: Thomas Edison laat de eerste gloei lamp het licht zien. In hetzelfde jaar bouwt George Selden de eerste auto, dat wil zeg gen een voertuig dat in plaats van door die ren door een motor wordt aangedreven. 1882: Robert Koch komt de bacterie die tu berculose veroorzaakt op het spoor. 1895: Wilhelm Röntgen ontdekt de X-stra- len. Drie jaar later vinden Marie Curie en haar man Pierre de radioactieve elementen radium en polonium, wat hen in 1903 de Nobelprijs voor natuurkunde oplevert (de eerste Nobelprijs voor een vrouw!). Jaarlijks werken honderden Nederlanders mee aan tests voor nieuwe geneesmiddelen. Het aantal proefpersonen vormtéén probleem in die onderzoekswereld. 'We hebben te weinig mensen'. Een andere zorg: de financiering van projecten. In één klap heeft ze de tien infectie- remmende pillen vanochtend vroeg achterover geslagen. Op haar nuchte re maag. De 19-jarige Tina Ehrami - een van de vrijwillige proefpersonen bij het Leidse Centre for Human Drug Research (CHDR) - zit er niet mee. Voor de studente is het zak centje dat ze met de tests verdient mooi meegenomen. De intensieve electrocardio gram-, urine- en bloeddrukonderzoekjes die ze om het half uur ondergaat, neemt ze op de koop toe. Tina is vooral nieuwsgierig. „De eerste drie dagen van het onderzoek over nacht ik hier. Daarna slik ik thuis nog vier dagen pillen, twintig per dag. Na nog één overnachting op het centrum is de test voor bij." Het onderzoek naar de fysieke effecten van de nog naamloze infectieremmer - zelfs de door de fabrikant bedachte codenaam is streng geheim - loopt inmiddels al zes jaar. „Als het goed is kan het middel na nog eens vier jaar onderzoek worden geslikt door mensen met allerlei chronische ontstekin gen: reuma, dikke darminfecties, noem maar op", vertelt CHDR-hoofdverpleegkundige Peter Schouten. „Voor die aandoeningen wordt nu vaak Pretnison geslikt, maar dat heeft veel bijwerkingen. We weten nog niet precies welke dosering bij dit middel het meest gunstige effect sorteert. Daarom slik ken de proefpersonen zoveel pillen." Voorlopig krijgen alleen gezonde proefper sonen het medicijn toegediend. In de laatste fase van het onderzoek wordt het ook uitge test op zieke mensen, zegt Schouten. De ontdekking van nieuwe medicijnen tegen chronische ziekfes en psychische aandoe ningen wordt voor CHDR-directeur en hoog leraar klinische farmacologie Adam Cohen (lden slijke Adam Cohen, directeur van het CHDR Leiden: na de millenniumwisseling de grootste uit daging. „Van 1948 tot 1980 hebben we ons vooral bezig gehouden met de relatief ge makkelijk in kaart te brengen gezondheids problemen, zoals het hartinfarct. Nu richten de tests zich met name op geneesmiddelen voor ingewikkelder ziektes, zoals kanker en reuma. De manier waarop nieuwe medicij nen worden gevonden, is in de loop der tij den enorm veranderd. Vroeger werd een min of meer toevallig ontdekt bloeddrukverla- gend middel bijvoorbeeld eerst uitgepro beerd op ratten. Anno 1999 werken we met computermodellen waarin kunstmatig mole culen zijn opgeslagen." Ondanks die technologische vooruitgang zit ook in de geneesmiddelentests een bottle neck, zegt Cohen. „We hebben te weinig proefpersonen. Nu zouden we kunnen be ginnen met tests in Derde Wereldlanden. We zouden in Afrika bijvoorbeeld goed terecht kunnen voor het onderzoek naar nieuwe aids-remmers. Maar aan zo'n beslissing kle ven veel ethische bezwaren." In eigen land is het voor Cohen soms moeilijk sponsors te vinden voor de medi cijntests. „Zo zouden we bijvoorbeeld graag onderzoek doen naar de effecten van astma middelen op de schoolprestaties van kinde ren. Daarvoor is zo'n half miljoen gulden no dig. Niemand is echter bereid dat onderzoek te financieren, omdat het geen interessante Het CHDR test jaarlijks tientallen genees middelen. Niet alleen de bijwerkingen, ook de werkzaamheid van de medicijnen wordt onderzocht. Het Centre (nauw verwant met het Leids Universitair Medisch Centrum) krijgt daartoe onder meer opdrachten van de Haarlemse farmaceut Merck, Sharp Doh- me en het Leidse Yamanouchi. Een aantal onafhankelijke ethische commissies houdt toezicht op de zorgvuldigheid bij de medi cijntests van het CHDR en de vier andere proefcentra in Nederland. Ook het College ter Beoordeling van Genees middelen houdt -indirect - een oogje in het zeil. „Bij de geneesmiddelentests in het CH DR en de andere proefcentra wordt niet ge sjoemeld", zegt CBG-directeur André Broek mans. „Geen enkele multinational kan zich dat risico permitteren. Alleen vlak voordat een nieuwe medicijn daadwerkelijk door de farmaceut op de markt wordt gebracht, ge beuren er nog wel eens merkwaardige zaken. Artsen die zich door de fabrikant laten beta len om een bepaald medicijn voor te schrij ven, dat soort dingen. De term 'menselijke proefkonijnen' gaat volgens mij trouwens al lang niet meer op." CARLO NiJVEEN Alfred Bemhard Nobel (1833- 1896) was een Zweeds indu strieel, die rond 1860 besloot explosieve stoffen te gaan ma ken. In 1867 vond hij het dy namiet uit, 22 jaar later het buskruit. Hij had fabrieken in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Amerika en verdiende een fortuin. Hij legde in zijn testa ment vast dat met zijn geld een stichting moest worden opgericht, die jaarlijks weten schappelijke prijzen zou uit- reiken. De eerste prijsuitrei- Re L? nata"*u"d,p i- i .4 i Hendrik Lorentz, Nobel- lang had plaats in 1901, op 10 prijswinnaa, in 1902. december, Nobels sterfdag. foto»archief Er zijn vijf echte Nobelprijzen: voor natuurkunde, scheikunde, geneeskunde of fysiolo gie, letterkunde en de wereldvrede. De eerste vier wor den uitgereikt in de Zweedse hoofdstad Stockholm, de vredesprijs in het Noorse Oslo. Sinds 1969 wordt ook de Nobelprijs voor economie uitgereikt (de eerste werd ge deeld door de Noor Frisch en de Nederlander Jan Tin bergen), betaald door de Zweedse Centrale Bank ter gele genheid van haar 300-jarig bestaan. Aanvankelijk trokken de prijzen weinig aandacht, maar toen in 1903 Madame Curie als eerste vrouw de prijs voor natuurkunde kreeg (op aandringen van haar man Pierre, die aanvankelijk alleen was voorgedragen) steeg de betekenis van de Nobelprijs. Marie ontving in 1911 ook (en nu alleen) de prijs voor scheikunde. Zestien Nederlanders kregen een Nobelprijs, al deden met name de laatste winnaars hun wetenschappelijk werk in het buitenland. Meteen het eerste jaar was het raak met de scheikundige Jacob van 't Hoff, het jaar daarop gevolgd door de Leidse natuurkundigen Hendrik Lorentz en Pieter Zeeman, die in 1910 en 1913 gezel schap kregen van hun vakbroeders Johan van der Waals en Heike Kamerlingh Onnes. Tussendoor sleepte in 1911 de rechtsgeleerde Tobias Asser de vredesprijs in de wacht. De medici Willem Einthoven en Christiaan Eijk- man kregen hun prijs in 1924 en 1929, waarna de scheikun dige Petrus Debije volgde in 1936. In 1953 viel de eer te beurt aan Frits Ze mike (na tuurkunde), waarna Jan Tin bergen in 1969 met de eerste economieprijs aan de haal ging. Zijn broer Niko ontving vier jaar later de prijs voor geneeskunde. In 1975 kreeg Tjalling Koopmans de econo mieprijs en in 1981 en 1984 volgden Nicolaas Bloember gen en Simon van der Meer voor fysiologie. In 1995 ten slotte kreeg de in Duitsland werkzame Paul Crutzen de prijs voor scheikunde. Paul Crutzen, de voor lopig laatste Neder landse Nobelprijs-win naar (1995). foto'archief In de wetenschap gaat het om de waarheid. Het gaat er dus niet om wie iets het mooist zegt of wie de nuttigste ideeën heeft, laat staan om wie met die ideeën het vaakst op de televisie is. Het gaat erom wie gelijk heeft. Maar wat is gelijk? Bestaat er wel één waar heid? Nee natuurlijk. Waarheid is slechts datgene wat naar iemands beste weten, op dat moment de waarheid is. Naar ie mands beste weten, op dat moment. Honderd jaar geleden zag de waarheid over - laten we zeggen - het heelal er heel anders uit dan vandaag. En over honderd jaar zullen de wetenschappers, en in hun kielzog de krantenlezers, weer heel anders tegen het universum aankij ken, en er weer een beetje meer van be grijpen. Stel nu eens dat de wetenschap in het volgende millennium ook maar bij bena dering zo veel resultaat zou boeken als ze deed in het millennium dat nu bijna ach ter ons ligt. Zijn we dan, als de champag- nekurken knallen op 1 januari 3000, zo ongeveer klaar met het heelal? En met de rest van de wetenschap? Dat is nog maar de vraag. John Maddox, die 23 jaar hoofdredac teur was van een van de invloedrijkste wetenschappelijke bladen ter wereld, Nature, schreef onlangs een spannend boek over deze vraag. Het verscheen in het Nederlands vertaald onder de titel Wat we nog niet weten. Hij laat zien dat generaties van wetenschappers in de voorbije eeuwen steeds weer totaal ver rast waren door de ontdekkingen die ze deden. Ontdekkingen die ze nooit had den kunnen voorzien, dingen dus waar van ze niet wisten dat ze ze niet wisten. Wie had er bijvoorbeeld aan het einde van de negentiende eeuw kunnen voor spellen dat we door de ontdekking van de structuur van het DNA zo dicht bij de essentie van het leven zouden komen? Er kan in de volgende eeuwen dus nog van alles ontdekt worden waarvan we nu nog niet eens kunnen bedenken dat het te ontdekken valt! Maar worden die ontdek kingen ook gedaan? Zal de wetenschap floreren in het nieuwe millennium? Ik denk het wel, mits twee zaken in vol doende mate beschikbaar zijn: weten schappelijk talent en geld. Om wetenschappelijke doorbraken te creëren is toptalent nodig. Met name in de medische wetenschappen en in de natuurwetenschappen wordt het steeds moeilijker om juist de talentvolste stu denten te behouden voor de weten schap. Zij kiezen steeds vaker voor een carrière in het bedrijfsleven, waar de aanvangssalarissen aanmerkelijk hoger liggen en de carrièrekansen veel gunsti ger zijn. Vooral dat laatste lokt. Een paar jaar weinig verdienen vinden de meesten nog wel om overheen te komen, maar een structureel gebrek aan goede loop baanmogelijkheden laat zich minder ge makkelijk wegwuiven. In 1983 werkte nog 70 procent van de gepromoveerden aan een universiteit, in 1995 was dat per centage teruggelopen tot 38. Wanneer je als net afgestudeerde kiest voor een pro motieplaats en dus gokt op een carrière in de wetenschap, is de kans ruim een op drie dat je ook daarna aan de universiteit kunt blijven. Voor de postdocs, de gepro moveerde onderzoekers, is die kans te ruggelopen naar een op tien. En het is zeer de vraag of die ene die er in slaagt te blijven, ook echt degene met het meeste talent is. Wetenschap kost geld. En wie betaalt, bepaalt. De laatste decennia trekt de Ne derlandse overheid zich steeds meer te rug als financier van wetenschappelijk onderzoek. Dus zoeken de universiteiten nieuwe geldschieters. En die vinden ze ook, vooral in het bedrijfsleven. Het be drijfsleven wil natuurlijk een flinke vinger in de pap hebben als het er om gaat te bepalen wat er onderzocht wordt. Alleen onderzoek waar op korte of wat langere termijn winst mee te maken valt, is voor een onderneming interessant. Met fun damenteel ondèrzoek is zelden geld te verdienen. Het bedrijfsleven is nu een maal niet echt geïnteresseerd in de vraag naar de oorsprong van het leven of de ontwikkeling van het heelal. Toch heb ben juist de antwoorden op dit soort vra gen in het verleden aan de basis gestaan van de echte wetenschappelijke doorbra ken. Evenmin staan ondernemingen in de rij als het-gaat om het financieren van onderzoek op het gebied van de geestes wetenschappen. Van wetenschappelijke resultaten op het gebied van taal, litera tuur, geschiedenis of kunstgeschiedenis wordt men nu eenmaal niet rijk. Wan neer men wil dat dit soort onderzoek ge daan wordt, moet men ook bereid zijn er (via de belasting) zelf voor te betalen. Zal de calculerj volgende eeuwen! dragen aan weteiJ Veel onderzoeksM delijk ten goede bijvoorbeeld do> derzoeker een orl waaruit een toq worden die leidt tf heeft niet alleenf tingbetaler daar I voor de hand daf meer betaald ga< die er van kan j fundamenteel on| vaker betaald wol nen) de landen Op het ge ruimteonderzoek] is de Europese kaanse NASA. Wi onderzoek geldt I onderzoek dat hef stijgt de natuui neeskunde, de Kortom: veel zoek zal waarscl gen toekomst pil onderzoeksinstioj uit Europese mid En hoe moet het] Leiden? De Leid: zich nu nog metf (In de bèta- en n behoort zij tot c ten van Europa, van de Hongaars schappen.) Maa doen? Als de oni ar de I een afzonderlijk twee j< maar bij door h er enig Europa gefinanc nieu\ ten, zullen de o 'ste ja meer afstralen o| ferpt: r Leidse universiti jaar v mee te tellen, w( den al; excelleren met g et Hon moet een univi ma' is van formaat, verl ge lop< instituten, aantri college aan studenten. H taat uii er in slaagt om klein laten geven, hoe aarbij i< hoe meer studen t word Alleen al daai zijn all het onderwijs de td in h langrijker worde altijd een universiteit vorm x

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 46